PvdA-vredesmissie Indië werd in 1947 fiasco

Kamerlid/journalist Frans Goedhart probeerde vergeefs oorlog te voorkomen
13 minuten leestijd
Het vliegveld Kemajoran bij Batavia
Het vliegveld Kemajoran bij Batavia (CC0 - Willem van de Poll - Nationaal Archief)

In een uiterste poging oorlog in Indië te voorkomen toog het prominente PvdA-Kamerlid Frans Goedhart in 1947 naar Java. Zijn vredesmissie liep op niets uit, op 20 juli 1947 begon de eerste Nederlandse ‘politionele actie’ tegen de Republiek Indonesië. Maar was Goedharts missie niet al vanaf het begin kansloos? En is hij misschien een beetje bij de neus genomen door PvdA-voorzitter Koos Vorrink?

Frans Goedhart in februari 1946. (Foto Nationaal Archief CC0)
Frans Goedhart in februari 1946. (Foto Nationaal Archief CC0)
Frans Goedhart (1904-1990) was bepaald geen doorsnee-lid van de Tweede Kamer namens de Partij van de Arbeid. Vóór de Tweede Wereldoorlog had hij in Nederland en België gewerkt als journalist. Begin jaren dertig was hij enige tijd lid van de Communistische Partij Nederland, maar die royeerde hem in 1934 vanwege zijn kritiek op het stalinisme in de Sovjet-Unie.

Al heel snel nadat Duitse troepen in mei 1940 Nederland hadden bezet ging Goedhart in het verzet. Al op 25 juli dat jaar verscheen van zijn hand de eerste ‘Nieuwsbrief van Pieter ’t Hoen’. Dat pseudoniem verwees naar de Utrechtse journalist Pieter ’t Hoen die vanaf 1781, enkele weken na het uitbreken van de vierde Engelse oorlog, De Post van den Neder-Rhijn liet verschijnen, een krant waarin hij in vlijmscherpe bewoordingen partij koos voor de patriotten en tegen de Oranjepartij.

Uit de ‘Nieuwsbrief van Pieter ’t Hoen’ ontstond eerst de illegale publicatie Het Parool en na de bevrijding in 1945 dagblad Het Parool. Goedhart werd daarvan nooit hoofdredacteur, maar was in de tweede helft van de jaren veertig wel gezichtsbepalend opinieschrijver van die krant – onder zijn ‘nom de plume’ Pieter ’t Hoen. Het Parool en commentator Goedhart/’t Hoen koesterden veel sympathie voor het Indonesische nationalisme dat op 17 augustus 1945 (twee dagen na de Japanse capitulatie) had geleid tot het uitroepen van de Republiek Indonesië.

Bij de Kamerverkiezingen in 1946 stond Goedhart op de PvdA-lijst, maar hij viel net buiten de boot. Zou de PvdA echter deel gaan uitmaken van de regeringscoalitie, dan zou een aantal sociaaldemocratische Kamerleden doorschuiven naar het kabinet en zou voor Goedhart een plekje vrijkomen in de Kamer. Uiteindelijk gebeurde dat ook, want de PvdA stapte in een kabinet met de Katholieke Volkspartij (KVP) onder leiding van premier Louis Beel (KVP).

In afwachting daarvan reisde Goedhart in juni 1946 voor de eerste keer naar Java. Als eerste Nederlandse journalist bezocht hij de Midden-Javaanse sultansstad Yogyakarta, centrum van de Republiek Indonesië. Zijn reis leverde artikelen op voor Het Parool en daarna het boekje ‘Terug uit Djokja’. Bij de nationalisten kweekte hij met zijn bezoek en zijn politieke stellingname veel goodwill, zozeer zelfs dat hij in Yogyakarta ‘tuan baik hati’ werd genoemd, de man met het goede hart.

Eind november overlegt de Commissie-Generaal in Den Haag. Van links naar rechts secretaris Sanders, de commissarissen-generaal De Boer, Schermerhorn en Van Poll en minister van financiën Lieftinck. (Foto: Joep Friezer / Anefo / Nationaal Archief CC0)

Op 5 september 1946 stapte Goedhart op vliegveld Kemajoran bij Batavia/Jakarta in een vliegtuig voor de terugreis naar Nederland. Later die maand kwam de Nederlandse Commissie-Generaal in Indië aan. Die Commissie-Generaal – onder voorzitterschap van oud-premier Wim Schermerhorn (PvdA) en aangevuld met de Indische luitenant-gouverneur-generaal Huib van Mook – moest over de toekomst van Indië onderhandelen met een Indonesische delegatie onder leiding van de republikeinse minister-president Soetan Sjahrir. Goede diensten daarbij werden verleend door de ervaren Britse diplomaat Lord Killearn (Miles Lampson).

Half november 1946 leidden de onderhandelingen in het Javaanse bergplaatsje Liggajati nabij havenstad Cirebon (destijds: Cheribon) tot een voorlopig akkoord. Het werd door beide partijen geparafeerd. Nederland erkende de feitelijke (de facto) soevereiniteit van de Republiek Indonesië over Java en Sumatra, er zou een federatieve staat Verenigde Staten van Indonesië (met als onderdeel de republiek) worden gevormd en Indonesië en Nederland zouden zich verenigen in een unie met als (symbolisch) hoofd koningin Wilhelmina.

Op 15 november werd het akkoord van Linggajati geparafeerd. Onder toeziend oog van Indonesisch delegatielid Gani zet commissaris-generaal Van Poll (KVP) zijn krabbel.
Op 15 november werd het akkoord van Linggajati geparafeerd. Onder toeziend oog van Indonesisch delegatielid Gani zet commissaris-generaal Van Poll (KVP) zijn krabbel. (Foto: Nationaal Archief/Nigis, publiek domein)

Maar toen begonnen de moeilijkheden. Sjahrir had grote problemen om het akkoord in Yogyakarta aanvaard te krijgen, maar dat was nog het minste probleem. In de Nederlandse Tweede Kamer werd het akkoord ‘aangekleed’ met wat in feite aanvullende eisen waren aan de Republiek Indonesië. Na lang getouwtrek werd het akkoord van Linggajati niettemin in paleis Rijswijk in Batavia/Jakarta definitief getekend op 25 maart 1947. Er was wel een belangrijk verschil: de Indonesiërs tekenden het ‘naakte’, oorspronkelijke akkoord, de Nederlanders tekenden tevens voor de ‘aankleding’, neergelegd in de fameuze/beruchte motie-Romme/Van der Goes van Naters, zo genoemd naar de fractieleiders in de Tweede Kamer van regeringspartijen KVP (Romme) en PvdA (Van der Goes van Naters).

Het is 10 december 1946, De Tweede Kamer bespreekt het akkoord van Linggajati met het kabinet en de Commissie-Generaal. Aan het woord is  minister Jonkman (PvdA, overzeese gebiedsdelen).
Het is 10 december 1946, De Tweede Kamer bespreekt het akkoord van Linggajati met het kabinet en de Commissie-Generaal. Aan het woord is minister Jonkman (PvdA, overzeese gebiedsdelen). (Foto: Charles Breijer / Anefo – Nationaal Archief CC0)

Het was het perfecte recept voor problemen. Die kwamen er dan ook toen verder werd onderhandeld over concrete uitvoering van het akkoord. Uiteindelijk zegde Nederland het akkoord op, waarna op 20 juli 1947 Nederlandse troepen grote delen van West- en Oost-Java plus een flinke strook in het noorden van Midden-Java bezetten.

Worsteling

Al ruim voor die veldtocht begon, worstelde coalitiepartij PvdA enorm met het Indië-vraagstuk. De partij (ook de leiding) was sterk verdeeld. In beginsel was de PvdA wel anti-koloniaal, maar ze kon als coalitiegenoot zomaar medeverantwoordelijk worden voor militair geweld in de Oost. Was voortgezette regeringsdeelname het waard die medeverantwoordelijkheid te dragen? Er waren er die meenden dat in geval van nood toch maar voor de militaire ‘oplossing’ moest worden gekozen, terwijl anderen, vooral de linkervleugel, daar fel tegen waren. De vrees was dan ook niet uit de lucht gegrepen dat militair ingrijpen in Indië zou kunnen uitdraaien op een breuk met coalitiegenoot KVP in Nederland.

Op 20 november 1970 werd ‘Het dagboek van Schermerhorn’ gepresenteerd
Op 20 november 1970 werd ‘Het dagboek van Schermerhorn’ gepresenteerd. (Foto: Eric Koch / Anefo – Nationaal Archief CC0)
In een uiterste poging oorlog te voorkomen vertrok Frans Goedhart daarom naar Java. Als vooraanstaande woordvoerder van de tegen militair geweld gekante PvdA-stroming leek hij daarvoor de geknipte man. In het dagboek dat Schermerhorn (Commissie-Generaal) op Java bijhield, noteerde deze op 18 juni 1947:

“Ik vind het uitstekend, dat de partij in deze enorme strijd gebruik maakt van Goedhart en aldus verantwoordelijkheid geeft aan onze linkervleugel”.

Tegelijk meende hij dat…

“…de komst van Goedhart practisch geen ander resultaat kan hebben dan dat hij zelf vaststelt, dat de zaak hopeloos is”.

Alvorens Goedharts gangen op Java na te lopen is het zinvol te bezien wat precies de bedoeling was van zijn Indië-reis. In hun boek over het naoorlogse Parool schetsen Gerard Mulder en Paul Koedijk een ronduit machiavellistisch beeld – ze gebruiken dat bijvoeglijk naamwoord zelfs letterlijk. Ze stellen dat Goedharts Indië-missie een opzetje was van PvdA-voorzitter Koos Vorrink om te zorgen dat Goedhart ver van Den Haag zou zijn als daar een pijnlijk besluit moest worden genomen. Mulder en Koedijk:

“Voor het geval de PvdA met beslissingen moest instemmen die de linkervleugel tegen de haren zouden instrijken – het besluit tot militaire actie tegen de Republiek – was het beter de horzel in de flank van de partij af te leiden”.

Gebonden handen

Ter onderbouwing wijzen ze er onder meer op dat ‘de opdracht zelf (aan Goedhart, red.) opmerkelijk weinig om het lijf had’. Hij moest zich houden aan het partijstandpunt (dat militair ingrijpen niet per definitie uitsloot), hij moest de drie socialistische partijen aan Indonesische kant (Sjahrirs Partai Sosialis Indonesia, de Partai Buruh en de Pesindo/Pemuda Sosialis Indonesia) uitleggen in welk moeilijk parket de PvdA zat, hij moest de Indonesische president, Soekarno, als persoonlijk gebaar enkele boeken cadeau doen en hij moest de Indonesische socialisten een brief overhandigen van PvdA-voorzitter Vorrink. In die brief stond weinig concreets. Hij bevatte vooral frasen over de ‘gerechtigheid’ en ‘redelijkheid’ die de PvdA nastreefde in het belang van het ‘broedervolk’ in Indonesië. Al met al vertrok Goedhart volgens Mulder en Koedijk met ‘gebonden handen’. Zelf koesterde hij volgens de auteurs aanvankelijk hoop iets goeds te kunnen doen, om ‘pas in de loop van zijn verblijf in de archipel tot het inzicht (te komen) hoe zinloos zijn missie vanaf het begin was geweest’.

Koos Vorrink in 1951
Koos Vorrink in 1951 (CC BY-SA 3.0 nl – Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid – wiki)
Goedhart-biograaf Madelon de Keizer rept over ‘een geraffineerd plan van partijvoorzitter Vorrink om de partij bij elkaar te houden’. In een poging de tegenstanders van militair optreden te appaiseren, ging hij op 12 juni langs bij Goedhart thuis in Amsterdam om hem de optie van een Java-missie voor te leggen. Tevoren had Vorrink daarover slechts de Tweede-Kamerleden Logemann en Joekes en Eerste-Kamerlid/partijsecretaris Woudenberg geraadpleegd, zo telegrafeerde hij vier dagen later aan Schermerhorn.

Vanuit Vorrinks perspectief kon er weinig mis gaan, aldus De Keizer. “Mocht Goedhart succes boeken, dan was dat winst voor de partij – zo niet, dan was er nog geen man overboord.” Goedhart meende, aldus zijn biograaf, “een belangrijke bemiddelende rol te kunnen vervullen bij de oplossing van het Nederlands-Indonesische conflict”. Verder noteert De Keizer:

“Als hij erin slaagde een verzoening tot stand te brengen, zou hij zowel de Indonesische zaak dienen als zijn eigen politieke positie versterken. Zo niet, dan schaadde het ook niet’’.

Net als Mulder en Koedijk geeft De Keizer aan dat de vredesmissie weinig tot geen kans van slagen had. In zijn brief voor de Indonesische socialistische partijen had Vorrink niets te bieden. Hij betuigde daarin wel sympathie met het Indonesische nationalisme, maar schreef ook dat de PvdA in ‘de gegeven politieke omstandigheden’ geen steun kon geven aan het Indonesische standpunt over hoe de soevereiniteitsoverdracht zou moeten plaatsvinden. Bovendien was Goedhart er de man niet naar om zich keurig te houden aan de door de PvdA-leiding gegeven instructies. De Keizer: “Vorrinks meesterplan was tot mislukken gedoemd”.

Vliegveld Kemajoran bij Batavia/Jakarta in maart 1947. Op het voormalige vliegveldterrein is alweer jaren geleden een woonwijk verrezen.
Vliegveld Kemajoran bij Batavia/Jakarta in maart 1947. Op het voormalige vliegveldterrein is alweer jaren geleden een woonwijk verrezen. (Foto: Nationaal Archief CC0)

Gemopper

Onder dat weinig hoopvolle gesternte landde Goedhart op 22 juni 1947 met een Constellation van de KLM op vliegveld Kemajoran bij Batavia. De PvdA-leiding had hem op het hart gebonden goed contact te houden met Schermerhorn, die niet alleen voorzitter was van de Commissie-Generaal, maar ook partijgenoot. Logisch dus dat Goedhart de eerste dagen gebruik maakte van het onderdak dat de Commissie-Generaal voor hem regelde, temeer omdat het hotel waar Het Parool een kamer voor hem had gereserveerd ‘zesderangs’ was gebleken.

Min of meer in lijn met het tamelijk kansloze van zijn missie was die eerste dagen Goedharts privé-gemopper. Zijn vrouw, Riet, had in Nederland zijn bagage gepakt en daarop had Frans aanmerkingen. Omdat in zijn handbagage geen schoon overhemd zat, had hij er tijdens de vier dagen durende vliegreis ‘voor schandaal’ bijgelopen, beklaagde hij zich bij zijn vrouw. Verder bleek in zijn koffer geen nagelschaartje te vinden en ontbrak in zijn pyjamabroek een koordje, waardoor hij die broek met een speld moest dichtmaken.

De eerste prominente Indonesiër met wie Goedhart sprak, was Sjahrir, niet als minister-president maar in zijn hoedanigheid van voorzitter van de Partai Sosialis Indonesia (PSI). Niet alleen nodigde Sjahrir Goedhart uit Yogyakarta te bezoeken, ook bood hij hem in Batavia onderdak aan, wat Goedhart graag aanvaardde.

Toen Goedhart kort daarna een keer bij Schermerhorn thuis aanschoof voor de avondboterham, vond de gastheer het nodig de PvdA-afgezant te beknorren. “Ik heb hem er in de eerste plaats op gewezen’’, noteerde Schermerhorn op 27 juni in zijn dagboek…

“…dat het niet zo erg verstandig is om rond te kraaien dat hij bij Sjahrir logeert, in de eerste plaats omdat het niet waar is en hij in een ander, door de republiek ter beschikking gesteld huis, onderdak heeft gevonden, en in de tweede plaats, omdat dat politiek hier in Nederlandse kring zijn positie verzwakt, juist in deze critieke dagen.’’

Eerste stappen

Intussen stemden de berichten over Goedharts eerste stappen op het vredespad hoopvol. Sjahrir zou de brief van PvdA-voorzitter Vorrink hebben gewaardeerd. En op vertegenwoordigers van de Indonesische vakcentrale Sobsi (Sentral Organisasi Buruh Seluruh Indonesia) maakte Goedharts verhaal indruk. Hij had uitgelegd dat de manier waarop de republiek de onderhandelingen benaderde ertoe zou kunnen leiden dat de PvdA de Nederlandse coalitie moest verlaten, waarna een conservatieve, op militair ingrijpen gerichte coalitie aan het bewind zou komen. En zou het onder het kabinet van KVP en PvdA al tot oorlog komen, dan zouden de sociaaldemocraten volgens Goedhart zeker breken met de KVP en worden vervangen door een conservatieve partij – voor de Indonesiërs evenmin een aanlokkelijk perspectief. Dat hij dat laatste scenario aan de republikeinen had geschilderd nam het KVP-lid van de Commissie-Generaal, Max van Poll, Goedhart zeer kwalijk. “Ik heb hem hier in het paleis (in Batavia, red.) (. . .) een uitbrander toegediend, welke hem nog lang zal heugen’’, aldus Van Poll op 7 juli in een telegram aan premier (en mede-KVP’er) Beel. Van Poll verweet Goedhart ‘politieke incompetentie’.

Argwaan

Voorzitter van de Commissie-Generaal Schermerhorn (midden) in gesprek met luitenant-gouverneur-generaal Van Mook (rechts) in Batavia. Het is 27 september 1946.
Voorzitter van de Commissie-Generaal Schermerhorn (midden) in gesprek met luitenant-gouverneur-generaal Van Mook (rechts) in Batavia. Het is 27 september 1946. (Foto: Nationaal Archief/Nigis, publiek domein)
Naarmate hij meer vertrouwen verwierf aan Indonesische zijde, werd Goedhart van Nederlandse kant met meer argwaan bekeken. Op zeker moment weigerde Van Mook nog met hem te spreken – hoewel de twee het tijdens Goedharts eerste Indië-reis (1946) juist uitstekend met elkaar hadden kunnen vinden. Ook Schermerhorn nam meer en meer afstand. Zo vond hij het verkeerd dat Goedhart de Indonesiërs vertelde dat een meerderheid van de Nederlandse bevolking tegen militair ingrijpen was en dat die meerderheid in actie zou komen als Nederland de militaire kaart toch zou spelen. Volgens Schermerhorn kon dat bij ‘onwillige republikeinen’ alleen maar de indruk wekken ‘dat zij door inwendige moeilijkheden in Nederland toch nog wel een kans hebben om de zaak kapot te krijgen’.

Tijdens een vergadering van Schermerhorn met ‘de militaire heren’ hadden deze ‘in vrij kwalijke termen en met bedenkelijke bedoelingen gevraagd, hoe lang deze man (Goedhart, red.) hier nog blijft’, zo noteerde de commissaris-generaal op 8 juli in zijn dagboek. Ook hoofdredacteur Johannes Henricus Ritman van de Indische krant De Nieuwgier deed een duit in het zakje. Verwijzend naar Goedharts uit de oorlog stammende pseudoniem liet hij deze spottende kop afdrukken: ‘Het hoen kakelt weer’.

In Nederland viel het bij de PvdA bepaald slecht dat Goedhart leiders van PSI, Partai Buruh en Pesindo ook had ingelicht over meningsverschillen en discussies binnen de Nederlandse zusterpartij. Verder was Vorrink nijdig dat Goedhart het boekengeschenk aan president Soekarno had gedaan uit naam van de PvdA en niet als persoonlijk gebaar. Goedhart kaatste terug dat Soekarno en de Indonesische pers het juist hadden opgevat als mooi gebaar van de PvdA. De boeken die Goedhart de Indonesische president overhandigde, waren overigens van de hand van PvdA-fractievoorzitter Marinus van der Goes van Naters, PvdA-Kamerlid Henk Hofstra en econoom en PvdA-lid Jan Tinbergen. Zijn eigen ‘Terug uit Djokja’ deed Goedhart er ook bij.

Wat Vorrink ook rouw op zijn dak viel, was dat hij bijdragen van Goedhart over diens vredesmissie in Het Parool zag verschijnen. De PvdA-voorzitter was er vanuit gegaan dat Goedharts telegrammen exclusief aan hem waren gericht. Goedhart had verzuimd te melden dat hij af en toe ook zijn krant inlichtingen zou telegraferen.

Amir Sjarifoeddin, minister van defensie in het laatste kabinet-Sjahrir en daarna zelf minister-president. De foto dateert uit 1947. (Foto: Nationaal Archief CC0)
Met de officiële Nederlands-Indonesische onderhandelingen ging het intussen niet goed. Onder druk van de oppositie in Yogya, die hem teveel toegevendheid verweet, zag onderhandelaar/premier Sjahrir er geen gat meer in. Op 26 juni 1947 trad hij af. Met het Indonesische delegatielid Ali Boediardjo wilde Goedhart direct daarop naar Yogya reizen, wat hem op een aanvaring met Schermerhorn kwam te staan. Deze zat niet te wachten op een interventie van Goedhart in het onderhandelingsproces. Ook vreesde hij dat optreden van Goedhart in Yogya de relatie met de Indonesische socialisten geen goed zou doen. Toch vertrok Goedhart op 2 juli naar de sultansstad. Al de volgende dag telegrafeerde hij Schermerhorn dat er nog hoop was. De PvdA-gezant ontleende dat onder meer aan uitspraken van de nieuwe minister-president, Amir Sjarifoeddin.

Militair ingrijpen

Toen Goedhart weer terug was in Batavia kwam daar een officiële boodschap van de republiek binnen, ditmaal van Sjarifoeddin. Hoewel zelfs Goedhart moest erkennen dat de boodschap voor Nederland niet acceptabel was, gaf hij de hoop niet op. Luitenant-gouverneur-generaal Van Mook bracht dat tegenover de in Den Haag gedetacheerde hoge Indische ambtenaar dr. J.P. Bannier tot de sneer dat ‘alleen zo’n pathologisch geval als Frans Goedhart’ nog geloofde in de ‘Djocjasche schijnwereld’. In een allerlaatste poging militair ingrijpen te voorkomen seinde Goedhart aan PvdA-voorzitter Vorrink de suggestie internationale interventie in te roepen, bijvoorbeeld van Canada en Zwitserland. Het was vergeefs. In de vroege uurtjes van 20 juli 1947 gingen Nederlandse troepen op Java en Sumatra in de aanval – de eerste politionele actie.

Terugkeer

Diezelfde nacht werd Goedhart met en aantal Indonesische vrienden gearresteerd in een huis aan de Jalan Bonang in Batavia. In pyjama werd Goedhart – met excuses van een KNIL-officier – vrijgelaten, de anderen werden op vrachtwagens afgevoerd. Het deed Goedhart denken aan wat hij tijdens de bezetting in Nederland had gezien. Piet Sanders – secretaris van de Commissie-Generaal, PvdA-lid en net zo gekant tegen militair geweld als Goedhart – ontfermde zich over de PvdA-afgezant. Overmand door grote woede over de ontwikkelingen kreeg Goedhart een zware astma-aanval. Sanders – die ontslag nam en weer gewoon advocaat in Schiedam wilde worden – regelde dat ze snel met een vliegtuig konden vertrekken. Je wist immers maar nooit of een met de republiek bevriend land (India bijvoorbeeld) als reactie op de Nederlandse militaire aanval de KLM zou verbieden tussenlandingen te maken. Op 25 juli 1947 arriveerden Sanders en Goedhart met de KLM PH-10 op Schiphol.

Al de volgende dag meldde de bij Buitenlandse Zaken in Den Haag gestationeerde Indische topambtenaar Bannier aan luitenant-gouverneur-generaal Van Mook een opmerkelijke beweging bij de PvdA. Prominenten onder wie partijvoorzitter Vorrink en Tweede-Kamerleden Logemann en Joekes zouden ‘de boer opgaan om de houding van de partij te verklaren’. De PvdA-top vreesde namelijk tweeërlei: ten eerste dat ‘onder de arbeidersmassa groote groepen zich nog verder naar links wenden’ en ten tweede dat de teruggekeerde Goedhart ‘een scherpe propagandacampagne tegen de Regeering en voor de houding van de Republiek zou kunnen beginnen’.

Op 15 en 16 augustus hield de PvdA een buitengewoon Indonesië-congres in hotel Krasnapolsky in Amsterdam. Met behulp van een motie waarin het militaire optreden in de Oost ‘diep betreurd’ werd, lukte het de partijleiding de gelederen toch weer enigszins gesloten te krijgen. Goedhart hield zich tijdens het congres rustig.

Lege handen

Vervolgens werd Goedhart ziek en kwam hij bijna twee maanden tot geen enkele activiteit. Zijn biograaf De Keizer schrijft:

“Hij was gedwongen de feiten onder ogen te zien en zich er pijnlijk van bewust dat hij lid was van een partij die (. . .) medeverantwoordelijk was voor een koloniale oorlog waar hij fel tegen was geweest, maar die hij op geen enkele manier had kunnen voorkomen. (. . .) Hij vond dat (. . .) de standpunten van de PvdA-ministers bijna net zo reactionair waren als die van sommige conservatieve en kolonialistische politici”.

Uit de partij stappen wilde hij niet, zo schreef hij enkele maanden later aan een Indonesische vriend, Rinto Alwi. ‘Dan zou ik mijzelf de mogelijkheid om in de goede richting te werken’ voor een groot deel ontnemen, aldus Goedhart. In december 1948 volgde de tweede ‘politionele actie’, opnieuw onder medeverantwoordelijkheid van de PvdA.

Ook interessant: Indië: politioneel optreden? Nee, oorlog
…of: Deftig taalgebruik in officiële Indië-correspondentie 1945-1950
Overzicht van boeken over de geschiedenis van Nederlands-Indië

Ronald Frisart (1955) werkte in loondienst 42 jaar als journalist, soms regionaal, maar vooral op de gebieden binnenland, buitenland en economie. Eerst voor het ANP, daarna voor (combinaties van) Haarlems Dagblad/IJmuider Courant, Leidsch Dagblad, De Gooi- en Eemlander en Noordhollands Dagblad. Ook werkte hij nu en dan voor de regionale krantenclub Gemeenschappelijke Persdienst (GPD), zoals in 1997/1998 als correspondent in Indonesië. Foto: Douwe van Essen

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×