Het is 10 juni 1805, tussen 8 en 9 uur ’s avonds. Draaideurcrimineel Jean le Boul weet op mysterieuze wijze te ontsnappen uit de beruchte gevangentoren te Breda. In het torentje worden de volgende ochtend de cipier en zijn vrouw gevonden, in koelen bloede vermoord.
Na een klopjacht op de daders worden Jean en zijn metgezellen gearresteerd en aan een wel héél pittig verhoor onderworpen, waarbij middeleeuwse martelmethoden niet worden geschuwd.
Jean le Boul, ook wel bekend als Servain Severyn, was bepaald geen onbekende voor de Brabantse justitie. Zijn naam duikt op bij tientallen misdrijven, van relatief kleine vergrijpen als winkeldiefstal tot ernstige zaken als mishandelingen. Hij behoorde volgens de rechters tot ‘eene bende Huijsbrekers en gaauwdieven’. Het archief van de Raad van Brabant bevat daarom een duimendik dossier over al zijn criminele praktijken.
Bloedvlekjes in de gevangenistoren
De Luxemburgse boef was rond de vijftig jaar oud en had ‘rondgesneden hair‘, wat wij tegenwoordig waarschijnlijk een ‘bloempotkapsel’ zouden noemen. Zijn dochter en twee zoons staan tevens in het beklaagdenbankje; zij zouden hun vader hebben geholpen bij zijn uitbraak uit de gevangenis van Breda. Bovendien werd er die nacht ook een dubbele moord gepleegd op de cipier Grootenboer en zijn vrouw.
De volgende dag kregen Arij Grootenboer, zoon van de cipier, en zijn vrouw Cornelia de schrik van hun leven, toen zij het torentje van de gevangenis betraden. Hun vader en moeder waren op ‘eene moordadige wijze’ van het leven beroofd. Er waren alleen twee ballen achtergelaten, eentje met een zwart lint en een ander, genaaid in een grof linnen zakje en daarop waren enkele ‘bloedvlekjes’ te bespeuren. De sleutels van de cel waren uiteraard verdwenen.
Gruwelijke martelingen?
Uiteindelijk werd Jean le Boul opgepakt en diverse keren aan de tand gevoeld over zijn ontsnapping. Bij het eerste verhoor houdt Jean zich van de domme en zegt niets te weten van de ontsnapping en al helemaal niet van de moord. Nee, hij kende de personen niet, die hem kwamen bevrijdden. Of toch wel?
Een maandje later wordt Jean opnieuw verhoord en opeens geeft hij toe dat zijn zoons hem uit het torentje hebben gehaald en dat hij zijn dochter daartoe had aangespoord. Opvallend is dat Jean bij alle vragen telkens ‘neen’ antwoordt, maar dat direct daaronder wordt toegevoegd: ‘De gedetineerde zegt nader ja’.
Zo ontkende Jean aanvankelijk pertinent ook maar iets te maken te hebben met de reeks diefstallen in Brabant van de afgelopen dertig jaar. Schoorvoetend erkent hij dit toch wel, maar voegt toe dat dit al zeer lang geleden is. Even later geeft hij toe dat hij zelfs acht tot tien dagen vóór zijn arrestatie nog via een keldergat een winkel heeft beroofd!
Vóór de uiteindelijke uitspraak kreeg de Luxemburgse crimineel nog één kans om zichzelf te verdedigen. Hij richtte zich, in het Frans, tot de rechters en vertelt dat zijn bekentenissen bestaan uit ‘dits forcées’, ofwel gedwongen woorden, waaraan hij de nodige blessures over heeft gehouden.
Ze hebben hem in Breda wel vijf weken met de handen en voeten aan elkaar geketend op de grond laten liggen! Bovendien, voegt hij terloops toe, hebben ze hem geslagen. Arme Jean.
Het koord
Uiteindelijk heeft dit laatste pleidooi Jean le Boul of Servain Severyn niet kunnen redden. De rechters waren overtuigd van zijn criminele verleden en door allerlei getuigenverslagen achtten zij de dubbele moord bewezen. Jean werd daarom veroordeeld tot de doodstraf: ‘(…) aldaar met de koorde te worden gestraft, dat er de dood na volgt…’.
~ Lisette Kuijper – BHIC
Lees ook: 100.000 Brabantse boeven op internet