Nederlandse thrillerschrijfster geïnspireerd door veelzijdige Berlijnse geschiedenis

In gesprek met auteur Marianne Vogel
12 minuten leestijd
Teufelsberg
Teufelsberg in Berlijn, een kunstmatige heuvel opgebouwd uit puin van de Tweede Wereldoorlog, diende tijdens de Koude Oorlog als Amerikaanse afluisterpost. (CC0 - Pixabay - garabater)

Speelbal van spionnen is de nieuwe literaire thriller van Marianne Vogel die zich afspeelt tegen de achtergrond van de Koude Oorlog. Het is het zesde en een-na-laatste deel in de Berlijnserie met het speurdersduo Bank en Arends. De vorige delen zijn ‘Gedeelde stad, geheelde stad’, ‘In de schaduw van Marlene Dietrich’, ‘Communistengoud en kerstengelen’, ‘Geest en beest’ en ‘Brecht gaat voor recht’.

In elke thriller verbindt Vogel historische feiten met fictie en het verleden met het heden. Centraal staat steeds de historie van Berlijn in de twintigste eeuw. Zo spelen in dit nieuwe boek de Berlijnse Luchtbrug en de spionagestrijd tussen de Russen en Amerikanen een prominente rol. Kevin Prenger stelde de auteur via e-mail enkele vragen over haar boek en haar fascinatie voor de twintigste-eeuwse geschiedenis van de Duitse hoofdstad.

Uw Berlijnserie speelt zich af in onze tijd, maar grijpt telkens terug op de historie. Hoe bent u geïnteresseerd geraakt in de geschiedenis van Duitsland in de twintigste eeuw?

Alles begon toen ik in 1978 een half jaar au-pair was in West-Berlijn. De gedeelde stad en de Muur raakten me enorm. Met en zonder kinderwagen – ik zorgde voor een schattig jongetje van één jaar – liep ik de hele enclave West-Berlijn af. Wat me zo trof was denk ik het contrast met onze eigen geschiedenis. Wij hebben in Nederland onvoorstelbaar veel geluk gehad met maar vijf jaar oorlog in de hele eeuw en volop democratie. De Duitsers daarentegen maakten twee oorlogen en twee dictaturen door, en de DDR-dictatuur ervoer ik haarfijn door bezoeken aan Oost-Berlijn en de mensen die ik daar leerde kennen. Die verscheurde geschiedenis en de vraag hoe je daar in hemelsnaam mee om kunt gaan hebben me nooit meer losgelaten.

Terug in Nederland studeerde ik Duits, ik promoveerde, ging aan de universiteit werken en verhuisde naar Duitsland. Ook al ben ik vanwege de bezuinigingen op de universiteit een kleine twintig jaar geleden overgestapt naar een ander vak – mijn eerste liefde is gebleven.

Betekent dit dat u als auteur van literaire thrillers over onderwerpen schrijft waar u vroeger colleges over gaf en onderzoek naar deed?

Dat klopt inderdaad gedeeltelijk. Grote fascinaties voor mij waren onder andere de Weimarer Republik en de langetermijngevolgen van de val van de Muur voor de Oost-Duitsers. Ik vind het geweldig mooi om zulke onderwerpen nu met mensen te delen door mijn literaire thrillers. Dat doe ik door mijn plot op een keerpunt van een stuk Duitse geschiedenis en cultuur te plaatsen, met personages die daar vanwege hun baan, vrienden of afkomst bij betrokken zijn. Zo komen die zaken als vanzelf aan bod tijdens het werk van mijn particulier onderzoekers.

Grafsteen van Marlene Dietrich,
Grafsteen van Marlene Dietrich, mét poederdoos – Foto: Marianne Vogel
Het Interbellum bijvoorbeeld staat centraal in In de schaduw van Marlene Dietrich (de gouden en zwarte wereld van cabaret, variété en de vroege sprekende film) en Brecht gaat voor recht (het politieke theater en de strijd tussen communisten en nazi’s rond 1930). De huidige gevolgen van de Duitse hereniging diep ik uit in Gedeelde stad, geheelde stad (de schrijnende privatisering van Oost-Duitse bedrijven door de Treuhandanstalt) en in Communistengoud en kerstengelen (waar zijn de verdwenen miljoenen gebleven die de communistische partij en de Stasi destijds hebben weggesluisd).

De Tweede Wereldoorlog vond ik vroeger als literatuur- en cultuurwetenschapper niet interessant – die materie was me te uitgekauwd. Pas tijdens het schrijven ben ik daar geïnteresseerd in geraakt. Mede omdat het een onderwerp is dat voor veel lezers eindeloos fascinerend blijft.

Kunt u iets meer vertellen over uw particulier onderzoekers Sofie Bank en Frits Arends, die de hoofdpersonen in uw reeks zijn? Wat zijn hun karaktereigenschappen en rolverdeling?

Communistengoud en kerstengelen
 
Sofie en Frits zijn partners in het werk en de liefde. In elk deel worden ze een paar jaar ouder, maar je kunt mijn boeken ook prima afzonderlijk lezen. Voor hun internationale recherchebureau Brill in Amsterdam handelen ze de opdrachten af die met Duitsland te maken hebben. Ik beschrijf enkel Berlijnse opdrachten van hen.

Sofie en Frits zijn gek op elkaar, maar door hun onderlinge verschillen botsen ze nogal eens. Sofie is in Berlijn geboren. Begin jaren negentig moest ze als puber naar Nederland (Groningen) verhuizen, omdat haar vader daar een baan kreeg. Ze had toen enorme heimwee naar Berlijn en is nog altijd verknocht aan haar geboortestad. Frits komt uit Rotterdam – net als ikzelf overigens. Hij stamt uit een chaotisch kunstenaarsgezin en hij is een nonchalant en zorgeloos type. Sofies vader daarentegen was een hoge West-Berlijnse ambtenaar en ze is strikt en koel opgevoed.

Sofie kan haar ei kwijt bij Frits vanwege zijn vrijheid en warmte, waar bij haar thuis geen plaats voor was. Omgekeerd heeft Frits houvast aan Sofie omdat hij te impulsief en roekeloos kan zijn en zij hem op het juiste spoor houdt.

Voor de ‘Historiek’-lezers zal ik een dieptepunt in hun relatie verraden. Dat vindt plaats in het derde deel: Communistengoud en kerstengelen. Daarin krijgt Sofie anoniem een oud dossier toegespeeld waaruit blijkt dat haar vader jarenlang informatie heeft doorgegeven aan de Stasi, de geheime dienst van de DDR. Omdat bij Sofie thuis nooit ergens over werd gepraat, lukt het haar vanwege de schaamte niet om dat aan Frits te vertellen. Als Frits er toch achter komt, is hij het vertrouwen in haar compleet kwijt.

In de volgende delen begint Sofie te vermoeden dat haar vader niet voor niets een baan in Nederland heeft genomen: wellicht was hij bang oude Stasi-kennissen tegen het lijf te lopen die iets over hem zouden onthullen. Ze kan hem dat niet meer vragen, want hij is een paar jaar later in Groningen overleden.

De zes reeds verschenen boeken uit de Berlijnserie van Marianne Vogel
De zes reeds verschenen boeken uit de Berlijnserie van Marianne Vogel

Bent u intussen gehecht geraakt aan Sofie en Frits?

Heel erg ja, vooral vanwege levensgebeurtenissen zoals de bovenstaande waar zij doorheen moeten. Ook vanwege de trubbels die ze meemaken met hun vrienden en met de personen waar ze tijdens hun opdrachten mee worden geconfronteerd. Inmiddels weet ik bij bepaalde voorvallen in mijn eigen leven precies wat Sofie of Frits ervan zou zeggen of waar ze om zouden lachen. Het gaat moeilijk worden om in het zevende en laatste deel voorgoed afscheid van ze te nemen.

In uw verhalen speelt Berlijn een prominente rol. Wat maakt deze stad voor uw boeken zo’n interessant toneel?

Het hippe en tintelende van de stad en de enorme veelzijdigheid ervan. Berlijn heeft wereldmusea, maar ook talloze nachtclubs, podia en kroegen om door te zakken. Het is er gezellig en leuk, maar ook gevaarlijk en vol ellende van daklozen en vluchtelingen. Berlijn is in mijn boeken een personage met veel facetten.

Het interessantst is dat je in Berlijn met je neus op de Europese geschiedenis zit. Je kunt daar stukjes van beleven door op een thematische wijze door de stad te wandelen. Dat is ook wat ik in feite in mijn Berlijnserie doe: min of meer één thematische laag per boek. Er is het Joodse Berlijn met de Joodse wijk en de (verdwenen) synagogen, het Berlijn van de Koude Oorlog met afluisterstation Teufelsberg, het gedeelde – en nog altijd niet geheelde – Berlijn met resterende stukken Muur en wachttorens, het Berlijn van de jaren twintig met de Kurfürstendamm en Brechts theater, en ga zo maar door.

Een niet-gerenoveerd huis in Prenzlauer Berg, een wijk in het Berlijnse district Pankow
Een niet-gerenoveerd huis in Prenzlauer Berg, een wijk in het Berlijnse district Pankow – Foto: Marianne Vogel

Al die zaken hebben nawerkingen en gevolgen in de eenentwintigste eeuw. Het gaat niet alleen om geschiedenis, maar ook om de Europese en onze Nederlandse actualiteit. Door de vervlechting van verleden en heden in mijn Berlijnthrillers hoop ik de lezers mee te geven dat deze dingen ons nog altijd aangaan.

Hoe slaat u in uw Berlijnse thrillers een brug naar de Nederlandse actualiteit?

Een fragment van de Goethe-eik, meegenomen door voormalig Buchenwald-gevangene Nico Pols
Een fragment van de Goethe-eik in concentratiekamp Buchenwald, meegenomen door voormalig gevangene Nico Pols – Foto: Marianne Vogel
In bijna al mijn boeken is er een Nederlandse opdrachtgever, die op de een of andere manier een band heeft met of verwikkeld is in Duitse zaken. Bij het Marlene Dietrich-boek bijvoorbeeld moeten Sofie Bank en Frits Arends onderzoek doen naar een oma die in het Berlijn van de jaren twintig leefde. Zij vluchtte na Hitlers aantreden naar Amsterdam, en daarmee hangt een beladen geheim van een Nederlandse familie samen dat in het heden aan het licht komt.

In Geest en beest speelt een deel van de handeling in Weimar en Gedenkplaats Buchenwald. Het kamp lag nog geen tien kilometer van de beroemdste Duitse cultuurstad vandaan en diverse personages in mijn boek vragen zich dan ook af hoe zoiets mogelijk was. In dat verband komen ook nakomelingen van Nederlandse Buchenwald-gevangenen voor.

Daarnaast sla ik bruggen door algemeen herkenbare onderwerpen te kiezen, zoals in het Dietrich-boek de vergankelijkheid van idolen en roem. Dat is gezien alle talentenshows op de tv iets dat voor veel Nederlanders dicht bij huis ligt.

U combineert in uw werk fictie met non-fictie. Hoe gaat u hiermee om? In zijn boek HhhH peinst Laurent Binet er bijvoorbeeld over of hij zijn historische hoofdpersoon wel thee kan laten drinken als hij eigenlijk alleen koffie dronk. Spelen zulke afwegingen ook een rol als u aan het schrijven bent?

Zeker. Mijn eigen streven is om de non-fictionele kant zo correct mogelijk te maken. Dat geldt niet alleen voor historische personen, maar ook voor de stad Berlijn, de Duitse media, stukjes Duitse literatuur en kunst, hoe feesten als de Walpurgisnacht en 1 mei worden gevierd, et cetera.

Niet omdat ik geloof dat je dé waarheid kunt achterhalen of dat er één (historische) waarheid bestaat, maar vanwege mijn passie voor Duitsland. Mijn wens voor deze Berlijnserie is dat Nederlanders via een spannend literatuurgenre veel kunnen ontdekken over Duitsland, onze onbekende grote buur. Dat gebeurt kennelijk ook, want de lezersreacties die ik krijg variëren van ‘ik wist niet dat de Oost-Duitsers nog altijd met trauma’s zaten’ tot ‘ik bewonderde Brecht altijd, maar wat was het een akelige vent’.

Wel ben ik dol op de kansen die de geschiedenis biedt. In Geest en beest bijvoorbeeld komt de historische SS-officier Hans Ernst Schneider voor, die in de Tweede Wereldoorlog in Den Haag werkte. De man was tevens germanist en Goethe-liefhebber. Ik laat Schneider een inktstel van Goethe ontvreemden uit de universiteitsbibliotheek Leiden, dat Sofie Bank en Frits Arends in het heden bij zijn kinderen in Berlijn moeten opsporen. Die diefstal heeft Schneider niet begaan, maar het had goed gekund gezien zijn achtergrond. Evenmin bezit de UB Leiden dit prachtige – werkelijk bestaande – inktstel, maar wel veel andere voorwerpen. In een nawoord verantwoord ik dergelijke zaken.

In uw nieuwste boek gaat het onder andere over de rol van vrouwen in de Tweede Wereldoorlog en in de spionage tijdens de Koude Oorlog. Kunt u hier iets meer over vertellen? Wordt de rol van vrouwen nog vaak onderschat?

Mijns inziens is er vooral weinig aandacht voor vrouwen als actieve, handelende personen. Denk bijvoorbeeld aan de rol van Nederlandse verzetsvrouwen in de Tweede Wereldoorlog – dat is op een paar namen na nog altijd een onderbelicht onderwerp. Wat mij in Speelbal van spionnen interesseerde, waren vrouwen als oorlogsdaders. Ook daar is niet veel over bekend, weer afgezien van wat uitzonderlijk wrede vrouwelijke bewakers in de moordkampen.

SS-Helferinnen
SS-Helferinnen,1943
Het beetje onderzoek dat er wel over bestaat vind ik buitengewoon fascinerend. Bijvoorbeeld Hitler’s furies. German women in the nazi killing fields van de Münchense historicus Wendy Lower. Lower heeft zo’n twintig jaar archiefonderzoek gedaan en honderden interviews afgenomen om boven tafel te krijgen hoezeer gewone vrouwen in Oost-Europa hebben meegedaan aan het mishandelen en vermoorden van ‘Untermenschen’ en hoe weinig gewetensbezwaren zij hadden.

Alexandra Bauer, één van de hoofdpersonen in Speelbal van spionnen, heeft daarom een oorlogsverleden gekregen, waarin ze als SS-Helferin in Oost-Europa werkte. Ook die SS-Helferinnen kent bijna niemand, maar zij waren als enige vrouwen onderdeel van de Waffen-SS. Het was een elitekorps van zo’n drieduizend goed opgeleide personen. Na de oorlog zijn ze niet of nauwelijks door de geallieerden gestraft, omdat men zich niet kon voorstellen dat vrouwen dergelijke functies hadden. Mede omdat de meeste vrouwelijke functies ‘helpster’ in de benaming hadden, zoals Flakhelferin, Nachrichtenhelferin en Wehrmachthelferin (deze laatste vaak gebagatelliseerd tot ‘Blitzmädchen’). Het paste namelijk niet in de nazi-ideologie, die vrouwen als moeder en verzorger propageerde, om ze zogeheten mannenwerk te laten doen.

Toch werkte er in de laatste oorlogsjaren meer dan een miljoen vrouwen in het leger en tegen het einde voerden velen de facto soldatentaken uit. Ruim de helft van die vrouwen had zich vrijwillig gemeld. Ook in de Volkssturm, het burgerleger, zaten vanaf februari 1945 veel vrouwen en meisjes. Er stierven in die laatste maanden niet alleen veel onervaren jongens van de Hitlerjugend, maar ook meisjes vanaf 14 jaar met een machinegeweer of Panzerfaust in de hand.

Vrouwelijke spionnen zijn eveneens een vergeten stuk geschiedenis. We kennen clichés zoals de ‘Bondgirls’ uit James Bond-films en vrouwelijke spionnen als verleiders. Maar hun werkelijke prestaties zijn veel interessanter. Ook die heb ik vormgegeven door Alexandra Bauer, die na de oorlog geheim agent was bij de West-Duitse inlichtingendienst. Ik vind het buitengewoon spannend om dergelijke clichés en vooroordelen uit hun voegen te lichten. Zulke onthullingen passen bij het thrillergenre en het krijgt daardoor in mijn ogen grote meerwaarde.

Een historisch figuur die in uw nieuwe boek voorkomt is Reinhard Gehlen. Wie was hij en welke rol speelt hij in uw verhaal?

Gehlen is ook zo’n intrigerend stuk onbekende, zwarte geschiedenis. Hij was in de Tweede Wereldoorlog chef van de afdeling Fremde Heere Ost, wat een centraal onderdeel was van de Duitse spionagedienst aan het Oostfront. Gehlen was buitengewoon sluw en eerzuchtig en hij begreep op tijd dat Duitsland ging verliezen. Toen heeft hij met een paar betrouwbare collega’s het materiaal van zijn spionagedienst – al dan niet op microfiche – naar Beieren vervoerd en daar begraven. Na de capitulatie gaf hij zich over aan de Amerikaanse geallieerden en overhandigde alles aan hen.

Als tegenprestatie werd Gehlen begin 1947 chef van de West-Duitse inlichtingendienst, die door de Amerikanen werd gefinancierd en aangestuurd. Mijn personage Alexandra Bauer wordt werkzaam in deze Organisation Gehlen. In 1956 veranderde de organisatie in de Bundesnachrichtendienst (BND), gerund door West-Duitsland. Ook daarvan was Gehlen chef tot zijn pensioen in 1968.

Glienicker Brücke
Zicht op de Glienicker Brücke, tijdens de Koude Oorlog bekend als de “Spionnenbrug”: plek waar Oost en West gevangenen en spionnen uitwisselden. De vrouw op de foto is de auteur – Foto: Archief Marianne Vogel

Het verbluffende feit is dus dat zowel de VS als de BRD een hoge nazi tot baas van de inlichtingendienst hebben gebombardeerd. Helaas met fatale gevolgen. Ten eerste stelde Gehlen veel hoge oud-nazi’s aan, omdat ze dan niet gestraft werden door de geallieerden. Daartoe behoorden oorlogsmisdadigers als Alois Brunner – rechterhand van Adolf Eichmann – en Erich Deppner. Deppner was de eerste Duitse commandant van Kamp Westerbork en in 1944 verantwoordelijk voor de executie van zo’n 450 verzetsstrijders in Kamp Vught.

Ten tweede liet de conservatieve Gehlen illegaal de SPD bespioneren, evenals honderden progressieve wetenschappers, journalisten en kritische intellectuelen. Overigens met medeweten en hulp van CDU-bondskanselier Konrad Adenauer, die graag aan de macht wilde blijven.

Deze schandalen kwamen grotendeels pas in het openbaar doordat er na het jaar 2000 geheime CIA-documenten zijn vrijgegeven en er in 2017 in Duitsland een geheim archief van Gehlen is opgedoken. Toch is dit bij het publiek nauwelijks bekend – voer voor thrillerschrijvers dus.

Door welke boeken laat u zich inspireren bij het schrijven van uw eigen werk?

Voordat ik een boek ga schrijven lees ik voornamelijk vakliteratuur. Van research doen geniet ik als ex-wetenschapper enorm. Als ik mijn plot, verhaal en personages rond heb, focus ik op de details. Bronnenonderzoek, biografieën, interviews, documentaires – alles wat nodig is en de vonk verder aanwakkert. Ook verwerk ik stukjes ware geschiedenis die ik van Berlijners heb gehoord.

Goed gedocumenteerde romans over een persoon of periode sla ik in dat stadium evenmin af. Als voorbeeldje mijn twee spionageboeken: Communistengoud over de Oost-Duitse geheime dienst en Speelbal van spionnen over de West-Duitse geheime dienst. Daarbij heb ik me mede laten inspireren door thrillers van Joseph Kanon (over het Berlijn van de Koude Oorlog), Verloren in Berlijn van Marjolein Uitzinger (over de Stasi en gedwongen adoptie in de DDR) en Ein Präsident verschwindet van Ralf Langroth (over de concurrentiestrijd tussen de Duitse binnenlandse en buitenlandse geheime dienst).

Daarnaast houd ik van alternatieve geschiedenis. Een onbekende topper vind ik Len Deigthons SS-GB, waarin Duitsland Groot-Brittannië heeft veroverd, Churchill is geëxecuteerd en een verzetsgroep in 1941 de gevangengezette koning wil bevrijden. Net zo goed is Fatherland van Robert Harris, waarin Hitler de oorlog heeft gewonnen en er kort voor zijn vijfenzeventigste verjaardag een schokkende moord in Berlijn plaatsvindt.

Speelbal van spionnen
 
Sommige fictie lees ik puur om schrijfenergie op te doen, zoals Zwischen Welten van Julie Zeh en Simon Urban. Daar gaat zo’n schwung van uit. Of Allerzielen van Cees Nooteboom over een koud en afgetrapt Berlijn. Of Empusion van Olga Tokarczuk, dat intertekstueel zo fantastisch inspeelt op de Zauberberg van Thomas Mann. Zelf gebruik ik ook graag intertekstuele verwijzingen en literaire motieven en symbolen. In Speelbal van spionnen is dat het oog als symbool van enerzijds observatie en spionage, anderzijds inzicht en doorzicht. Er is prachtige streetart in Berlijn die daarbij past, zoals Open your third eye van de Amerikaanse kunstenaar Elle.

Ook J.K. Rowlings Harry Potter-serie is een inspiratiebron voor me, ditmaal wat betreft de bewonderenswaardig doorgaande lijn ervan. Ik weet eveneens waar ik in het zevende deel uit wil komen, maar ik vermoed dat Sofie en Frits me zoals elke keer pootje zullen lichten door eigenzinnige daden die ik niet had gepland en die voortkomen uit het leven dat ik ze heb ingeblazen.

Kevin Prenger (1980) is verbonden aan TracesOfWar.nl. Zijn aandacht gaat uit naar de geschiedenis van de Holocaust en nazi-Duitsland. In 2015 verscheen zijn boek Oorlogszone Zoo, over de Berlijnse dierentuin tijdens de naziperiode. Verschillende boeken over de Tweede Wereldoorlog volgden: De boodschapper uit de hel, Een rechter in Auschwitz, Het masker van de massamoordenaar, Kerstmis onder vuur, Kolberg, Meer dan alleen Auschwitz, In de schaduw van Schindler en Van kinderwieg tot soldatengraf, over onderwijs en indoctrinatie van de jeugd in Hitlers Duitsland. Zie ook website of X-account.

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
2000
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 55.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×