Kerkvader Augustinus is een fascinerende man en bovendien een van de drie mensen uit de Oudheid van wie je denkt dat je hem echt een beetje kent. De twee anderen zijn Cicero en Herodotos.
Dit komt doordat Augustinus veel heeft geschreven, met de Belijdenissen als bekendste ego-document. Alsof dat nog niet genoeg is, heeft zijn vriend Possidius nog een biografie aan hem gewijd. Die is vorig jaar door Vincent Hunink in het Nederlands vertaald en voorzien van een inleiding door Paul van Geest. Beide zijn verbonden aan de Nijmeegse Radbouduniversiteit. Ik kan niet anders dan zeggen dat Het leven van Augustinus een geslaagd boek is, waarop alleen valt aan te merken dat het te bescheiden is.
Ik gebruikte het woord “biografie” zojuist met enige aarzeling, want antieke en middeleeuwse levensbeschrijvingen leggen andere accenten dan moderne. Het draait wat minder om de feitelijke levensloop en wat meer om iemands karakter en om iemands betekenis. Als persoonlijke details worden genoemd, is dat vooral om die twee zaken te illustreren: de passages die Suetonius wijdt aan het seksuele leven van Romes eerste keizers dienen bijvoorbeeld de karaktertekening, in de evangeliën blijft het grootste deel van Jezus’ leven onbelicht en Ploutarchos’ Leven van Alexander bevat evident onware anekdotes die illustreren dat de kroonprins een bijzonder kind was.
Als een christelijke auteur schreef over voorbeeldige christenen, lag het accent ook meer op hun betekenis dan op historische accuratesse. Zo zal Michaël de Archimandriet, de auteur van het Leven van de Heilige Nikolaas, heus wel hebben geweten dat de bisschop van Myra niet op twee plaatsen tegelijk kon zijn, maar hij nam in zijn tekst toch zo’n anekdote op omdat ze Nikolaas’ heiligheid zo mooi bewees.
Strijder voor orthodoxie
Possidius stelt ruwweg dezelfde prioriteiten. De details van Augustinus’ vroege leven worden afgeraffeld. De lezer, zo adviseert Possidius, moet de Belijdenissen maar lezen. Er volgen wat meer details als de latere wederwaardigheden van de gebiografeerde aan de orde komen, en er is zelfs veel aandacht voor diens overlijden, maar het zwaartepunt ligt onmiskenbaar bij Augustinus’ betekenis als strijder voor de orthodoxie. Er zijn hoofdstukken over de wijze waarop Augustinus omging met donatisten (die in noordelijk Afrika een soort concurrerende kerk vormden), de manicheeërs (een soort dualisten), de arianen (die een andere christologie hadden) en de pelagianen (die anders dachten over zonde). Nadat Possidius zo heeft uitgelegd wat Augustinus dacht over de rechte leer, behandelt hij de wijze waarop deze de dwaalleren in de praktijk had bestreden: als rechter, als bemiddelaar, bij kerkelijke vergaderingen.
Belangrijk was voor Augustinus en Possidius vooral dat de geestelijkheid zich als groep committeerde aan de orthodoxie en dus in een soort klooster samenleefde. Ook hierover wijdt Possidius uit. Dat Augustinus, ondanks een sobere levenswijze, zilveren tafelgerei had, had ik voor geen prijs willen missen. Het zijn dit soort details, waaruit blijkt dat Augustinus de volmaaktheid nog niet had bereikt, die Possidius’ schets overtuigend maken.
Possidius’ biografie eindigt met een aansporing dat de lezers het voorbeeld van Augustinus mogen volgen, waarna de coda bestaat uit een lijst van door hem gepubliceerde teksten, die nog waren te vinden in de kloosterbibliotheek.
Doelgroep
In zijn inleiding tot Huninks vertaling maakt Paul van Geest duidelijk dat dit einde niet toevallig zo is. De kerk werd, op het moment dat Possidius schreef, bedreigd door de legers van de Vandaalse vorst Geiserik, die doende was in noordelijk Afrika een koninkrijk voor zichzelf te scheppen. Als de geestelijken nu even rechtzinnig en sober leefden als Augustinus, zo lijkt Possidius te hebben willen zeggen, dan was nog niet alles verloren. En als ze zich door Augustinus wilden laten leiden, dan moesten ze diens Kloosterregel ter harte nemen, samen met de andere boeken uit de bibliotheek.
Ik heb Huninks vertaling met plezier gelezen, zoals ik al zijn vertalingen met plezier lees. Ik zou graag iets intelligents willen zeggen over de kwaliteit van zijn weergave van Possidius’ Latijn, maar dat ligt buiten mijn expertise. Ook van de materie die Van Geest in zijn inleiding behandelt, weet ik te weinig om een kritisch oordeel te kunnen geven. Ik heb wel argumenten waarom die inleiding beter wat langer had gekund.
Begrijp me niet verkeerd: de inleiding is in de huidige vorm een prachtig, helder stuk en ik ben blij dat Van Geest er niet voor terugschrok een inleiding te schrijven die bijna net zo lang is als de vertaalde tekst. Antieke teksten zijn immers niet alleen mooi maar ook interessant en worden met wat uitleg nog interessanter. Dat roept echter wél de vraag op voor wie je het interessanter wilt maken. De vraag naar de doelgroep, met andere woorden. Toen ik het Hunink vroeg, antwoordde hij dat dit boek bedoeld was voor “mensen die Augustinus lezen” en dat verklaart waarom Van Geest niet uitlegt wat bijvoorbeeld een bollandist is. De gekozen doelgroep zal de betekenis inderdaad wel kennen.
De vraag is of Hunink en Van Geest met de keuze van deze doelgroep het licht niet onder de korenmaat plaatsen. De kerkvader is immers belangrijk voor méér mensen dan alleen degenen die zijn oeuvre al lezen. De vroegchristelijke ijver voor de rechte leer was namelijk iets heel nieuws en heeft ertoe geleid dat in West-Europa het idee heeft postgevat dat religie een essentie zou hebben die is gelegen in een orthodoxie. Dat dat niet per se waar is, merkt elke christelijke of seculiere Europeaan die probeert de islam of het jodendom te doorgronden. Christelijk of seculier, elke West-Europeaan draagt de erfenis van Augustinus en zijn tijdgenoten met zich mee.
Groter publiek
Possidius’ Leven van Augustinus toont die obsessie met orthodoxie prachtig en daarom is zijn biografie belangrijk. Daarom ook verdient dit boek een groter publiek. Had ik gewerkt op de afdeling Wetenschapscommunicatie van de Radbouduniversiteit, ik zou Van Geest hebben aangekeken en hem hebben gezegd:
“Dat is een prima inleiding, Paul, maar neem gerust wat meer woorden, dan kunnen we meer mensen laten begrijpen waarom West-Europeanen denken zoals ze denken en dan tonen we beter hoe belangrijk de Oudheid eigenlijk is.”
(Was ik de uitgever geweest, dan zou ik precies hetzelfde hebben gezegd en bij mezelf hebben gedacht dat een boek met meer lezers ook meer oplevert.)
Wat ik maar zeggen wil: Possidius’ Leven van Augustinus is boeiend en zó belangrijk dat het boek wel wat assertiever over het voetlicht had mogen worden gebracht. Hunink en Van Geest hebben hier echt eer mee ingelegd en ik kan u de lectuur alleen maar van harte aanbevelen.
Jona Lendering is historicus, webmaster van Livius.org en docent bij Livius Onderwijs. Hij publiceerde verschillende boeken en verzorgt een nieuwsbrief over de Oudheid. Zie ook zijn blog: mainzerbeobachter.com
Boek: Possidius, het leven van Augustinus
Lees ook: Augustinus van Hippo – Theoloog en kerkvader