Zaterdag werd in het Rijksmuseum de ´Nacht van de Geschiedenis´ gehouden. Jonge Historici Schrijven Geschiedenis (JHSG) organiseerde naar aanleiding van dit evenement een schrijfwedstrijd waarbij het jonge historici uitdaagde een column te schrijven die aansloot bij het thema van de geschiedenismaand: Vorst & Volk. De schrijfwedstrijd werd gewonnen door de 21-jarige historica Simone Vermeeren. Tijdens de geschiedenisnacht las zij haar column over de Nederlandse politicus, uitgever en republikein Louis Maximiliaan Hermans live voor. De winnende column is hieronder in zijn geheel te lezen:
De roepende republikein in een oranje woestijn
“Oh fiere koningsloot, ga maar heel gauw dood”, dichtte Louis Maximiliaan Hermans in 1892 aan de toen twaalfjarige prinses Wilhelmina. Hermans was een revolutionair socialist, hoofdredacteur van het satirische weekblad De Roode Duivel en zelfbenoemd republikein. In zijn venijnige periodiek uitte hij naast regelmatige doodsverwensingen ook zijn twijfels over de betrokkenheid van koning Willem III bij de verwekking van Wilhelmina, wier moeder koningin Emma er een affaire op na zou hebben gehouden met haar kamerheer.
Historicus Cornelis Schmidt schreef de manier waarop Nederlanders met de Oranjes omgaan toe aan een zeker “erfcharisma”. Sinds stadhouder Willem van Oranje als militair leider voorop ging in de Opstand tegen Spanje, stroomt er een klein beetje oranje bloed door de aderen van iedere Nederlander. Het waren deze milliliters die toestonden dat de achter- achter- achter- achter- achter- achter- achterneef van de Vader des Vaderlands na Twee Stadhouderloze Tijdperken, een Bataafse Republiek en een lang verblijf in het buitenland in 1815 tot koning Willem I der Nederlanden werd gekroond. De theorie over “erfcharisma” voorziet historici van een interessante invalshoek voor de vraag hoe Nederland en de Oranjes met elkaar verbonden zijn. De aangeboren goodwill van de Nederlanders voor die ene specifieke familie zou een heleboel interessante aspecten van onze monarchie kunnen verklaren.
Waarom installeerde Nederland, nadat het eeuwenlang zonder had gesteld, in de negentiende eeuw bijvoorbeeld een koningshuis, terwijl andere Europese staten hun koningshuizen onder constitutionele beperkingen plaatsten of experimenteerden met een republiek? Waarom hield Nederland zelfs na 1848, toen koning Willem II iedere politieke macht werd ontnomen, het koningshuis nog aan, met een nieuwe voor haar weggelegde symbolische functie? Waarom herstelde het naoorlogse Nederland, dat in zoveel opzichten na 1945 sterk moderniseerde, het oude koningshuis opnieuw en is er sindsdien nooit meer serieus stilgestaan bij een terugkeer naar de Republieken van vanouds? Waarom klagen we na iedere uitgelekte kwitantie dat de Oranjes ons zoveel belastinggeld kosten, maar is er op een incidenteel kamervoorstel na nog nooit serieus overwogen de familie uit hun paleizen te verjagen?
Al deze vragen zouden dus beantwoord kunnen worden met dat ene toverwoord: “erfcharisma”. De band tussen Nederlanders en de Oranjes is al eeuwenlang te oud, te sterk en te diep om onze koningen en koningen zomaar af te danken of in te ruilen. Zelf voel ik wel wat voor deze theorie. Het verklaart ook waarom afgelopen 30 april de inhuldiging van koning Willem-Alexander door meer dan elf miljoen Nederlanders fragmentarisch bekeken is – althans, zo claimde de NOS tegenover haar adverteerders. Het verklaart tevens waarom op diezelfde dag het verzamelpunt voor het Republikeinse Genootschap zo akelig leeg bleef.
Desondanks is het verfrissend om af en toe een tegenbeweging te ondervinden. Tijdens mijn eigen scriptieonderzoek heb ik meerdere jaargangen van De Roode Duivel doorgespit en zowel hardop gelachen als mijn adem ingehouden vanwege Hermans’ grofheid. Zijn rijmschema’s en beperkte ideologische onderbouwingen herinnerden me aan een leus van dertig jaar geleden: ‘zonder woning geen kroning’. Erfcharisma kan een conjunctureel tegengeluid niet voorkomen, zoveel heeft het verleden wel aangetoond. Ondersneeuwen kan het dat echter niet. Republikeinse en anarchistische geluiden blijven altijd het geschreeuw van individuen, individuen als Domela Nieuwenhuis en studente Johanna. Dat was toen zo en dat is nu zo: het orangisme is een onderdeel van het Nederlanderschap – sorry, Máxima.
Onze nieuwe koning en koningin hebben een droomstart gemaakt; vooralsnog kunnen ze rekenen op de erfradertjes die hun populariteit in stand houden. Let wel: het is een kwestie van tijd voor er weer een nieuwe Louis Hermans opstaat. Hoewel deze persoon de monarchie van de Oranjes ongetwijfeld niet in haar essentie zal schaden, kan hij wellicht wel een toekomstig afstuderend historicus aan het lachen maken.
Deze column verscheen eerder op de website van Jonge Historici Schrijven Geschiedenis.
Lees ook: ‘Het ergst aan dat koninklijk huis zijn die dwepers eromheen’ (Maarten van Rossem)