Dark
Light

Anton de Kom – De ‘Gandhi’ van Suriname en van het ‘moederland’

9 minuten leestijd
Anton de Kom
Anton de Kom

Hij was een geweldloze humanist, afstammeling van slaven, uit Afrika afkomstig. Gedreven door een sterk rechtvaardigheidsgevoel vocht hij zijn hele leven tegen onrecht en uitbuiting, in Suriname, maar ook in Nederland en stierf uiteindelijk als slachtoffer van een inhumaan politiek bewind in Europa. Sinds kort is hij als enige Surinamer opgenomen in de Canon van Nederland.

Anton de Kom werd in 1898 geboren als oudste zoon van een Creoolse goudzoeker uit Paramaribo, die vaak maandenlang weg was, terwijl zijn moeder (eveneens afstammeling van vrijgekochte slaven) op bestelling taarten bakte. Hij was een rustige jongen, altijd met zijn neus in de boeken, die op de Nederlandstalige Paulus-Mulo schoolging (op de Surinaamse mengtaal sranantongo praten stond honderd strafregels schrijven). Ogenschijnlijk was hij rustig, maar hij was tevens gepassioneerd, gedreven en zoekende.

Het ouderlijk huis van Anton de Kom nu met herdenkingsborden
Het ouderlijk huis van Anton de Kom nu met herdenkingsborden – Foto: Lex Veldhoen

Zijn zus herinnerde zich dat hij steeds maar verhalen over de slavernij wilde horen en later schreef hij uitgebreid over martelingen en het harde koloniale rechtssysteem. Vanaf 1916 werkte De Kom bij een deurwaarder, waar hij streed voor betere arbeidsvoorwaarden en vervolgens kwam hij bij de Balatacompagnie op voor de ‘balata bleeders’ (rubbertappers): ‘Hij zorgde er voor dat we het loon kregen waar we recht op hadden’, getuigde één van hen. In de biografie Anton de Kom schrijven Rob Woortman en Alice Boots:

…gezien zijn inzet lijkt het wel of het socialisme hem aangeboren is. “Altijd alles samen delen. Eerst een ander geven, dan jezelf.” Het is een credo waarmee hij ook later zijn kinderen zal opvoeden.

De Kom probeerde werk te vinden in Haïti (waar slaven zich vrijgevochten hadden) en in Curaçao, maar reisde uiteindelijk door naar Nederland, waar hij vrijwillig dienst nam bij de Huzaren in de Haagse Alexanderkazerne. Na een jaar nam hij ontslag om als assistent-boekhouder te gaan werken en in 1926 trouwde hij de Nederlandse Petronella C. Borsboom, met wie hij drie zonen en een dochter kreeg.

Anton de Kom en zijn vrouw Nel Borsboom
Anton de Kom en zijn vrouw Nel Borsboom, 1926
Hij ervoer discriminatie in Holland: een oom van Nel wilde hem geen hand geven. Toen hij dat uiteindelijk wel deed, veegde hij die vervolgens aan zijn broekspijp af. Anton leerde Mohammed Hatta kennen, die als student onafhankelijkheid van Indië propageerde, werd daardoor meer politiek bewust en ging lezingen houden over Suriname, het kolonialisme kritiserend, terwijl de inlichtingendienst hem in de gaten hield.

Vanaf 1928 werkte hij als vertegenwoordiger bij een koffiehandelaar en in 1932 keerde hij met Nel terug naar Suriname. Vooral in Paramaribo heerste onder de niet-blanke bevolking armoede, kindersterfte en werkloosheid. Een jaar tevoren was al een lange stoet de stad doorgetrokken met leuzen als: ‘Geeft ons werk, 5000 gezinnen leden gebrek. Helpt, Helpt, Helpt!’. De Kom:

Zo in en in treurig, zo buitengewoon slecht was de toestand op dat moment in de kolonie Suriname.

Een herdenkingsbord bij het Ouderlijk huis van Anton de Kom nu.
Een herdenkingsbord bij het Ouderlijk huis van Anton de Kom nu. – Foto: Lex Veldhoen
Zijn roem als criticaster was hem vanuit Nederland vooruitgesneld en in het blad De Banier was hij geprezen als de ‘zwarte Messias van het Surinaamse proletariaat’. Duizenden mensen verwelkomden hem vanaf de wal als een ware volksheld. Zijn eerste indrukken:

Hier in de ‘vuile wijk’ waar de proletariers wonen, is het stil en donker. In hun huizen van vier bij vier meter als lugubere holen, wachten de zwarte gezinnen zwaar slapend van vermoeidheid den morgen. Niet allen zijn zoo gelukkig een dak boven het hoofd te vinden. Velen slapen onder de bruggen of op de stoep der huizen.

Kantoor in de tuin

Een bijeenkomst met sympathisanten werd onmogelijk gemaakt doordat zaalverhuurders geïntimideerd werden door de regering. Anton besloot hulpbehoevende mensen vanuit zijn ouderlijk huis te steunen: ‘Op het erf zette ik een bordje met de woorden A. de Kom’s adviesbureau’. In de schaduw van de Manjaboom hield hij spreekuur:

…langs mijn tafeltje passeert de parade der ellende. Paria’s met diep holle wangen. Hongerlijders. Mensen zonder voldoende weerstand.

Een Surinaams geldbiljet van 500 gulden met een afbeelding van De Kom.
Een Surinaams geldbiljet van 500 gulden met een afbeelding van De Kom.
Hij luisterde naar verhalen van onderdrukking en ontbering:

Indianen, Bronnegers, creolen, Brits-Indiërs, Javanen, er waren dagen, terwijl motorbrigades der politie buiten op straat circuleerden, dat meer dan vijftienhonderd aan mijn tafel verschenen, waarvan sommigen acht dagen gereisd hadden om mij te spreken.

Hij had contact met Louis Doedel en Theo de Sanders, die de werknemersorganisatie SAWO hadden opgericht (maar vond hen niet strijdbaar genoeg). Anton spoorde mensen aan tot solidariteit, organisatie en hekelde het verschil tussen ambtenaren, van wie de hooggeplaatsten bezoldigingen ontvingen ‘welke dikwijls vijfentwintig, vijftig, ja honderdmaal zo hoog zijn als die der Surinaamse ambtenaren.’

Javanen hoopten, door zijn tussenkomst, terug te kunnen naar Java. Hij zou zich vergaloppeerd hebben door hen voorbarige beloften te doen, waardoor veel Javaanse contractarbeiders heel hun hebben en houwen achterlieten en vol verwachting naar Paramaribo trokken. Dat zette kwaad bloed; ze voelden zich achteraf misleid door hem.

Het door het gouvernement betaalde ticket voor de boot naar Nederland.
Het door het gouvernement betaalde ticket voor de boot naar Nederland.
Anton wees aanbiedingen van de hand om wapens op zijn erf te verbergen: ‘Het was mij te doen om organisatie, niet om een bloedbad’. In 1933 nam de onvrede onder de bevolking toe, de politie liet het erf van De Kom ontruimen, dat sympathisanten met geweldloos verzet probeerden te voorkomen. In een samenleving van slechts enkele honderdduizenden mensen was zo’n protest al snel bedreigend. Toen een stoet van tussen de twee- en drieduizend mensen zich naar het regeringsgebouw begaf en De Kom in het politiekantoor probeerde te bemiddelen, werd hij vastgezet, terwijl buiten twee doden vielen en tweeëntwintig mensen zwaar gewond raakten. De Kom werd na drie maanden gevangenschap, zonder proces, verbannen en op de boot gezet. De overheid betaalde zijn derde klas-ticket naar Holland.

Maar het rechtvaardigheidsgevoel bleef bij de banneling de kop opsteken. Hij verzette zich fel tegen fascisme en schreef het boek Wij slaven van Suriname. De Kom zag het als een geschiedenisboek voor zijn landgenoten en als aanklacht tegen het Nederlandse koloniale bewind, dat pas in 1863 de slavernij afschafte (Engeland: 1833, Frankrijk: 1848). Bij die afschaffing kregen plantage-eigenaren voor iedere vrijgegeven slaaf 300 gulden. De ex-slaven echter kregen niets om een bestaan op te bouwen, geen land, maar waren verplicht een jarenlang koelie-contract te sluiten tegen hongerloontjes. Bij die afschaffing waren er nog 35.000 slaven; tot dan toe waren ruim 200.000 Afrikanen Suriname binnengehaald.

Aanhangers van Anton de Kom eisen zijn vrijlating in Paramaribo, 1933
Aanhangers van Anton de Kom eisen zijn vrijlating in Paramaribo, 7 februari 1933 (CC0 – Rijksmuseum)

In zijn boek schreef De Kom:

…nooit heeft het leed der slavernij sterker tot mij gesproken dan uit de ogen van mijn grootmoeder, wanneer zij ons kinderen, voor de hut in Paramaribo, de verhalen over de oude tijd vertelde.

Heruitgave van 'Wij slaven van Suriname'
Heruitgave van ‘Wij slaven van Suriname’
Hij neutraliseerde het cliché van de ‘luie neger’, die zou maken dat Suriname niet welvarender was geworden en toonde aan hoe vele Hollandse bestuurders, gouverneurs en plantage-eigenaren faalden, zich verrijkten en sommigen zich schuldig maakten aan de grofste wreedheden. Volgens De Kom vormde de kritische gouverneur Mauricius een uitzondering. Die schreef dat vele blanken ‘geen occupatie hebben dan slapen, zuipen, spelen en kwaaddoen.’ De Kom:

Men hoeft slechts te letten op het aantal mulatten in Suriname om in te zien, dat de voorgewende afkeer van het blanke ras ten opzichte van de zwarten voor het geslachtelijk verkeer met onze vrouwen nooit een belemmering is geweest.

Anansi de Spin

Terug in Nederland kreeg het gezin De Kom het in de jaren dertig erg moeilijk. Anton moest het vooral hebben van bijverdiensten; ze kochten oud brood voor de halve prijs en van de groenteboer, voor wie hij aan huis bezorgde, kreeg Anton zaterdags wat fruit mee. In aanvulling op de in Suriname bekende kinderverhalen over Anansi de spin verzon Anton er avonturen bij en gaf ze gebundeld uit. Zijn zoon Cees herinnerde zich:

Hij vertelde altijd net zo lang door tot hij zelf niet meer wist hoe hij verder moest. Dan moesten we gaan slapen. De volgende dag had hij de afloop bedacht…

Anton verkeerde in linkse kringen, schreef in De Communistische Gids, gaf lezingen over ‘De situatie in Suriname’, ageerde tegen allerlei vormen van onderdrukking en ging om met schrijvers als Greshoff, ter Braak en Du Perron. Maar het zware, armoedige en frustrerende bestaan eiste zijn tol en volgens Simon Carmiggelt kreeg hij last van overspannenheid met woedeaanvallen en argwaan. In 1939 onderging hij een slaapkuur van drie maanden in de Ramaerkliniek in Loosduinen, waarvan hij goed herstelde. Volgens zijn vrouw Nel was zijn opname goeddeels te wijten aan heimwee naar Suriname.

Het borstbeeld van Anton de Kom bij de naar hem genoemde universiteit in Paramaribo
Het borstbeeld van Anton de Kom bij de naar hem genoemde universiteit in Paramaribo. – Foto: Lex Veldhoen

In de oorlog deed Anton, zonder dat zijn gezin het wist, mee aan verzetsactiviteiten. Nel kon het na de bevrijding, toen ze dit hoorde, amper geloven. In 1944 werd hij door de Duitsers gearresteerd. De trambestuurder van de Haagse lijn 11 vertelde het gezin later, dat hij zag dat Anton vanuit de tram afgevoerd werd bij de groentemarkt, waar hij vlakbij boekhoudkundig werk verrichtte en kinderen Engelse les gaf.

Via kamp Vught werd hij afgevoerd naar Kamp Sachsenhausen in Duitsland en overleed vermoedelijk vlak voor de bevrijding aan tuberculose in een kleiner kamp. In het Surinaamse schoolboek Geschiedenis voor het MULO (1986) is een minibiografie van Anton opgenomen, eindigend met de zinssnede, dat:

…deze grote Surinamer in Nederland een eregraf en een onderscheiding als verzetsstrijder kreeg.

Het omstreden beeld van Anton de Kom in de Bijlmer.
Het omstreden beeld van Anton de Kom in de Bijlmer. – Foto: Lex Veldhoen

In Den Haag is een Anton de Komstraat en de Pontewerfstraat in Paramaribo (waar zijn ouderlijk huis nog staat) werd omgedoopt tot de Anton de Komstraat. Er staat een borstbeeld van hem bij de naar hem genoemde universiteit van Paramaribo en bij de onthulling van een beeld in de Bijlmer (2006) protesteerden sommige aanwezigen tegen het feit dat hij halfnaakt is afgebeeld. Ze hingen hem de Surinaamse vlag om: ‘Wij zijn geen slaven meer’ en dat temeer omdat De Kom altijd deftig gekleed ging. Voor de kunstenares die het beeld maakte, symboliseerde die naaktheid zijn innerlijke kracht.

Hij wordt als voorbeeldfiguur gezien door meerdere politieke groeperingen in Suriname en was een universalist die tegen onrecht vocht, ook in Nederland als banneling. Hij werkte samen met anderen (vakbonden, communisten, verzet), terwijl zijn gezin dat met armoede moesten bekopen en hijzelf uiteindelijk met zijn vroege dood op zevenenveertigjarige leeftijd door een mens vernietigend inhumaan politiek systeem.

 Schetsen van Cojo, Mentor en Present in en juridische publicatie uit die tijd
Schetsen van Cojo, Mentor en Present in en juridische publicatie uit die tijd. – Foto: Lex Veldhoen

Andere vrijheidsstrijders

Niet alle Surinaamse vrijheidshelden waren even welbespraakt als De Kom. Maar vele gevluchte slaven (Marrons) verzetten zich al eerder als ‘jungle-commando’s’ tegen plantage-eigenaren en droegen met hun volhardende strijd bij aan afschaffing van de slavernij. Drie slaven, Cojo, Mentor en Present stichtten in 1832 branden op plantages en in Paramaribo. Present lichtte na veroordeling hun beweegredenen in niet mis te verstane bewoordingen toe : ‘Alle blanken moeten dood’. Ze droegen in terpentijn gedrenkte kleding, werden vastgeketend en vervolgens op de brandstapel aangestoken. Er vlakbij is nu een gedenkplaquette als herinnering aan hun verzet. De Kom over andere Marron verzetsstrijders:

Wij, die de namen van de opstandelingen Bonni, Baron en Joli Coeur tevergeefs in onze geschiedenisboekjes zochten, beijverden ons om vlug en nauwgezet voor het examen de namen en jaartallen op te dreunen der Hollandse gouverneurs, onder wier bewind men onze vaders als slaven ingevoerd heeft.

Op een herdenkingsmuur in Paramaribo een portret van Louis Doedel.
Op een herdenkingsmuur in Paramaribo een portret van Louis Doedel. – Foto: Lex Veldhoen
De vakbondsachtige strijders Louis Doedel en medeactivist Hugo van Vliet werden in de jaren dertig opgesloten in psychiatrische inrichting Wolfenbuttel. Cynthia McCleod, schrijfster van boeken over de slavernij:

Doedel mobiliseerde arbeiders, had een arbeidsplan ontwikkeld en wilde dat aanbieden aan de gouverneur. Maar de adjudant weigerde hem toe te laten. Doedel was verschrikkelijk verontwaardigd. Toen hij uit het paleis wegliep, liet hij zijn broek zakken en toonde zijn achterste. Daarna heeft men hem opgesloten in Wolfenbuttel.

Pas in de jaren zeventig (zijn familieleden denken dat hij al dood is) blijkt dat Doedel er nog steeds verblijft. Linkse politici oefenen druk uit en Amnesty International verricht een onderzoek, maar, zo schrijven Woortman en Boots in hun biografie: ‘De inspanningen hem vrij te krijgen komen te laat. In 1980, na drieënveertig jaar opsluiting, overlijdt Doedel volledig uitgeteerd.’ Dit gebeurt enkele dagen na zijn bevrijding uit Wolfenbuttel.

×