Vanuit Kamp Westerbork in Drenthe werden tijdens de Tweede Wereldoorlog ruim 100.000 in Nederland wonende Joden en 245 Roma per trein gedeporteerd naar concentratie- en vernietigingskampen in Duitsland, Polen en Tsjechië. Tegenwoordig is vlakbij het voormalige kampterrein een herinneringscentrum te vinden. De geschiedenis van Kamp Westerbork in vogelvlucht.
Veel mensen denken dat Kamp Westerbork na de Duitse inval werd gebouwd. Dat is echter niet waar. Het kamp werd al voor de Duitse bezetting gebouwd, in opdracht van de Nederlandse regering. Zeker na de Kristallnacht van 9 november 1938 was een grote stroom vluchtelingen op gang gekomen. In Nederland zat men niet te wachten op die vluchtelingen. Vaak stuurden grensposten hen terug naar het land van herkomst. En in 1938 werden zeshonderd extra grenswachten aangesteld om illegale Joodse vluchtelingen bij de grens tegen te houden.
Zorg aan de vluchtelingen die het land eenmaal binnen waren gekomen, verleende de regering nauwelijks. De steun die de uitgeweken Joden kregen, kwam vooral via particuliere initiatieven. Tot het begin van de oorlog werden in totaal uiteindelijk toch zo’n 10.000 Duitse vluchtelingen toegelaten.
De regering besloot een centraal kamp te laten bouwen voor deze vluchtelingen. Het oog viel aanvankelijk op een terrein rond Elspeet op de Veluwe, maar vanwege protesten kwam dat kamp er niet. Met name het protest van koningin Wilhelmina woog zwaar. De vorstin zat niet te wachten op een kamp zo vlakbij Paleis Het Loo in Apeldoorn.
Uiteindelijk werd een stuk verder oostwaarts, bij Westerbork in Drenthe, een terrein gevonden waar het Centraal Vluchtelingenkamp wél gebouwd kon worden. Geld voor de bouw moest overigens voor een groot deel opgehoest worden door de Joodse gemeenschap in Nederland.
Het begin van Kamp Westerbork
De eerste 22 vluchtelingen arriveerden op 9 oktober 1939 in het kamp. Daar stonden toen alleen nog maar barakken. Werner Bloch, een van de eerste bewoners, beschrijft op de website van Herinneringscentrum van Kamp Westerbork wat hij zag toen hij in Drenthe aankwam:
“Des te verder we kwamen, des te eenzamer werd het. Op een gegeven moment zag je alleen nog maar heidevelden. Af en toe bosjes. En waar uiteindelijk het vluchtelingenkamp zou komen, was een enorme grote vlakte waar alleen hei en zand zich bevonden en wat erg troosteloos was.”
De eerste bewoners moesten hard werken om het terrein rond de barakken enigszins leefbaar te maken. Het liep niet gelijk storm. Eind januari 1940 werd het kamp bewoond door nog maar 167 Joden. Pas vanaf februari van dat jaar kwam de stroom vluchtelingen goed op gang. April 1940 telde Westerbork al 749 vluchtelingen. Veel van deze Joden waren naar het kamp gekomen omdat hen een relatief goed beeld was geschetst. Zo zou men in Kamp Westerbork goede scholing krijgen en er zouden verschillende ontspanningsmogelijkheden zijn, maar dat viel tegen. Er moest vooral hard gewerkt worden in het afgelegen kamp op de ruige heide.
Tweede Wereldoorlog
Kort na de Duitse inval probeerden veel Joden het land te ontvluchten. Hiervoor was eerder al een evacuatieplan opgesteld. Het idee was om via Zeeland naar Engeland uit te wijken. De Joden die uit Westerbork vertrokken hadden echter de pech dat ze met de trein niet verder kwamen dan Zwolle, omdat de IJsselbrug was opgeblazen.
Na de capitulatie besloten de Nederlandse autoriteiten alle Joodse vluchtelingen in Westerbork onder te brengen. In het kamp heerste nu een heel ander regime. In en uitlopen was voortaan niet meer zo eenvoudig en er werden vijftien marechaussees aangesteld om toezicht te houden. De nieuwe commandant, J. Schol, legde de basis voor een kamporganisatie die later door de Duitsers werd overgenomen. Volgens Herinneringscentrum van Kamp Westerbork dacht Schol, die zeker niet Duitsgezind was, dat een perfecte organisatie de beste remedie was om de Duitsers zo lang mogelijk buiten de deur te houden. De Duitse autoriteiten waren echter helemaal niet te spreken over de gang van zaken in het kamp:
“Ik heb de indruk dat de Joden hier veel te humaan behandeld worden en dat, door de houding van de kampcommandant, de Joden zich hier zeer op hun gemak voelen. (…) Het zou vóór alles noodzakelijk zijn, hier een andere kampcommandant aan te stellen.”
Schol bleef uiteindelijk tot januari 1943 in het kamp werken, maar de kampleiding was vanaf de zomer van 1942 in handen van de Sicherheitspolizei (SD). Inmiddels waren in Nederland tal van anti-Joodse maatregelen ingevoerd.
Kampcommandant Gemmeker
De bekendste commandant van Kamp Westerbork was Alfred Konrad Gemmeker (1904-1982). Voordat hij de leiding kreeg over Kamp Westerbork, zaten er kort twee andere Duitse directeuren aan het roer. Vanwege hun wreedheid en onbeheerste gedrag werden deze twee directeuren al gauw de laan uit gestuurd. Gemmeker pakte het anders aan. Hij vormde Westerbork om tot een ‘modelkamp’, met alles erop en eraan: een kampwinkel, een ziekenhuis (“de grootste in Europa met de beste chirurgen”), een joodse school voor de kleintjes, psychologen voor wie die nodig had, cabaret, sport en spel. Kampbewaarders die zich misdroegen, ontsloeg Gemmeker of hij plaatste ze over. En opgesloten Joden noemde hij niet denigrerend ‘Joden’, maar ‘kampingezetenen’.
Bijzonder was dat deze Gemmeker een echte nazi was, maar zich in Westerbork vooral voordeed als een gentleman die meestal ook heel vriendelijk met de gevangenen omging. Een ooggetuige vatte dit gedrag ooit als volgt samen:
“Gemmeker schopte de Joden niet naar Polen, maar lachte hij ze naar Polen.”
Transporten
Gemmeker mocht zich dan graag opstellen als een gentleman, hij zag het wel als zijn belangrijkste taak om wekelijks voldoende Joden op transport te stellen naar het oosten. En historici zijn het er tegenwoordig wel over eens dat de commandant wel moet hebben geweten wat de Joden daar te wachten stond. In totaal vertrokken er 93 treinen vanuit kamp Westerbork richting de kampen in Oost-Europa, waar in de meeste gevallen de vernietiging wachtte. Het eerste transport naar Auschwitz vond plaats op 15 en 16 juli 1942. Meestal vertrokken er twee transporten per week, op maandag (later dinsdag) en vrijdag.
Hoeveel Joden er iedere week getransporteerd moesten worden, werd verordonneerd vanuit Berlijn. De SS’ers in Westerbork gaven de kamporganisatie, die was opgezet door Duitse Joden, de aantallen en data vervolgens door. De daadwerkelijke voorbereiding en uitvoering van het transport werd voor het grootste gedeelte geregeld door deze kampleiding. Herinneringscentrum Kamp Westerbork over de transporten:
“De kampbewoners leefden van ‘dinsdag tot dinsdag’, van transport tot transport. Dat duurde tot 13 september 1944. Toen vertrok de laatste trein met 279 personen naar Bergen-Belsen. Daaronder waren 77 kinderen die op hun onderduikadressen gepakt waren. Bijna 107.000 Joden waren, grotendeels via Westerbork naar het Oosten weggevoerd. Daarnaast 245 Sinti en Roma en enkele tientallen verzetsstrijders. De meeste treinen reden naar Auschwitz. Andere transporten gingen naar Sobibor, Theresienstadt en Bergen-Belsen. Een veel kleiner aantal ging naar de kampen Buchenwald en Ravensbrück. In totaal keerden slechts 5.000 mensen terug.”
Westerborkfilm
Een belangrijk document in de historiografie van de Holocaust is de zogenaamde Westerborkfilm. In het voorjaar van 1944 legde de Joodse gevangene Rudolf Breslauer het dagelijks leven in het kamp Westerbork vast op film, in opdracht van kampcommandant Gemmeker. Zo werden op 19 mei 1944 unieke filmopnamen gemaakt van een transport uit Westerbork. 700 personen werden naar Auschwitz gedeporteerd en 238 naar Bergen-Belsen.
Het fragment uit de Westerborkfilm waarin het Sinti-meisje Settela Steinbach de toeschouwer aankijkt vanuit een goederenwagon is een iconisch beeld geworden voor de transporten naar nazivernietigingskampen. De film is hier in zijn geheel te bekijken.
Bevrijding
Op 12 april 1945 werd Kamp Westerbork bevrijd door Canadese militairen. De algehele bevrijding van Nederland, op 5 mei van dat jaar, werd door veel kampbewoners gevierd in de villa van de kampcommandant. Deze woning bestaat nog steeds. Het is een van de weinige bewaard gebleven bouwwerken van Westerbork.
Na de bevrijding moesten de overgebleven 876 gevangenen nog enige tijd in het kamp blijven, onder meer omdat de kans op de verspreiding van besmettelijke ziekten groot was. De wachttorens werden vanaf nu echter bemand door leden van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten,
Na de oorlog gebruikte de Nederlandse regering het kamp enkele jaren om vervolgde NSB’ers en andere collaborateurs te huisvesten. Dit levert een vreemde situatie op. Als de eerste NSB´ers naar het kamp gebracht worden zitten daar namelijk nog enkele honderden Joden vast. Een aantal van hen wordt in die eerste bevrijdingsmaanden ingezet bij de bewaking van de geïnterneerden.
Begin jaren vijftig werd Westerbork een repatriëringskamp voor Indische Nederlanders en vanaf 1951 werden er gedemobiliseerde KNIL-militairen van Zuid-Molukse afkomst opgevangen. Hierna werden vrijwel alle barakken afgebroken en verkocht.
Herinnering
Op het voormalige kampterrein, dat voor bezoekers toegankelijk is, zijn tegenwoordig verschillende monumenten te vinden, waaronder het monument van de 102.000 stenen, dat herinnert aan de 102.000 Joden en Roma die tijdens de Tweede Wereldoorlog vanuit Nederland werden gedeporteerd en niet terugkeerden. Sinds 2015 staan op het terrein ook twee gerestaureerde goederenwagons. In deze wagons zijn het hele jaar de namen en leeftijden van de gedeporteerden te horen.
Het Nationaal Monument Westerbork bevindt zich op de plek waar de spoorbaan eindigde. Dit belangrijke monument is ontworpen door oud-gevangene Ralph Prins en werd in 1970 onthuld door koningin Juliana. Het bestaat uit twee omhoogstaande, omgekrulde spoorstaven op 97 bielzen. Deze verwijzen naar de 93 transporten vanuit Westerbork en vier transporten vanaf andere locaties uit het land.
Boek: Als ik morgen niet op transport ga – Westerbork in beleving en herinnering
Boek: Commandant van Westerbork. Albert Konrad Gemmeker
De Buren van kamp Westerbork
Bronnen ▼
– Commandant van Westerbork. Albert Konrad Gemmeker – Lotte Bergen
– Westerborkfilm – Rudolf Breslauer