Heel vroeg, al rond 1100 v.Chr., zijn Phoenicische en Griekse zeevaarders actief in het land dat nu Portugal heet. Na een langdurige bezetting door de Romeinen ontwikkelt Portugal zich gaandeweg als een zelfstandig rijk naast de Spaanse koninkrijken van het Iberisch Schiereiland in hun gezamenlijke strijd tegen de Moren. Als het land zich ontworsteld heeft aan de Spaanse overheersing, erkent de paus Portugal als zelfstandige monarchie die zijn wortels heeft in het graafschap Portucalense, gelegen ten zuiden van de rivier de Miño. Langzaam maar zeker groeit de Portugese vloot en wordt de basis gelegd voor de latere expansie tot een wereldrijk.
Prehistorie en de Romeinse overheersing
De oudste geschiedenis van Portugal maakt deel uit van die van het Iberisch Schiereiland als geheel. Resten van Homo Antecessor – geschat op meer dan een miljoen jaar oud – zijn gevonden in de groeves van Altamira en vormen de eerste aanwijzingen van menselijk leven in het huidige Spanje. Later verschijnen de neanderthalers ten tonele die na de komst van Homo Sapiens nog lang met de moderne mens samenleven om iets meer dan twintigduizend jaar geleden uit te sterven.
Vanaf 10.000 v.Chr., als Europa na afloop van de laatste ijstijd warmer wordt, bevolken de zogeheten Iberiërs het centrale deel van het schiereiland dat aan dit volk zijn naam ontleent. Er ontwikkelt zich tussen 4.000 en 1.000 v.Chr. een megalithische cultuur waarvan in het huidige Portugal nabij Évora een typisch voorbeeld te zien is: de Cromeleque dos Almendres. In die tijd ontstaan er contacten overzee met bewoners van de Britse eilanden en arriveren vanuit het oosten de Foeniciërs aan de kusten van het Iberisch Schiereiland waar zij handels-posten inrichten en rond 1100 v.Chr. Cádiz en iets later Lissabon stichten. Metalen zoals goud, zilver, ijzer en tin, metalen die volop aanwezig zijn in de Iberische bodem, worden geruild tegen wapens, keramiek en instrumenten uit het gebied wat nu Libanon is.
Rond 800 v.Chr. bereiken Griekse zeevaarders Iberië waar zij zich, net als de Phoeniciërs, bezig houden met de handel zonder veroveringstochten te ondernemen. Vanuit het noorden dringen de Kelten door tot diep in het schiereiland. Zij vermengen met zich de de Iberiërs tot de Keltiberiërs. Met name het noorden van het huidige Portugal en Galicië wordt cultureel sterk door de Kelten beïnvloedt waar zij hun muzikale traditie introduceren gebaseerd op de doedelzak.
Alles verandert als de Carthagers na hun verlies in de Eerste Punische Oorlog hun heil zoeken in Iberië en veldtochten tegen de Romeinen ondernemen onder aanvoering van Hannibal, die er niet voor terugschrikt om Iberische steden als Sagunto aan de Levantijnse kust te veroveren om over de Alpen door te kunnen stoten tot in Italië. De strijd tussen Carthagers en Romeinen wordt uiteindelijk op Iberische bodem beslecht in het voordeel van de Romeinen die vanaf 200 v.Chr. beginnen aan een langzame verovering van het gehele schiereiland dat zij uiteindelijk opdelen in vijf provincies waarvan Lusitania en Gallaecia – respectievelijk ten zuiden en noorden van de rivier de Douro – ruwweg het gebied beslaan van het huidige Portugal en de Spaanse autonome regio Galicië. Vooral in Lusitania stuiten de Romeinen op heftig verzet van de regionale leider Viriato – door zijn vijanden wel gekarakteriseerd als de koning van zuidelijk Hispania – die echter rond 138 v.Chr. het onderspit delft.
In het jaar 60 v.Chr. trekt Julius Caesar met een enorm leger het westen van Iberië binnen om definitief een einde te maken aan het verzet. De Romeinen blijven nog vier eeuwen in Iberië dat door hen grondig gelatiniseerd wordt. Zij leggen een wegennet aan dat alle belangrijke steden in Iberië met elkaar verbindt en de basis vormt van de huidige wegenstructuur. Eén van die wegen is de verbinding tussen Lissabon en het noorden, die niet alleen militaire doeleinden dient, maar ook een belangrijke handelsroute is voor de Lusitaniërs. De grote rivieren worden overbrugd en water wordt aangevoerd uit de bergen, via elegante aquaducten. Nabij de stad Coimbra getuigen de resten van de best bewaard gebleven Romeinse nederzetting van Conímbriga van de welvaart in het proto-Portugal.
In het zuiden van Lusitania floreert de handelsstad Mértola aan de noordoever van de rivier de Guadiana dat vanwege zijn status over een eigen rechtssysteem en munt beschikt. Op het platteland ontwikkelen zich grote landgoederen, bekend als de latifunda terwijl er tal van (open) mijnen geëxploiteerd worden om te kunnen voldoen aan de vraag vanuit het Romeinse rijk naar goud, koper, tin en ijzer. Arbeiders zijn slaven, een systeem dat pas in de achttiende eeuw verlaten wordt. Aan de monding van de rivier de Sado bij het huidige Setubal ontwikkelt zich een visindustrie. De Portugese tonijn wordt door Romeinen als een lekkernij beschouwd.
Moren en de geboorte van Portugal
In 411 dringt een Germaanse stam – de Sueven – vanuit het noorden het Iberisch Schiereiland binnen en vestigt een zelfstandig rijk in Galicië en het noordelijk deel van Lusitania. Ook andere stammen strijken neer in Iberië, zoals de Vandalen en Alanen die het de Romeinen lastig maken. Als in de loop van de vijfde eeuw het Romeinse rijk uiteenvalt zijn het de Visigoten die orde op zaken stellen in het schiereiland dat deel gaat uitmaken van hun rijk dat zich zuidwaarts uitstrekt vanaf de Loire en Rhône tot aan het zuiden van Iberië. Alleen het noordwesten blijft in handen van de Sueven. Zij ontwikkelen zich – mede vanwege het vochtige klimaat – tot een agrarische samenleving waarvan het zwaartepunt gelegen is in de vallei van de rivier de Miño.
In de zesde eeuw wordt ook het Suevische rijk geïncorporeerd in dat van de Visigoten, waarna aan het begin van de achtste eeuw het Iberisch Schiereiland wordt veroverd door de Moren die zich overigens weinig moeite getroosten om in het noordwesten islamitische nederzettingen te stichten. Vanaf 721 – na de slag bij Covadonga waar de Moren een nederlaag lijden tegen de Asturiaanse leider Don Pelayo – breidt het koninkrijk Asturië zich uit naar het westen.
De Reconquista* van het Iberisch Schiereiland begint. Vrijwel geheel Galicië wordt veroverd en ook het gebied tussen de Miño en de Douro valt in handen van de Asturianen die daar vanwege gebrek aan mensen en middelen geen greep op krijgen. Het gebied raakt ontvolkt en wordt een niemandsland: de Woestijn van de Douro. Een woestijn die de christelijke volken in het noorden beschermen tegen aanvallen van de Moren vanuit hun bestuurlijke centra Coimbra en Lissabon. Het zijn de mozaraben (christenen die leven onder de Moorse bezetting) uit het zuiden die in de negende eeuw noordwaarts trekken en deze woestenij herbevolken.
Deze herbevolking wordt tijdens het regime van de Asturiaanse koning Alfons III gestimuleerd door Vímara Peres die in 868 Porto verovert op de Moren. Al eerder staat dit gebied bekend als Territorium Portugalense, genoemd naar het havenplaatsje Portucale waar later Porto is verrezen. De naam Portucale komt voor op munten die door de Visigotische koningen zijn geslagen. In tegenstelling tot Galicië, dat met als belangrijk centrum en bedevaartsplaats Santiago de Compostela nauw verbonden is met Asturië, vormt het graafschap Portucalense, gelegen ten zuiden van de Miño en aan de noordoostkant afgeschermd door de bergen van Tras-os-Montes, een aparte eenheid. Een graafschap waar Vimara Peres geïnstalleerd wordt als dux (leider) en dat als bufferstaat fungeert tussen het Asturiaanse rijk en dat van de Moren. Aan dit graafschap ontleent Portugal zijn naam die voor het eerst opduikt in een document uit 883. Net als andere delen van het schiereiland wordt Portucalense diverse keren aangevallen door Vikingen en heeft het te lijden van de strafexpedities (aceifas) van de Moorse keerser Almanzor.
Na de dood van de Asturiaanse vorst Alfons III valt Asturië uiteen waaruit in 914 het koninkrijk León oprijst. Aan de oostkant ervan onstaat het graafschap Castilië en nog verder naar het oosten komt het koninkrijk Pamplona tot ontwikkeling waar vanaf 1004 Sancho de Grote vrijwel alle macht in het noorden naar zich toetrekt. Dat gaat ten kost van de machtspositie van León wat op zijn beurt repercussies heeft voor Galicië en Portucalense waar rijke edelen hun belangrijke functies moeten inleveren ten gunste van lokale meirinhos (koninklijke rentmeesters). In 1064 verovert de Leonese koning Ferdinand I de stad Coimbra op de Moren waardoor een nieuw bestuurlijk gebied ten zuiden van Portucalense ontstaat onder vazalschap van León. Als Ferdinand I een jaar later overlijdt wordt zijn rijk verdeeld waarbij zijn jongste zoon García II het koninkrijk Galicië erft dat ook Portucalense omvat. De elite van het graafschap komt in verzet tegen de nieuwe koning wat de woede wekt van de aartsbisschop van Santiago die daarmee vreest zijn macht over het in 1070 tot stand gekomen bisdom van Portucalense te zullen verliezen.
Een opstand onder aanvoering van graaf Nuno Mendes, afstammeling van Vimara Peres, wordt in 1071 neergeslagen door García II die op zijn beurt in 1073 het onderspit delft tegen zijn broer Alfons VI. Laatstgenoemde incorporeert Galicië in zijn Leonees-Castiliaanse koninkrijk. Galicië mag zich steeds verheugen in de nodige belangstelling vanuit León vanwege de goede toegankelijkheid, maar dat geldt niet voor de gebieden die achter Tras-os-Montes liggen die daarmee een geïsoleerde positie innemen. Daar voelt men zich achtergesteld. In 1096 besluit Alfons VI tot herordening van deze perifere gebiedsdelen en benoemt Hendrik van Bourgondië, gehuwd met Teresa, een bastaarddochter van Alfons, tot erfelijk graaf van Portugal en Coimbra. Hendrik kiest voor het noordelijk gelegen Guimarais als regeringszetel.
Na Hendriks overlijden in 1112 voert Teresa samen met haar minnaar Ferdinand Peres het bewind over het graafschap tot ergernis van de lokale elite die haar hoop heeft gevestigd op Hendriks dan nog minderjarige zoon Alfonso Henriques. In 1128 onttroont de jonge twintiger zijn moeder en neemt hij de macht over als caudillo (leider) van Portugal. Hij weet bewondering te wekken van de lokale edelen vanwege zijn verzet tegen inmenging in zijn zaken door Galicië, León of Castilië. Na een aanbod te hebben afgewezen van de Castilliaanse koning Alfons VII om diens dochter te huwen, verplaatst de Portugees zijn regeringszetel naar Coimbra en eigent zich de titel Prins van Portugal toe. Hij toont zich een vaardig militair door in 1139 het Moorse district Santarem onder zijn controle te brengen als vazalstaat en promoveert zichzelf vervolgens tot Koning van Portugal waarbij hij zich beroept op zijn autoriteit en zijn afstamming van de Spaanse ‘keizer’ Alfons VI. De religieuze onafhanklijheid van zijn territorium wordt bevestigd door de instelling van Braga als autonoom aartsbisdom. Alfons erkent het gezag van de Heilige Stoel die hem pas officieel de koningstitel verleent in 1179.
De Bourgondische dynastie
Het ontstaan van het koninkrijk Portugal valt samen met een periode van grote spanning tussen de Spaanse rijken Castilië en León. Ook vallen orthodoxe Moorse volkeren (de almoraviden in 1086 en almohaden in 1170) aan vanuit het zuiden zodat er voor de christelijke rijken in Noord-Spanje weinig gelegenheid is om Portugal weer in te lijven. Dat geeft ruimte aan aan Alfons I van Portugal om zijn rijk zuidwaarts aanzienlijk uit te breiden, ondanks het feit dat het dunbevolkt is en arm. Om het Moorse Lissabon te veroveren roept hij de hulp in van kruisvaarders van diverse origine zoals Britten, Fransen en Vlamingen die hem ook terzijde staan bij de strijd om de regio Alentejo in het zuidoosten.
Net als León en Castilië ontwikkelt Portugal zich tot een land waarin districten beheerst worden door de adel of de kerk, met dit verschil dat de lokale Portugese heersers van meet af aan de soevereiniteit van de koning respecteren. Na een lange regeringsperiode van zevenenvijftig jaar overlijdt Alfons in 1185 en wordt opgevolgd door zijn zoon Sancho I die net als vader ten strijde trekt tegen de islamieten, maar ook aandacht schenkt aan de institutionele ontwikkeling van Portugal zoals het stichten van dorpen en het stimuleren van alfabetisering. Op zijn beurt wordt Sancho I in 1211 opgevolgd door Alfons II die veel minder dan zijn voorgangers geïnteresseerd is in krijgszaken en energie steekt in het systematiseren van de wetgeving. Het gaat lang goed met het Portugese koninkrijk, maar daar komt een einde aan onder het koningschap van Sancho II dat begint in 1223. De edelen roeren zich en er ontstaan tal van interne conflicten, wat uiteindelijk leidt tot de onttroning van Sancho II door zijn jongere broer Alfons III in 1246.
Ondanks deze interne strubbelingen breidt Portugal zijn territorium in de periode 1225 tot 1250 als de Alentejo en ook de Algarve onder Portugees beheer komen te staan. Onder Alfons III bereikt Portugal de omvang die het nu ongeveer heeft. Deze koning toont zich een bekwaam bestuurder die aandacht heeft voor het volk en in 1254 de eerste Cortes bijeenroept. Dat is geen gekozen parlement, maar een volksvertegenwoordiging samengesteld uit edelen en leden van de clerus die hun zegje kunnen doen.
De laatste koning van de dertiende eeuw is Dionysius die zich de bijnaam de Boer verwerft vanwege zijn inspanningen om de landbouw te bevorderen. Ook beijvert hij zich om de Alentejo te bevolken. Bijzonder is zijn aanpak van groot-grondbezitters die delen van hun land ongebruikt laten. Dionysius verdeelt een aantal van dergelijk bezittingen onder kleine boeren en legt hun rechten vast waardoor de productie van voedsel toeneemt. Dionysius heeft belangstelling voor poëzie – vandaar zijn andere bijnaam de Poëet – en sticht in 1290 de Universiteit van Lissabon (later verplaatst naar Coimbra). Gedurende zijn regeringsperiode wordt het Latijn als officiële landstaal vervangen door het lokale idioom. Dionysius overlijdt in 1325 en Alfons IV bestijgt de troon.
De opkomst van het huis van Aviz
Hoewel Alfons IV het tijdens zijn regeringsperiode meerdere keren aan de stok krijgt met zijn Spaanse buren, belet dat hem niet om zich in 1340 bij de Castilianen aan te sluiten in de beslissende slag tegen de Meriniden bij de Salado, een rivier iets ten noorden van Tarifa. De Berbers lijden een gevoelige nederlaag en dat betekent het einde van de invasies vanuit Marokko in het Iberisch Schiereiland. Om te voorkomen dat met een eventuele verbintenis tussen zijn zoon Peter en diens Castiliaanse minnares Inés de Castro Portugal betrokken zou raken bij de interne conflicten van Castilië, laat Alfons IV de geliefde van Peter in 1355 executeren, wat Peter ertoe beweegt tegen zijn vader in opstand te komen. Een korte burgeroorlog eindigt met hulp van de aartsbisschop van Braga.
Na het overlijden van Alfons in 1357 beweert zijn opvolger Peter I ooit in het huwelijk te zijn getreden met Inés en laat een dubbel grafmonument maken in het klooster van Santa María de Alcobaça. In twee tombes liggen Peter en zijn geliefde tegenover elkaar om op de dag des oordeels elkaar in de ogen te kunnen kijken. Peter I verwerft de bijnaam O Justiciero (De Rechtvaardige) door in de bestraffing van misdaden leden van de hogere sociale klassen niet te ontzien en iedereen gelijk te behandelen. Die houding onderstreept hij door zelfs te zingen en dansen met zijn ondergeschikten, in veler ogen onbehoorlijke gedrag. Maar deze frivoliteiten beletten Peter I niet om gedurende zijn regeringsperiode van tien jaar Portugal buiten oorlogen te houden. Hij is wellicht de meest geliefde Portugese vorst tijdens de Middeleeuwen.
Peters zoon Ferdinand regeert van 1357 tot 1383 en is de laatste koning uit het huis van Bourgondië. In tegenstelling tot zijn vader maakt hij zich niet geliefd. Weliswaar neemt hij een aantal positieve maatregelen zoals de Sesmarias in 1375, waarmee het ooit op de Moren veroverde land verdeeld wordt, hij treft regelingen die de scheepvaart en handel bevorderen en probeert hij de macht van de aristocratie en landheren in te tomen, maar zijn buitenlands beleid is rampzalig. Keer op keer worden zijn legers ingezet tegen Castilië dat leidt tot even zoveel nederlagen waardoor de koning gedwongen wordt zeer nadelige vredesverdragen te sluiten en bovendien verliest hij een groot deel van de Portugese vloot.
Al met al heeft dat desastreuze gevolgen voor de economie van het land, de bevolking leeft in armoede. Zijn vrouw, Eleonora Teles, is niet populair, maar wordt regent na het overlijden van Ferdinand vanwege het ontbreken van een mannelijke nakomeling. De enige dochter Beatrix is gehuwd met de Castiliaanse koning Johan I die door deze echtverbintenis aanspraak kan maken op de Portugese troon. Hij heeft echter een concurrent in de persoon van Johan van Portugal, een bastaardzoon van Peter I en grootmeester van de Militaire Orde van Aviz, ooit gesticht in 1144 om de Moren te verdrijven. Johan van Aviz verdrijft Eleonora, waarop Johan I van Castilië de strijd aanbindt en er niet alleen een internationale, maar ook een burgeroorlog losbarst. In 1385 erkent de Cortes van Portugal Johan van Aviz als koning waarna in de zomer van dat jaar in de slag bij Aljubarotta in de noorden van Portugal de Castiliaanse pretendent definitief verslagen wordt.
Sociale aspecten van middeleeuws Portugal
Van de twaalfde tot aan de veertiende eeuw groeit de bevolking van Portugal van een half tot meer dan een miljoen inwoners. Onder hen zijn geen minderheden van enige omvang. Alleen in de Alentejo en Algarve bevinden zich aan het eind van de Reconquista nog wat groepjes Moren die gehecht zijn aan hun land en ook is er een kleine joodse gemeenschap. Etnisch gezien en ook linguïstisch is Portugal al in de dertiende eeuw een homogene samenleving en in feite de eerste natiestaat van Europa.
Zoals ook elders in de wereld heersen de edelen er bij gratie van de monarch die hen rechten verleent over hun landgoederen: de zogeheten honras. Meest invloedrijk is een klein aantal leden van de hoge adel die soms bloedbanden hebben met de koning. Hun landerijen zijn gering van omvang vergeleken met de enorme landgoederen in het naburige Castilië en hun inkomen bestaat vooral uit toelages – de quantias – die zij ontvangen uit de de koninklijke schatkist. Van lagere status zijn de cavaleiros villãs, ruiters uit de midden of lagere klassen die militaire diensten verlenen en de militaire elite bijstaan tijdens de Reconquista. Portugal is in die tijd vooral gericht op de landbouw. Veeteelt is van minder belang in vergelijking met Spanje waar met name de wol van schapen een goede inkomensbron vormt voor de boeren. Het bergachtige noordoosten van Portugal is dunbevolkt en zeer arm, wat de vorming van sociaal-economische communes bevordert die een zekere mate van autonomie bezitten.
Machtiger dan deze boerengemeenschappen zijn de grotere plaatsen als Porto en Coimbra gelegen aan de kust of aan de overs van de grote rivieren. Meer naar het zuiden, in de Alentejo, is veel grond in handen van de kerk en de Portugese militaire ordes en zijn autonome gemeenschappen veel schaarser dan in het noorden. Van groot belang is het hierboven reeds genoemde decreet van de Sesmarias waarmee de overheid probeert de agrarische productie op te vijzelen en de arbeidskosten te reguleren, een belangrijke basis voor de economische ontwikkeling. Het onderwijsniveau in Portugal is laag en zelfs de clerus wordt slecht onderwezen. De universiteit van Coimbra stelt niet zoveel voor en telt gedurende de middeleeuwen nooit meer dan vijfentwintig hoogleraren. Belangrijke intellectuelen volgen hun opleiding in het buitenland.
In 1064 verovert een internationaal leger bestaande uit Spanjaarden, Fransen en Italianen onder aanvoering van de Aragonese koning Sancho Ramirez de in het noordoosten van Spanje gelegen stad Barbastro op de Moren. Het is een echte kruistocht, gesteund door paus Alexander II die in 1100 een bul uitvaardigt waarmee hij de christelijke monarchieën oproept tot actie over te gaan en de Moren uit te drijven. Portugal, dat onder vazalschap staat van de paus, geeft gehoor aan deze oproep en onder het vaandel van de Heilige Oorlog worden tal van militaire acties ondernomen en net als de Castilianen ontlenen de Portugezen hun identiteit aan deze strijd tegen de islam. Ketterij komt in de Middeleeuwen eigenlijk niet voor in Portugal en geloofsconflicten zijn afwezig, maar wel zijn er voortdurend botsingen tussen de clerus en de kroon over de kerkelijke eigendommen en bevoegdheden.
De monarchie heeft nauwelijks of geen vat op de benoeming van bisschoppen, de kerk eigent zich grote hoeveelheden land toe en haar inkomsten zijn groter dan die van de kroon, die weinig speelruimte heeft gezien haar relatie tot de Heilige Stoel. Ook zelfstandige gemeentes ergeren zich aan de rijkdom van de kerk en zelfs de lokale adel probeert de macht van de clerus in te dammen. Het is Alfons II die in 1218 onderzoek laat doen (de inquiriçoes) naar mogelijke illegitieme verrijking van de kerk, onderzoek dat de relatie met de kerk op scherp zet, maar er wel toe leidt dat een aantal kerkelijke eigendommen in handen raken van de kroon. Generaties lang duurt deze strijd voort totdat Dyonisius uiteindelijk een concordaat sluit met de kerk in 1290.
Al voor 1100 zijn Portugese kooplieden actief in Franse en Vlaamse havens en gaandeweg groeit de handelsvloot. In 1336 waagt een Portugese vloot zich de Atlantische Oceaan op. De Canarische eilanden worden bereikt waarop de Portugezen een claim leggen. Een claim die zij na ruim een halve eeuw moeten opgeven ten gunste van Castilië. Gedurende de veertiende eeuw groeit de vloot gesteund door de kroon die de scheepsbouw subsidieert en een verplichte maritieme verzekering invoert. Het is de regeerders duidelijk dat de speciale ligging van het land aan de Atlantische kust beloftes inhoudt voor de toekomst. Weliswaar kan een haven als die van Lissabon zich dan nog niet meten met die van Venetië, Barcelona of Brugge, maar er ligt een basis voor de latere wereldwijde expansie.
* – De term Reconquista oftewel Herovering is misleidend. Feitelijk is sprake geweest van een langdurige Conquista / Verovering van het Iberisch schiereiland.
De Romeinse overheersing van het Iberisch schiereiland
-Payne, S. G., Breve Historia de Portugal, Editorial Playor, Madrid 1987.