‘Mijn leven was een sprookje’, beaamde Marie Arconati-Visconti (1840-1923) zelf. Van Parijs volksmeisje tot rijke aristocratische weduwe, zo verliep het leven van Marie, de laatste markiezin van het kasteel van Gaasbeek bij Brussel. Ze legeerde het domein aan de Belgische staat. De erfenis van de Parisienne is nu in het bezit van de Vlaamse Gemeenschap.
Van de goot naar de luxe
Marie Arconati Visconti had een eclectische – en niet altijd even goede – smaak. Haar persoonlijke herinneringen getuigen van een merkwaardig leven. Van de goot naar de luxe. Geboren als Marie Peyrat, was haar vader Alphonse Peyrat zoon van arme dagloners uit Toulouse. Ambitieus trekt hij naar Parijs en wordt er journalist, trouw aan het republikeinse en antiklerikale gedachtengoed. Zijn leuze was: ‘Le Cléricalisme, voilà l’ennemi!’ (het klerikalisme, ziedaar de vijand). Een aversie die ook zijn dochter een heel leven zal delen. En zijn bewondering voor de Franse bloeddorstige revolutionair Maximilien Robespierre. Ze bezat zelfs een – vervalste – brief van hem… met een vlek bloed. Overigens tekent ze sommige brieven met de voornaam ‘Maximilienne’ of met ‘Clio’, de muze van de geschiedenis.
Geschiedenis zal Marie blijven boeien. Het proletenmeisje, dat het huishouden van haar vader bestiert en als zijn secretaresse fungeert, volgt de kosteloze lessen aan de Sorbonne-Universiteit en aan de École des Chartes. Vader Peyrat is intussen parlementariër geworden en klimt zelfs op tot ondervoorzitter van de Franse senaat. Politiek is een leven lang de rode draad in haar leven. Haar briefwisseling met de Joodse, geroyeerde militair Alfred Dreyfus (zie artikel Historiek over de recente en omstreden film van Polanski) is doorspekt met meningen over binnen- en buitenlandse politiek. Marie wil een intellectuele zijn en het netwerk van haar politieke vader is een leerschool.

Vulgair volksmeisje
Is het in die kringen dat ze haar toekomstige echtgenoot ontmoet? Gianmartino Arconati-Visconti is een mooie, verwende, wat feminiene telg van een roemrijk Italiaans adellijk geslacht. Zijn ouders waren Italië ontvlucht wegens hun politieke sympathie voor het Risorgimento, de strijd voor de eenmaking en de vrijheid in Italië tegen de machtige Pauselijke Staten. Het veroordeelde echtpaar riskeerde vervolging en de dood. Hoewel hun patrimonium het kasteel van Gaasbeek omvatte, vestigden ze zich in Brussel, waar in de eerste helft van de negentiende eeuw talrijke Italianen politiek asiel zochten. Gaasbeek werd zo de ontmoetingsplek van de ‘fuorusciti’, de vooruitstrevende buitenlanders en Belgen, schilders, dichters… En dan valt hun enige overlevende zoon toch wel niet voor een vulgair volksmeisje! Een mésalliance (huwelijk beneden iemands sociale status). Pas na de dood van zijn ouders zal Gianmartino, dan 34 jaar, het wagen om te huwen met de temperamentvolle, 32-jarige Marie.
Elk gaat zijn eigen weg en na twee jaar huwelijk overlijdt Gianmartino, vermoedelijk aan een venerische ziekte. Erg droef is Marie niet. Op haar vierendertigste is de kinderloze markiezin dus weduwe maar wel erfgename van een palazzo in Milaan, een stadspaleis in Firenze, een kasteeldomein in Lombardije, de magnifieke Villa Balbianelle aan het Comomeer en het kasteel van Gaasbeek met de bijhorende boerderijen en de gronden. Een patrimonium van 17 miljoen goudfranken.

Kasteel Gaasbeek
Gaasbeek zal ze de laatste jaren van haar leven enkel nog in september bezoeken. Ter meerdere eer en glorie van de geschiedenis maar ook van zichzelf, had de Française het kasteel laten renoveren door Charle-Albert voor de gigantische som van 1.200.000 franken. Het wordt een middeleeuwser kasteel dan het ooit was. Met torens en een slotgracht en vol gestouwd met een meubel van hier, een kast van daar, houten lambriseringen en wandschilderijen, Middeleeuwse harnassen, albasten reliëfs, een eigentijdse biljarttafel, open haarden… En op vele muren een stichtelijke gedachte: ‘Tout à temps’ (alles op zijn tijd), ‘Bien en advienne’ (dat het goede moge komen), ‘Une seul désir’ (een enkele wens), ‘Ne moubliez mie’ (vergeet me niet), ‘Souvenir et taire’ (herinneren en zwijgen). ‘Bonne santé’ (goede gezondheid) staat er geschilderd boven het gesluierd hoofd van haar zelfportret. Spreuken en bon mots zijn Marie’s passies.
Ik met mijn passie voor deviezen, zou er – mocht ik er plaats voor hebben in Gaasbeek – de volgende spreuk laten aanbrengen: men moet van dag tot dag leven en op niks rekenen. Niks is zeker behalve verdriet.
‘Een olifant’ noemt de Brusselse liberale burgemeester en kunstkenner Emile De Mot het kasteel:
“Het oude kasteel met een feodale allure was ongelukkig gerestaureerd door de architect Charle-Albert in een approximatieve Vlaamse renaissancestijl. Het bezat enkele bijzonder mooie wandtapijten en enkele kunstwerken naast gekopieerde meubels en een boel voorwerpen van bedenkelijke waarde.”
Voor de waardevolle kunstobjecten had haar minnaar, de kunstkenner Raoul Duseigneur, gezorgd. De Lyonese levensgenieter met een goede appetijt en een oog voor esthetiek is het tegenbeeld van Marie, een ascetische figuur met een schrille stem als van een poissarde (viswijf), vrank en vrij, recht voor de raap. Hij noemde haar minzaam ‘Bobette’; zij hem le bon gros (de goedige dikkerd). Als ‘Bobette Arconati’ wordt ze naast Raoul Duseigneur nabij Lyon begraven. Op haar graf staat een vers van de vijftiende-eeuwse Franse dichter François Villon: ‘Deux étions, n’avions qu’un coeur’ (we waren twee maar hadden maar één hart). Marie en Raoul huwen nooit, want dan zou zij haar rijkdom en haar adellijke titel verliezen. En in Parijs doen ze ook chambre séparée (aparte slaapkamers) maar hun appartementen liggen wel dichtbij elkaar.
Zonder vrouwen
In haar Parijse appartement in de ‘rue Barbet-de-Jouy’ houdt ze tweemaal per week een ‘salon’. Op dinsdag ontvangt ze kunstkenners en historici; op donderdag zijn (linkse) politici welkom. Ze bezat de grote kunde om weinig te praten, een essentiële voorwaarde voor succes voor een vrouw die in haar salon gedistingeerde geesten wil vasthouden.
“We werden geïntroduceerd in een grote ronde zaal op de verdieping, amper verlicht door smalle vensters, bovendien verduisterd door glas-in-loodramen. Daar stond een personage, anderhalve meter groot. Gekleed in een velours kostuum met korte pofbroek en een kapsel met een ‘ponysnit’ zoals de Engelse Koningskinderen. Het blonde haar contrasteerde met een gezicht dat geleek op dat van een grijsaard. Ik werd voorgesteld aan deze page ‘sur le retour’: de markiezin!”
Marie Arconati-Visconti was toen een jonge page van…72 jaar!
