Over de uitdrukking ‘op de fles gaan’, dat betekent dat je failliet gaat, doen meerdere verklaringen de ronde. Waar komt dit gezegde volgens taalwetenschappers vandaan?
Relatie ‘op de fles gaan’ met fiasco (fles)
Hieruit zou ‘op de fles gaan’ kunnen zijn ontstaan: wie namelijk op de fles gaat, is mislukt. Zijn bedrijf is immers failliet gegaan en hij/zij is nu bankroet.
Bijna dood gaan
De taalkundige F.A. Stoett kwam in de jaren 1920 met een heel andere verklaring. Volgens hem had op de fles gaan betrekking op iemand die ernstig ziek was en alleen nog maar via een fles voeding en drinken tot zich kon nemen. Die persoon was feitelijk al opgegeven en nagenoeg dood.
Stoett schrijft dat ‘op de fles gaan’…
“…gezegd werd van een opgegeven zieke, die nog alleen uit een flesch kan eten en drinken, die dus reddeloos verloren is. Dit kan op iemands zaken zijn toegepast en zoo onze betekenis hebben aangenomen.”
Leeg biervat? Flessentrekkerij!
Ten slotte zijn er etymologen die een relatie leggen met een leeg biervat. Het bier in een nagenoeg lege bierton smaakt niet lekker. In Vlaanderen had men vroeger de gewoonte om dit laatste restjes bier alsnog in de fles te doen, wat men ‘op de flessen trekken’ noemde. Dit bier was echter minder lekker, waardoor er van ‘flessentrekkerij’ gesproken werd.
Feitelijk was het laatst getrokken Vlaamse bier dus een mislukking en een zekere vorm van bedrog. Mensen die op de fles gaan, zijn dus mislukt, bedrogen, gefopt. Later zou ‘op de fles gaan’ daardoor zijn gaan betekenen dat iemands bedrijf een mislukking was (geworden).
Boek: Verloren bieren van Nederland – Roel Mulder
Lees ook: Historische uitdrukkingen, gezegden en woorden
Of lees: Historische scheldwoorden
-https://onzetaal.nl/taaladvies/op-de-fles-gaan
-http://etymologiebank.nl/trefwoord/fles