Al eeuwenlang ondergaan de inheemse volken de invloed van anderen die zich in Suriname vestigen; kolonisten (Portugezen, Fransen, Engelsen, Nederlanders) die er werkers naar toe brachten (Afrikanen, Javanen en Hindoestanen), evenals Joden, Chinezen en Brazilianen die zich er vestigden. In hoeverre ontstond er een kleurrijke vermenging (qua religie, taal, kleding, eetgewoonten) en ging dat op een vredelievende wijze?
Voor het Kabinet van de Surinaamse president in Paramaribo staat het beeld ‘Mama Sranan’ die al haar kinderen koesterend aan zich drukt. Dit beeld symboliseert de unieke samensmelting tussen de etnische groepen in Suriname. Bovendien is het land een melting pot qua ontwikkelingsfasen. Sommigen leven in het regenwoud nog als jager-verzamelaars. Anderen, vooral in Paramaribo, voelen zich als een vis thuis in het digitale tijdperk; je kunt zo door de eeuwen reizen, en dat op een bevolking van slechts 560.000 mensen. Stef Blok, voormalig Nederlands minister van Buitenlandse Zaken, noemde Suriname begin 2019 ‘a failed state’ zonder vreedzaam samenlevingsverband: ‘…dat heeft ernstig te maken met de etnische opdeling’.
De Surinaamse schrijfster Cynthia McLeod verzuchtte daarentegen eind dat jaar in een NRC-artikel over de grote Suriname-tentoonstelling in Amsterdam: ‘Eindelijk is er de ruimte om een ander beeld van Suriname te laten zien. Hoe goed we samenleven, hoe onze bevolking een geslaagde mix is.’ Journalist Stephan Sanders noemde Suriname grotendeels een Nederlandse creatie. En cabaretier Jörgen Raymann zei ‘als stem’ op die tentoonstelling:
‘In the end is Nederland ons komen halen uit verschillende delen van de wereld en heeft ons geplant in Suriname.’
Volgens hem gaan Surinamers prat op hun culturele diversiteit.
Kerst en Kasiri
Typerend voor de religieuze assimilatie is, dat in de Keizerstraat in Paramaribo pal naast elkaar een synagoge en een moskee staan. Maar ook dat een kwart van de Hindoestanen in Suriname christen is geworden, met Kerst hun huis met kerstbomen en -stalletjes versieren, terwijl ze bij het hindoe lichtfeest Diwali ook lichtjes op het balkon zetten. Het islamitische Suikerfeest wordt net als Kerstmis door alle bevolkingsgroepen gevierd. Een Javaanse Surinaamse:
‘Voor ons moslims betekent Kerst lekker eten, maar in plaats van wild eet iedereen doks, eend. wij doen mee vanwege de gezelligheid. Tweede Kerstdag gaat iedereen uit, feesten.’
Tijdens het Hindoestaanse Holi, waarbij kleurpoeder naar elkaar wordt gegooid, doen eveneens andere bevolkingsgroepen mee. Historicus Jerome Egger, verbonden aan de Anton de Kom Universiteit:
‘Bij het huidige Winti, een religie, meegebracht door de slaven, zie je Afrikaanse en christelijke elementen vermengd. Zo zijn er Winti-rituelen waarbij de Bijbel gebruikt wordt. De Evangelische Broedergemeente en de katholieken zetten begin twintigste eeuw tehuizen op voor Hindoestaanse en Javaanse wezen, die zo door zieltjes winnen christen werden.’
Ondanks al het zendingswerk is het rijke, inheemse spirituele leven met rituelen en offerandes aan geesten niet verdrongen. In dorpen zijn nog steeds Pjai’s (sjamanen) actief. Het boek In de schaduw van de tijger; de indianen van Suriname van Eithne B. Carlin en Diederik van Goethem bevat een fotoreportage van de kerstviering van Trio indianen. Die duurt niet twee dagen, maar een week, waarbij tevoren op jacht wordt gegaan, ze zich bont uitdossen met rode omslagdoeken, hoofdtooien vol attributen uit de natuur, hun lichamen beschilderen en voor het gezicht geen traditionele ‘menuverf’ meer gebruiken, maar lippenstift, omdat donsveertjes als versiering daar beter aan vastkleven. Ze dansen in het gemeenschapshuis, waar de jachttocht wordt nagespeeld. De hoofdman draagt een kleurige verentooi; alles in naam van Kerstmis, maar er komt geen kerststalletje, -mannetje of -boom aan te pas. Egger: ‘Ik was in 1981 in een dorp, waar een Hollandse zendeling en zijn gezin zich na de kerkdienst afzonderden en wat geïsoleerd bleven. De inheemsen deden zich te goed aan kasiri, een alcoholische cassavedrank, stopten hun vinger in de keel en gingen opnieuw drinken. Dat was hun manier van kerstvieren.’ Een Javaanse Surinamer:
‘Onze Creoolse broeders uit Paramaribo gaan met bussen het binnenland in om Winti-rituelen en voorouderverering bij te wonen omdat ze anders iets missen. Ze leven zo als het ware in twee werelden: in de stad de kerk, in het binnenland de Winti-religie.’
In sommige indianendorpen zijn door toerisme traditionele ambachten opnieuw opgepakt (pottenbakken, weven, sieraden maken). Enkele geheime rituelen mogen nu door buitenstaanders worden bijgewoond. Een deel van de Lokono en Kari’na indianen woont al generaties lang in Paramaribo. Ze zijn zodanig geassimileerd, dat jongeren zich weliswaar bewust zijn van hun Indiaanse afstamming, maar niet meer weten of ze Lokorno of Kari’na zijn.’ Egger:
Kaaimansaté en snert
Bij Creools restaurant De Gadri naast Fort Zeelandia zijn behalve cassave-gerechten, vleesgerecht moksi alesi en een bruine bonengerecht, ook Chinese tajer soep en zelfs snert (erwtensoep met worst) te krijgen. Veel Surinamers eten zo ook een enkele keer hutspot en op de Javaanse markt in Paramaribo zijn, naast Hindoestaanse bara en Javaanse saté, poffertjes te koop. Deze fusion is typerend. Zo staan bij andere restaurants knapperige (Chinese) loempia’s, naast telo, bami (Javaans) en pom (geraspte pomtayer, een aardvrucht, met kip of zoutvlees als creoolse bijdrage) gezamenlijk op het menu. Kip is het meest gegeten vlees, omdat alle religies kip toestaan; moslims eten geen varkensvlees, hindoes geen rundvlees en marrons geen geschubde vissoorten.
De Javaanse saté wordt in een eethuisje in Paramaribo verbasterd tot lokale lekkernij; kaaimansaté.Eén van de bekendste gerechten is de Hindoestaanse roti, als verbastering van chapati en naan meegebracht uit India, met een milder kerriemengsel, omdat vroeger niet alle Indiase kruiden verkrijgbaar waren. Gerechten zijn ook regionaal aangepast. Zo eet men in Nickerie roti’s waarin geraspte backove (banaan) vermengd wordt (overgenomen van hindoes uit Brits Guyana). In het meel worden soms ook linzen of aardappels verwerkt. In de koloniale tijd was geen bloem verkrijgbaar en werden roti’s van rijstmeel gemaakt. Een Javaanse vrouw:
‘Hindoestanen aten oorspronkelijk witte rijst als hoofdgerecht, maar hebben bami en nasi overgenomen en iedereen eet nu saoto soep, soms net iets anders gekruid met gember, laos en citroengras.’
Ook de Indonesische sambal is geïntegreerd en wordt bij roti’s gegeten. In een eethuisje in het Surinaamse dorp Groningen wordt brekat geserveerd: een aangepaste nasi rames in papayablad opgediend, met als extra bami toegevoegd. Eveneens kun je peperwater bestellen; een gerecht met vis, peper en cassavebrood.
Historica Judith Victoriashoop (haar voorouders waren slaaf op plantage Victoria) werkt in Paramaribo op de afdeling cultuurstudies van het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur. Ze vertelt:
Onze creoolse broeders
Sranan is de nationale taal, de lingua franca, die vrijwel iedereen kent. Cynthia McCleod, schrijfster van Hoe duur was de suiker?, een verfilmde roman die tevens tot tv-serie gemaakt werd, vertelt dat Sranan ontstond door vermenging van Afrikaanse talen van slaven met de taal van Joodse, Portugese en Engelse slaveneigenaren:
‘Toen de Hollanders hier kwamen, noemden ze het neger-Engels. Het ontwikkelde zich tot omgangstaal, mede omdat slaven verboden werd Nederlands te praten. Later mochten schoolkinderen juist alleen Nederlands praten; de inspectie bestrafte Sranan praten. Nederlands is nu nog de officiële en onderwijstaal, gesproken door de midden- en hogere klassen.’
Daarnaast hebben de Hindoestanen ‘Sarnami’ ontwikkeld, een mengtaal vanuit Indiase deelgebieden, waar contractanten vandaan kwamen, vermengd met Engelse en Sranan. Onder inheemse indianen worden twee talen gesproken: Lokono (noorden) en Mawayana (zuiden). Bij hen moet de taal niet alleen het oor, maar ook de geest strelen; zacht praten draagt bij aan onderling begrip en harmonie in het dorp.
Bizar is een taalvermenging uit de slaventijd, toen planters zich het recht toe-eigenden slaven namen te geven. Hierdoor heten zwarte mensen nu Van Der Berg, Van Ommeren en Herrenberg. Anderen kregen christelijke/historische namen (Napoleon, Caesar), de naam van een lichaamsdeel (Neus) of Hollandse geografische namen (Brunswijk, Zaandam, Drenthe, Noordzee). Opmerkelijk is dat Surinamers vaak onbewust hun onderlinge verbondenheid uiten in termen als ‘onze Creoolse broeders’ of ‘onze Javaanse broeders’. Victoriashoop:
‘Momenteel steken veel Brazilianen de grens over; steeds meer inheemsen gaan Portugees praten, waardoor de eigen taal verloren gaat. Bij de Chinezen, veelal eigenaren van supermarkten, merk je, dat ze Portugees gaan praten omdat veel Brazilianen in de handel actief zijn.’
Naast gedeeltelijk taalbehoud hebben afstammelingen van slaven en marrons, vooral in het binnenland, hun matriarchale cultuur in stand weten te houden, mede omdat ze amper trouwen en het kind meestal bij de moeder blijft.
Segregatie door aparte dorpen
Mc Cleod:
Mc Cleod, dochter van voormalig president Ferrier, over haar eigen voorouders: ‘Drie generaties van mijn familie werden in slavernij geboren. Mijn man had Schots bloed, onder mijn voorouders waren veel Joden en na de slavernij kwam er Hindoestaans, Javaans en Chinees bloed bij.’ Ze voegt er aan toe: ‘Het ergste wat Blok zei, is dat die ‘failed state’, te maken heeft met etnische verdeeldheid. Dat is absoluut niet waar. Daarover was men hier het meest verontwaardigd; wij zijn juist een voorbeeld van een geslaagde multiculturele samenleving.’
Er hebben sinds de koloniale slavenonderdrukking geen gewelddadige etnische incidenten plaatsgevonden in Suriname, noch bij de Decembermoorden in 1982, waarbij vijftien tegenstanders van het Bouterse-regime met uiteenlopende achtergronden en politieke overtuigingen, werden vermoord. Noch bij afslachting van negenendertig dorpsgenoten (marrons) van Ronnie Brunswijk in Moiwana (1986); een vergeldingsmaatregel, omdat het nationale leger van Bouterse (die zelf Creoolse, Nederlandse en Indiaanse voorouders heeft) Brunswijk, eerder lijfwacht van Bouterse, niet kon vinden, die zich had terugtrokken in het regenwoud om van daaruit het regime te bestrijden.
Koto fusion met leggings
Ultieme uiting van etnische versmelting is de koto, de bonte, kleurige vrouwendracht, kort na de slavernij ontwikkeld door Creoolse stadsvrouwen. In deze fusion-dracht werden invloeden uit de Franse, Afrikaanse mode opgenomen, met de Javaanse sarong als onderrok. De koto was tevens communicatiemiddel: werd de schouderdoek links, over het hart gedragen, dan was de ‘koto-missie’ bezet, over de rechterschouder gedragen was ze nog vrij. Later zijn varianten ontwikkeld, zoals met Indonesische batik stoffen. In de twintigste eeuw werd de koto amper nog gedragen, tot in de jaren zestig de ‘gelegenheidskoto’ opbloeide. Nu dragen allerlei bevolkingsgroepen de koto op feestdagen. Victoriashoop:
‘Chinezen kruipen achter hun naaimachine om hun eigen varianten te maken. Een aantal elementen worden tegenwoordig weggelaten, zodat ze gemakkelijker te dragen zijn; zo dragen allerlei jongeren er leggings onder.’
In het Koto Museum in de Prinsessenstraat in Paramaribo is, naast traditionele koto’s en omslagdoeken (bij gedenkwaardige gelegenheden worden er speciale doeken uitgebracht), een witte trouw-koto te zien, maar ook -variaties van jonge modeontwerpers op de flamboyante, wijd uitkragende hoofddoeken en een ‘kimona’, een koto-variant op de ochtendjas.
Hendrik Ngollo, die in Rotterdam in een Surinaamse ouderenwoongroep woont, vertelt over Nederland als multiculturele samenleving in vergelijking tot Suriname:
‘In Suriname leefden we van jongs af aan tussen allerlei bevolkingsgroepen; geen ervan was dominant. Wij kwamen hier in Nederland tussen de blanke mensen in te leven, er heerste een andere mentaliteit; dat was een heel andere situatie. We werden niet meteen geaccepteerd door de Nederlanders. Het zoeken naar werk leverde hier veel problemen op en we moesten wennen aan het eten hier.’