Wie er achttiende-eeuwse kaarten van Zuid-Amerika op naslaat merkt al snel dat grote delen van het continent toen nog terra incognita waren. Dat geldt niet in het minst voor het noordoosten van BraziliĆ«. Langs de kustlijn valt op hoe gedetailleerd de kaart is met namen van rivieren, steden en nederzettingen. Achter dieĀ smalle kuststrook ligt echter een witte vlek met in het midden van dat grote niets de vermelding āPays des Tapuyasā.Ā
Het Land van de Tapuyas ontleent zijn naam aan het semi-nomadisch volk dat ooit rondzwierf in de droge binnenlandenĀ van Noordoost BraziliĆ«. De Tapuyas hadden geen boodschap aan de kolonisten uit Europa en waren aartsvijanden van de Portugezen. Anders dan de Tupi-indianen aan de kust hadden ze zich nooit geschikt in een sedentair bestaan in dienst van de Europeanen. In het dorre binnenland waren ze heer en meester en wanneer het hun uitkwam, zakten ze af naar de kustzone voor rooftochten op boerderijen en nederzettingen vanĀ kolonisten.
De Tupi-indianen die aan de kust leefden noemden hen Tapuyas, een naam die de Nederlanders verbasterden tot Tapoeyers en die zoveel betekent als barbaren. Zelf noemden ze zich echter Tarairiu.Ā
Nederlands Braziliƫ
De Tarairiu of Tapoeyers schreven geschiedenis in de eerste helft van de zeventiende eeuw. Het was de periode waarin de kolonisatie van Braziliƫ pas goed op gang kwam. Nederland beleefde zijn Gouden Eeuw en pakweg een kwarteeuw lang, van 1625 tot 1654, leek het erop dat Braziliƫ een stevige brok tropisch Nederland zou worden. Om dat te realiseren zocht de West Indische Compagnie steun bij de inheemse volkeren. De Tapoeyers hadden een krijgshaftige reputatie en lieten zich occasioneel inhuren voor de militaire campagnes die de Nederlanders opzetten. Strafexpedities tegen gevluchte slaven, veldtochten tegen vijandige indianen of Portugezen, steeds waren er Tarairiu-indianen bij betrokken.
De steun aan de Nederlanders bekwam de indianen echter slecht. Na het vertrek van de WIC braken er donkere tijden aan. Ondanks de amnestie die ze kregen na de machtsovername door de Portugezen, raakten ze steeds meer in de verdrukking. De kolonisatie drong dieper het binnenland in en de rondzwervende indianen waren daarbij een obstakel. Dat resulteerde in de Guerra dos Barbaros, een uitputtingsoorlog waarbij de indianen uiteindelijk het onderspit dolven. Eind zeventiende eeuw was het Tarairiu-volk reeds gedecimeerd. Ziektes en epidemieƫn gaven de genadeslag en eind achttiende eeuw leken de Tapoeyers van de aardbodem verdwenen.
Tastbare sporen van hun cultuur zijn er amper. Geen monumenten of geschriften, geen steden, dorpen of helden. Toch zijn er enkele opmerkelijke getuigenissen opgetekend. Niet van de indianen zelf, wel van de Nederlandse kolonisten die halfweg de zeventiende eeuw het noordoosten van BraziliĆ« domineerden.Ā Ā Ā
Stuurman Gerrit Hulck
De oudste vermelding, zij het in een verbasterde vorm, dateert van 1635 in een boekje van Gerrit Gerbrantsz. Hulck, stuurman op het schip De Haes dat ingezet werd voor de handel in brazielhout. In Korte Beschryvinge van de Staponjers in Brasiel omschrijft hij de indianen uit het binnenland als volgt:
āDe Staponjers is kloeck volk van lichaem, groot en de sterck van persoon, grof van gebeente, dickachtig van kop, bruin van vel, gaan geheel naeckt of behangen haar somtijds met eenige blaren of papegaaienverenā.
Verder laat de zeeman zich enigszins meeslepen in exotische fantasieƫn en heeft hij het over hun gewoonte om dode kinderen op te eten en de duivelse rituelen waarmee ze satan vereren. Ook lijkt hij overtuigd dat Tarairiu-kinderen al na amper tien dagen kunnen lopen en dat sommige ouderen de respectabele leeftijd van 150 tot 200 jaar halen.
Schilder Albert Eckhout
Van iets latere datum en meer waarheidsgetrouw is het werk van Albert Eckhout. Die schilder uit de hofhouding van gouverneur Johan Maurits van Nassau maakte tientallen schetsen, tekeningen en schilderijen van fauna, flora en bevolking van Nederlands Braziliƫ. Daaronder ook een reeks levensgrote portretten van de inheemse bevolking.
Van zijn hand zijn onder meer een krijgsdans, een Indiaanse vrouw met een afgehakte arm in de draagmand en een woest ogende krijger. Die indrukwekkende schilderijen zijn te bezichtigen in het Nationaal Museum in Kopenhagen en zijn de enige authentieke, geloofwaardige afbeeldingen van de Tapoeyers. Eckhouts werk werd in de zeventiende eeuw trouwens meermaals gekopieerd.
Een dagboek
De meest fascinerende informatiebron is het dagboek van Roelof Baro, een woudloper die anno 1647 in dienst van de West Indische Compagnie een expeditie ondernam naar het Land der Tapoeyers. Van die tocht hield hij een dagboek bij. Het Nederlandstalige manuscript is echter verloren gegaan. Wel bestaat er een Franse vertaling, gemaakt door Pierre Moreau, een Franse protestantse avonturier die in Braziliƫ enkele jaren als secretaris in dienst was van de WIC.
Eenmaal terug in Frankrijk publiceerde hij in 1651Ā Histoire des Derniers Troubles du Bresil entre les Hollandois et les Portugais. Dat boek is een waardevolle informatiebron over de strijd die de Nederlanders en Portugezen voerden om BraziliĆ«. Belangrijker voor het verhaal van de Tapoeyers is echter de bijlage Relation du voyage de Roulox Baro.Ā
Voluit vertaald luidt de titel: Het verhaal van een reis naar het Land der Tapoeyers door Roelof Baro. Tolk en ambassadeur van de West Indische Compagnie. Een tocht die begon op 3 april 1647 en eindigde op 14 juli van dat zelfde jaar.Ā
Woudloper Roelof Baro
De auteur van het relaas is een wat mysterieuze figuur. De weinige sporen van hem komen uit verslagen en brieven van de West Indische Compagnie. Wel weten we dat hij amper tien jaar oud in 1617 als scheepsjongen in Vlissingen aan boord stapte van De Blauwe Zee, een schip dat Braziliƫ als eindbestemming had. Het doel was aan te leggen ten zuiden van Rio de Janeiro om brasilhout in te slaan. Maar daar liep het mis. Bij de landing werd de bemanning aangevallen door indianen die onder Portugees bevel stonden. Achttien bemanningsleden werden gedood. Een van de weinige overlevenden was scheepsknaap Roelof Baro.
De Portugese autoriteiten zonden de kleine Roelof naar een indianendorp in het binnenland waar hij opgroeide en zich de taal en cultuur van de indianen eigen maakte. Pakweg een kwarteeuw later duikt hij in 1643 op in Recife, de hoofdstad van de Nederlandse kolonie. Daar biedt hij zijn diensten aan bij de West Indische Compagnie.Ā
Baro kendeĀ de indianen goed, genoot hun vertrouwen, sprak hun taal en was op de hoogte van de verschillen en overeenkomsten tussen de stammen. Bovendien was hij een ervaren woudloper die heel wat ervaring had met reizen in de binnenlanden. Allemaal eigenschappen die door de WIC bijzonder gewaardeerd werden. Hij werd in dienst genomen en kreeg meteen de rang Ć©n soldij van vaandrig. Een van zijn eerste opdrachten was een strafexpeditie tegen Palmares, een nederzetting van gevluchte slaven. Na die geslaagde expeditie werd hij verbindingsofficier tussen het Nederlandse bestuur in Recife en de Tapoeyers in het binnenland.Ā Ā
In 1647, op een moment dat de Nederlandse kolonie in zware problemen zat, kreeg Roelof Baro de opdracht de Tapoeyers op te zoeken en hen te overtuigen steun te bieden in de strijd tegen de Portugezen. Dat dit niet van een leien dakje liep blijkt uit zijn dagboek. Het schamele geschenkenpakket dat Baro aanbood omvatte niet meer dan wat bijlen, vishaken, kralen, hoeden en hemden. Veel indruk maakte dit niet op de leider der Tapoeyers. Bovendien maakte die zich zorgen over de tanende macht van zijn bondgenoten.
Na zijn expeditie naar het land der Tapoeyers lijkt het er op dat Baro zich wou terugtrekken uit de WIC. De overlevingskansen van de Nederlandse kolonie waren toen nog minimaal en na de eerste slag van Guararapes waar de Nederlanders een zware nederlaag leden tegen de Portugezen, nam Baro in augustus 1648 ontslag. Hij wou zich terugtrekken op zijn boerderij in Rio Grande en zich voortaan aan de veeteelt wijden. Datzelfde jaar zou hij gestorven zijn. Vermoord volgens sommigen.
Geschreven monument
Wat bleef is zijn dagboek van deĀ 102 dagen durende expeditie in het land van de Tapoeyers. Het is een betrouwbaar en helder geschreven ooggetuigenverslag met veel aandacht voor het dagelijks leven van de indianen. Hun religie met de aanbidding van āduivelseā stamgeesten en kannibalistische rituelen, hun traditionele sport, de boomstammenrace en hun jacht- en krijgskunst. Het komt allemaal aan bod. Tezelfdertijd werpt het ook een onthullend licht op de wijze waarop de West Indische Compagnie de indianen trachtte te overtuigen de kant van de Nederlanders te kiezen.
Roelof Baro liet ons een uniek verslag na over het leven en de cultuur van de Tapoeyers of Tarairiu-indianen aan de vooravond van hun vernietiging. Zo werd het dagboek van een woudloper uiteindelijk een geschreven monument voor een verdwenen volk.
Expedities van Johan Maurits van Nassau in Braziliƫ
Bronnen ā¼
–āInfernal Allies: the Dutch West India Company and the Tarairiu 1630-1654ā van E. van den Boogaart (in āJohan Maurits van Nassau-Siegen. A Humanist Prince in Europe and Brazilā, 1979)