De Turkse Onafhankelijkheidsoorlog (1919-1922) staat ook bekend als de Grieks-Turkse Oorlog. Hoewel de felle strijd tussen de Griekse en Turkse troepen centraal in de oorlog stond, vochten de Turken ook tegen verscheidene andere legers. De onafhankelijkheidsstrijd volgde kort na de Eerste Wereldoorlog, waarin het Ottomaanse Rijk als bondgenoot van Duitsland vocht aan de kant van de Centralen.1 Zij verloren de oorlog en werden zwaar gestraft. In het Verdrag van Sèvres (1920) werd het Ottomaanse Rijk verdeeld onder de overwinnaars van de oorlog, de Entente. Slechts een deel van Anatolië werd gereserveerd voor een nieuwe Turkse staat.
Elk jaar op 19 mei wordt in Turkije groots gevierd dat Mustafa Kemal Atatürk (1881-1938) op deze dag in 1919 aankwam in Samsun, een havenstad aan de Zwarte Zee. Vanaf dat moment nam hij de leiding over de Turkse verzetsbeweging op zich. In de Turkse geschiedschrijving vormt deze dag meestal het beginpunt van de geschiedenis van de Republiek Turkije. Mustafa Kemal Atatürk, de eerste president van Turkije, noemde zichzelf de inspirator én motor van de Turkse verzetsbeweging. Maar historisch gezien is dit onjuist.
De plannen voor het oprichten van een verzetsbeweging waren in 1918, gedurende de Eerste Wereldoorlog, al bedacht door enkele prominente Ottomaanse politici.2 Het doel was om te voorkomen dat Istanboel of delen van Anatolië in de vredesverdragen aan Griekenland of Armenië zouden worden toebedeeld.3 In oktober 1918 werd de Algemene Revolutionaire Organisatie van de Islamitische Wereld opgericht met de opdracht voorbereidingen te treffen voor de ‘tweede fase van de wereldoorlog’.4 Ook richtten leden van de regeringspartij de Karakol op, een geheime verzetsbeweging. Deze organisaties speelden een belangrijke rol in de opbouw van bestuurlijke en militaire vormen van verzet door de aanleg van wapendepots en het transport van geld, goederen en bekwame officieren en bestuurders vanuit Istanboel naar Anatolië.5
Op 31 oktober 1918 sloten een Britse en een Ottomaanse delegatie officieel een wapenstilstand, waarna de oorlogsregering van de CUP-partij (Committee of Union and Progress) het Ottomaanse Rijk ontvluchtte. De capitulatie werd vastgelegd in 25 artikelen, die onder meer voorzagen in de demobilisatie en ontwapening van de Ottomaanse troepen, de militaire bezetting van de Dardanellen en de controle van alle spoorwegen en telegraaflijnen. Artikel 7 gaf de Entente ook het recht om gebieden ‘die een veiligheidsrisico vormden’ te bezetten.6 Kort daarna landden de eerste buitenlandse troepen op Ottomaans grondgebied: Groot-Brittannië bezette de Ottomaanse provincie Mosul in het huidige Irak. In december landden Franse troepen in de haven van Alexandretta, nabij Syrië, en bezetten een regio in het zuidoosten van Anatolië om de christenen in de Armeense gebieden en de eigen belangen in Syrië te beschermen. Franse en Britse troepen bezetten verder strategische plaatsen, havens en treinstations verspreid over Anatolië om controle uit te kunnen oefenen.7
Opkomst van verzet
Korte tijd na de capitulatie werden verspreid over Anatolië en Thracië regionale verenigingen opgericht ‘voor de verdediging van de nationale rechten’. Dergelijk politiek activisme vond allereerst plaats in het oosten en westen van Anatolië, in de gebieden die het grootste gevaar liepen om bezet te worden. In de meeste gevallen richtte de lokale afdeling van de CUP-partij een dergelijke vereniging op in de hoofdstad van de provincie. Vervolgens werd de vereniging overgedragen aan lokale notabelen en religieuze leiders om brede steun onder de bevolking te verwerven. Deze verenigingen verklaarden dat hun regio overwegend islamitisch en Turks was, dat altijd was geweest en dat het de wens van de bevolking was om verenigd te blijven met het moederland.8 Daarbij verwezen ze vaak naar de zogenoemde Veertien Punten van de Amerikaanse president Woodrow Wilson (1856-1924), waarin het recht op soevereiniteit voor Turkse gebieden was vastgelegd.9 De bedoeling was niet alleen om de lokale publieke opinie te beïnvloeden, maar ook die van de buitenlandse machten. Zo werd er een campagne om ansichtkaarten te sturen naar vertegenwoordigers van de Entente en president Wilson opgezet om hen dringend te verzoeken zich aan de principes uit Wilson’s Veertien Punten te houden. Naar schatting werden er 130 duizend kaarten verstuurd.10
In het voorjaar van 1919 brak etnisch geweld uit tussen moslims en christenen in de provincies aan de randen van Anatolië. De Griekse overheid en de Armeense vertegenwoordiging waren eropuit deze gebieden in te lijven. Islamitische en Turkse burgers die zich tegen de verdeling van Anatolië verzetten, zagen de lokale Grieken en Armeniërs daarom als vijand. Zo kwamen gemeenschappen die eeuwenlang hadden samengeleefd tegenover elkaar te staan. Er waren verschillende Griekse en Armeense bendes die etnisch geweld pleegden of er zelfs op uit waren ‘de Turk te vernietigen’. De Karakol onderhield contact met vergelijkbare islamitische bendes en stimuleerde de oprichting van meer guerrillabendes.11 Op die manier ontwikkelde het gewapend verzet tegen de buitenlandse bezetters zich vooral in West-Anatolië tot een soort guerrillastrijd.
In het oosten nam het militaire verzet grotere vormen aan rondom de daar aanwezige Ottomaanse reguliere troepen. Hoewel de Ottomaanse troepen ernstig hadden geleden onder de Eerste Wereldoorlog, functioneerden de structuren van het leger nog steeds. Veel van de legerofficieren stonden achter het verzet. Zij wisten de demobilisatie en ontwapening van het leger, zoals in de capitulatie was besloten, grotendeels te voorkomen.12
Het werd duidelijk dat er een leider nodig was om de lokale verzetsbewegingen te verenigen tot één beweging. De Karakol vroeg Mustafa Kemal Pasja om deze rol op zich te nemen. Mustafa Kemal had zich al vroeg aangesloten bij de CUP, maar was geen onderdeel van de regering geweest. Gedurende de Eerste Wereldoorlog had hij naam gemaakt als legerofficier, waardoor hij nationale bekendheid had verworven. Mustafa Kemal had zich onderscheiden op het front in Oost-Anatolië en in Palestina en was bovenal de grote held van de Slag om Gallipoli. De combinatie van zijn grote reputatie in het leger en relatieve onbekendheid binnen de politiek maakte hem de ideale kandidaat. In april 1919 zocht de naoorlogse regering een militaire inspecteur om een einde te maken aan het toenemende geweld tussen de verschillende gemeenschappen aan de kust van de Zwarte Zee en in Oost-Anatolië. De angst was dat de Entente ook deze gebieden zou innemen als er niet snel pacificatie plaatsvond. Sympathisanten van het verzet in de regering droegen Mustafa Kemal voor. Op 19 mei 1919 arriveerde hij in Samsun als inspecteur van het Derde Leger met verregaande bevoegdheden op militair en civiel gebied.13
Een nationale verzetsbeweging
Twee maanden eerder hadden Italiaanse troepen zonder toestemming van de Entente een gebied in Zuid-Anatolië, rond het hedendaagse Antalya, bezet. Zowel Italië als Griekenland claimden gebieden in het westen van Anatolië. Griekenland kon daarbij op steun van de Entente rekenen vanwege goede banden met het Britse Rijk, de Griekse bevolking in Anatolië en haar historische connectie met het gebied. Begin mei bereikte de Britten het bericht dat er Italiaanse schepen richting de West-Anatolische havenstad Smyrna, nu bekend als Izmir, waren vertrokken. De Entente reageerde woedend. Griekenland kreeg toestemming troepen naar Smyrna te sturen om de Italiaanse bezetting te voorkomen. De Griekse troepen landden op 15 mei 1919 en bezetten de stad en omgeving. Griekenland had nooit de intentie om door middel van een tijdelijke bezetting de Italianen tegen te houden, maar wilde het gebied rond Smyrna permanent innemen en bij Griekenland voegen.14 De erkenning van de Griekse claim op de Smyrna enclave werd door de Turkse verzetsbewegingen ervaren als een groot onrecht omdat de Grieken zich pas aan het einde van de oorlog hadden aangesloten bij de Entente en nooit Ottomaanse troepen hadden verslagen.15
De landing van de Griekse troepen in Smyrna verhoogde de urgentie van het verzet radicaal. Waar gevechten tot dat moment lokaal waren, interpreteerde de Ottomaanse pers dit als de start van een oorlog tegen een land met grenzeloze territoriale ambities. De Griekse landing ging gepaard met veel geweld en maakte ook daarom veel los bij de islamitische bevolking. Honderden islamitische notabelen werden met geweld gearresteerd, waarna ze in de gevangenis werden gezet, naar Griekenland werden gedeporteerd of zelfs werden vermoord.16 Op verschillende plaatsen vonden grote demonstraties plaats. De demonstranten eisten een einde aan de Griekse wreedheden en de volledige verwijdering van alle Griekse troepen. Aan de grootste demonstratie op het Sultan Ahmet plein in het centrum van Istanboel namen naar schatting 200 duizend mensen deel.17
Enkele dagen later ontvingen alle civiele en militaire autoriteiten in Anatolië bericht van legerinspecteur Mustafa Kemal. Hij stelde dat het land in gevaar was, de regering in Istanboel niet in staat was het te verdedigen en het land alleen gered kon worden “door de wil van de natie”. Daarnaast kondigde hij een nationaal congres in de plaats Sivas aan, waartoe elke provincie drie afgevaardigden van de regionale verzetsbeweging diende te sturen. Het beroemde Sivas congres vond plaats van 4 tot 11 september 1919 onder de naam Vereniging voor de Verdediging van de Nationale Rechten van Anatolië en Thracië. Dit congres koos een representatieve commissie met Mustafa Kemal als voorzitter. Deze commissie functioneerde voortaan als bestuur van de nationale verzetsbeweging. Enkele maanden later verplaatste de nationale verzetsbeweging haar hoofdkwartier naar Ankara vanwege de centrale ligging en goede spoor- en telegraafverbindingen.18
In Istanboel vochten de sultan, politici en de Entente intussen om de macht.19 De belangrijkste taken van de regering na de oorlog waren de vredesonderhandelingen en de overgang naar een post-CUP tijdperk in de politiek. De CUP had echter nog altijd een grote invloed in de provincies en binnen het leger en de politie. Daarnaast had de CUP veel sympathisanten in het kabinet die informatie verschaften aan de Karakol.20 De sultan richtte zijn beleid steevast op de wensen van de Entente in de hoop het nog te sluiten vredesverdrag positief te beïnvloeden, terwijl het kabinet probeerde om het verzet te onderdrukken.21 De activiteiten van Mustafa Kemal baarden daarom grote zorgen in Istanboel. Nog voor het Sivas congres plaatsvond, kreeg een vooraanstaande officier in Oost-Anatolië de opdracht Mustafa Kemal op te pakken en zijn functie over te nemen. Toen hij weigerde en duidelijk maakte Mustafa Kemal nog steeds als zijn leider te zien, volgde het overgrote deel van het leger dit voorbeeld.22 In het vervolg van de tekst wordt dit leger onder leiding van Mustafa Kemal het Turkse leger genoemd. In februari 1920 behaalde het Turkse leger haar eerste overwinning tegen een kleine Franse troepenmacht in het zuiden van Anatolië.23
Intussen verloor de Ottomaanse regering haar geloofwaardigheid omdat het niets wist te bereiken bij de Entente. In september 1919 trad de politieke leiding af, waarna het nieuwe kabinet juist probeerde om samen te werken met de nationale verzetsbeweging. Op 28 januari 1920 nam het parlement het zogenaamde Nationale Pact aan met daarin de officiële doelen zoals die door de nationale verzetsbeweging waren opgesteld. Het eerste punt van het pact was kort gezegd: de gebieden die worden bewoond door een meerderheid van Turken en moslims vormen een ondeelbaar geheel en hebben recht op zelfbeschikking, daarnaast moet de toekomst van de gebieden die worden bewoond door een Arabische meerderheid door middel van volksraadpleging worden bepaald.24
Op 16 maart 1920 bezetten Britse troepen Istanboel en werden 150 Turks nationalisten opgepakt. Het laatste Ottomaanse parlement hief zichzelf op 2 april uit protest op. Mustafa Kemal riep de parlementariërs op naar Ankara te komen om samen met gekozen vertegenwoordigers van de regionale verzetsbewegingen een nationale vergadering te vormen. Op 23 april 1920 vond de eerste bijeenkomst plaats van de Grote Nationale Vergadering, die de functie van de regering overnam en Mustafa Kemal verkoos tot haar president.25
Diplomatieke en militaire successen
Nadat het Verdrag van Versailles eind 1919 gesloten werd, kwam de Entente begin 1920 opnieuw bij elkaar om te onderhandelen over het vredesverdrag met het Ottomaanse Rijk. Wat Anatolië betreft, waren er drie moeilijke punten. Ten eerste de Armeense kwestie, ten tweede de overlappende eisen van Italië en Griekenland in West-Anatolië en ten derde de positie van Istanboel en de Dardanellen.26 De uitkomst was als volgt: in Oost-Anatolië zou een onafhankelijke Armeense staat worden gesticht; Oost-Thracië en de omgeving van Smyrna werden aan de Grieken toebedeeld; het zuidwesten van Anatolië ging naar Italië; de Dardanellen zouden worden geïnternationaliseerd; en een gebied in Zuid-Anatolië werd aan de Fransen toebedeeld. Istanboel bleef de hoofdstad van een Turkse staat die bestond uit de restanten van Anatolië.27
Het Verdrag van Sèvres werd getekend op 10 augustus 1920. Het was inmiddels echter wel duidelijk dat de nationale verzetsbeweging nooit met dit vredesverdrag akkoord zou gaan, terwijl de Europese mogendheden geen grootschalige oorlog meer wilden voeren. Bovendien had de Italiaanse overheid sympathie gekregen voor de Turks nationalistische beweging en was het niet eens met het harde verdrag. Daarom besloot de Italiaanse overheid haar troepen terug te trekken uit Anatolië waarna het in het geheim een akkoord met Mustafa Kemal sloot.28
In de zomer van 1920 had het Griekse leger bijna geheel West-Anatolië en Thracië bezet. Het Turkse leger in het westen stelde nog altijd niet zoveel voor omdat de meeste troepen zich nog in Oost-Anatolië bevonden. In het zuidoosten vochten ze tegen de Franse bezetters, terwijl in het oosten de pijlen op Armenië gericht waren. Na een snelle opmars werd het Armeense leger verslagen op 27 oktober, waarna de Bolsjewieken en Turken een vriendschapsverdrag sloten. In ruil voor grondgebied in het huidige Georgië beloofden de Bolsjewieken militaire en financiële steun. Dit gaf de Turken de gelegenheid troepen naar het westen te verplaatsen. Op 10 januari 1921 volgde de eerste Turkse overwinning op de Grieken bij Inönü.29
De diplomatieke positie van de Turkse nationalisten was door deze gebeurtenissen aanzienlijk verbeterd waardoor ook onderhandelingen met Frankrijk op gang kwamen. Terwijl de Turkse troepen op financiële en materiële steun van de Bolsjewieken konden rekenen, kregen de Grieken te maken met een tekort aan geld en middelen. Groot-Brittannië had tot dan toe de nodige steun kunnen leveren, maar drong nu aan op een diplomatieke oplossing.30 Nadat onderhandelingen mislukten, vestigde Griekenland haar hoop op een grote militaire actie. In april 1921 werden de Griekse troepen opnieuw tot stilstand gebracht bij Inönü, maar in juli wisten ze toch door te stoten en de strategische plaats Eskişehir in te nemen, slechts 200 kilometer ten westen van Ankara. De naderende Griekse troepen zorgden in Ankara voor grote paniek. De Nationale Vergadering vroeg Mustafa Kemal om persoonlijk de leiding over het leger te nemen en voor drie maanden lang kreeg hij alle macht.31
Mustafa Kemal trok het leger volledig terug, riep alle mannen op om te vechten en vorderde vee, voedsel, wapens en munitie op het Anatolische platteland. Door de terugtrekking geloofden de Griekse officieren dat het Turkse leger verslagen was en bereidden zij zich voor op een zegetocht naar Ankara.32 Het Turkse leger nam echter positie in bij de Sakarya rivier, ongeveer 80 kilometer van Ankara, nabij het plaatsje Polatlı. Van 23 augustus tot 13 september werd daar de Slag om Sakarya gevochten waarna het Griekse leger zich moest terugtrekken. Omdat de Turkse krachten uitgeput waren, bleef het front bijna een jaar lang ongewijzigd. Intussen bereidde Mustafa Kemal het Turkse Leger zeer nauwkeurig voor op de volgende aanval.33
De herfst van 1921 bracht nog een grote militaire en politieke overwinning: een akkoord met Frankrijk. Franse erkenning van de Nationale Vergadering als legitieme overheid was een belangrijke stap. Het Verdrag van Ankara beëindigde de oorlog in Zuidoost-Anatolië en voorzag in Franse steun in de vorm van wapenleveringen. Frankrijk en Groot-Brittannië steunden nu tegengestelde partijen in de Grieks-Turkse oorlog.34
Bij het ochtendgloren op 26 augustus 1922 werden de Griekse troepen compleet verrast door een Turkse aanval bij Sakarya. Binnen enkele dagen werden de Griekse troepen uiteen geslagen, waarna ze zich terugtrokken richting de kust. Vervolgens marcheerde het Turkse leger in de beroemde Izmir Mars in tien dagen tijd naar de Middellandse Zee. Op 9 september werd Smyrna heroverd en waren de Grieken compleet verslagen.35 De Grote Overwinning, zoals dit offensief bekend staat in Turkije-, versterkte de positie van Mustafa Kemal. Hij werd gezien als redder en veroveraar, wat hem de onbetwiste leider van de Turkse natie maakte.36
Nadat de Grieks-Turkse Oorlog was beëindigd, stond Groot-Brittannië alleen tegenover het Turkse leger. De Britse publieke opinie was fel tegen het voeren van een nieuwe oorlog.37 Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië en Griekenland nodigden zowel de regering in Ankara als die in Istanboel uit om delegaties te sturen naar een nieuwe vredesconferentie in Lausanne. Toen de Nationale Vergadering het voorstel uit Istanboel ontving om een gezamenlijke delegatie te sturen, ontstak deze in woede. Op 1 november 1922 besloot de Nationale Vergadering tot het opheffen van het sultanaat waarna de laatste sultan Istanboel ontvluchtte aan boord van een Brits schip.38 Na moeizame en langdurige onderhandelingen werd op 24 juli 1923 het Verdrag van Lausanne getekend waarna alle buitenlandse troepen zich terugtrokken uit Anatolië en Istanboel. Na tien jaar bijna constante oorlog lag Anatolië in puin, maar was Turkije officieel onafhankelijk.39 Onder leiding van Mustafa Kemal, die de eretitel Atatürk ‘Vader der Turken’ kreeg, nam het parlement op 29 oktober 1923 een nieuwe constitutie aan, waarmee de stichting van de republiek Turkije een feit was.
Ankara en Athene sloten na de oorlog een overeenkomst waarin een bevolkingsuitwisseling werd vastgelegd. In 1923-1924 werd de resterende Griekse bevolking, behalve zij die Istanboel als officiële woonplaats hadden, verplicht om naar Griekenland te verhuizen. Deze ‘Grieken’ spraken Turks en geen Grieks, maar waren wel christenen. Andersom spraken veel ‘Turken’ die uit Griekenland werden gerepatrieerd helemaal geen Turks. Het was eigenlijk meer een religieuze uitwisseling van Grieks-orthodoxen en Ottomaanse moslims dan van Grieken en Turken. De uitwisseling had een groot effect op de samenstelling van de Turkse bevolking. In 1913 was nog één op de vijf personen binnen de grenzen van het huidige Turkije christen. Aan het einde van 1923 was dit gedaald naar slechts één op de veertig.40
-Fromkin, David. A peace to end all peace: the Fall of the Ottoman Empire and the Creation of the Modern Middle East. New York: Avon Books, 1989.
-Gingeras, Ryan. Sorrowful Shores: Violence, Ethnicity, and the End of the Ottoman Empire 1912-1923. Oxford: Oxford University Press, 2009.
-Howard, Harry N. The Partition of Turkey: a Diplomatic History, 1913-1923. New York: Noble Offset Printers, 1966.
-Kayalı, Hasan. “The struggle for independence.” In The Cambridge History of Turkey, volume 4: Turkey in the Modern World, edited by Resat Kasaba, 112-146. Cambridge: Cambridge University Press, 2008.
-Keyder, Ҫağlar. “A History and Geography of Turkish Nationalism.” In Citizenship and the Nation-State in Greece and Turkey, edited by Faruk Birtek and Thalia Dragonas, 3-17. Oxon: Routledge, 2005.
-Zürcher, Erik J. Turkey, A modern History. London: I.B. Tauris, 1997.
-Zürcher, Erik. J. ‘Gelukkig is hij die zich “Turk” noemt’: nationale identiteit en persoonlijkheidscultus in Turkije. Amsterdam: Stichting beheer IISG, 1994.
-Zürcher, Erik. J. The Unionist Factor: The Role of the Committee of Union and Progress in the Turkish National Movement 1905-1926. Leiden: E.J. Brill, 1984.
Noten
1 – De benamingen Centralen en Entente wijzen naar de strijdende allianties in de Eerste Wereldoorlog. Aan de zijde van de Centralen vochten Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, het Ottomaanse Rijk en Bulgarije. De Entente bestond uit het Britse Rijk, Frankrijk, het Russische Rijk en later Italië en Griekenland. De Verenigde Staten steunde de Entente, maar vocht alleen tegen Duitsland en niet tegen haar bondgenoten.
2 – Ryan Gingeras, Sorrowful Shores: Violence, Ethnicity, and the End of the Ottoman Empire 1912-1923 (Oxford: Oxford University Press, 2009), 69.
3 – Erik J. Zürcher, ‘Gelukkig is hij die zich “Turk” noemt’: Nationale identiteit en persoonlijkheidscultus in Turkije (Amsterdam: Stichting beheer IISG, 1994), 9.
4 – Erik J. Zürcher, The Unionist Factor: The Role of the Committee of Union and Progress in the Turkish National Movement 1905-1926 (Leiden: E.J. Brill, 1984), 84.
5 – Zürcher, The Unionist Factor, 81-82.
6 – Erik J. Zürcher, Turkey, A modern History (London: I.B. Tauris, 1997), 133.
7 – Hasan Kayalı, “The struggle for independence,” The Cambridge History of Turkey, volume 4: Turkey in the Modern World, ed. Resat Kasaba (Cambridge: Cambridge University Press, 2008), 116.
8 – Zürcher, Turkey, a modern History, 147-148.
9 – Harry N. Howard, The partition of Turkey: a diplomatic history 1913-1923 (New York: Noble Offset Printers, 1966), 202.
10 – Kayalı, “The struggle for independence,” 121.
11 – Gingeras, Sorrowful Shores, 70-71.
12 – Zürcher, Turkey, a modern History, 148-149; Zürcher, The Unionist Factor, 101.
13 – Zürcher, Turkey, a modern History, 142-143.
14 – David Fromkin, A peace to end all peace: the Fall of the Ottoman Empire and the Creation of the Modern Middle East (New York: Avon Books, 1989), 392-393.
15 – Zürcher, Turkey, a modern History, 148.
16 – Gingeras, Sorrowful Shores, 71.
17 – Kayalı, “The struggle for independence,” 121.
18 – Zürcher, Turkey, a modern History, 149-151.
19 – Zürcher, Turkey, a modern History, 134-135.
20 – Zürcher, The Unionist Factor, 29.
21 – Zürcher, Turkey, a modern History, 137.
22 – Zürcher, Turkey, a modern History, 150.
23 – Fromkin, A peace to end all peace, 407.
24 – Zürcher, Turkey, a modern History, 137-139.
25 – Harry N. Howard, The partition of Turkey: a diplomatic history 1913-1923 (New York: Noble Offset Printers, 1966), 256-258.
26 – Zürcher, Turkey, a modern History, 145.
27 – Fromkin, A peace to end all peace, 411.
28 – Fromkin, A peace to end all peace, 531-532.
29 – Zürcher, Turkey, a modern History, 153.
30 – Howard, The partition of Turkey, 261-265.
31 – Zürcher, Turkey, a modern History, 154-155.
32 – Fromkin, A peace to end all peace, 142-143.
33 – Zürcher, Turkey, a modern History, 155.
34 – Fromkin, A peace to end all peace, 573.
35 – Zürcher, Turkey, a modern History, 155.
36 – Zürcher, Turkey, a modern History, 159.
37 – Fromkin, A peace to end all peace, 550.
38 – Zürcher, Turkey, a modern History, 160.
39 – Zürcher, Turkey, a modern History, 162.
40 – Ҫağlar Keyder, “A History and Geography of Turkish Nationalism,” in Citizenship and the Nation-State in Greece and Turkey, edited by Faruk Birtek and Thalia Dragonas, 3-17 (Oxon: Routledge, 2005), 6.