Twee jonge Vlamingen tijdens de Eerste Wereldoorlog

2 minuten leestijd
August Balthazar en Leo Picard

Tijdens de Eerste Wereldoorlog hielden twee jonge Vlamingen, de latere minister August Balthazar en Leo Picard, die later journalist bij De Standaard werd, allebei een dagboek bij. Ze beschrijven de oorlog daarin elk vanuit hun eigen standpunt. Balthazar als socialistisch activist afkomstig uit een arbeidersgezin, Picard als steeds gematigder wordend lid van de radicaal-activistische groep Jong Vlaanderen.

In Twee jonge Vlamingen in den Grooten Oorlog (Uitgeverij Lannoo, 2014), beschrijven Herman Balthazar en Nico van Campenhout de oorlogsdagboeken van de jonge flaminganten Balthazar en Picard. Feitelijk hebben de auteurs deze dagboeken, die in de tekst integraal zijn opgenomen verwerkt in een doorlopende biografie van beide mannen. Waar nodig zijn de dagboekfragmenten historisch geannoteerd en voorzien van relevant commentaar.

Leo Picard

In 1914 was Leo Picard student geschiedenis en afkomstig uit een Antwerps middenklassegezin. Hij raakte op jonge leeftijd betrokken bij de activiteiten van Vlaamsgezinde vrijzinnige kringen. Tijdens de oorlog werd hij steeds meer een pan-germanist, die de aansluiting van België bij Duitsland bepleitte. In het najaar van 1915 vertrok hij, mede omdat hij in eigen land als landverrader werd beschouwd, met zijn partner Martha naar Den Haag in het neutrale Nederland. Daar bleef hij ook na de oorlog, wat niet onverstandig was omdat hij in 1921 door het Gentse Hof van Assisen bij vertrek tot levenslang veroordeeld werd vanwege zijn activistische ondernemingen.

In Nederland ging Picard aan de slag bij het liberale dagblad Het Vaderland en schreef hij ook regelmatig voor Vlaamse kranten over de Vlaamse Beweging. Pas in 1945 zou Picard naar België terugkeren en trad hij toe tot de redactie van de Vlaamsgezinde katholieke krant De Standaard. Picard overleed in Gent op 21 november 1981.

August Balthazar

August Balthazar was een Gentse arbeiderszoon. Hij schreef zijn dagboek grotendeels tijdens zijn krijgsgevangenschap in Duitsland. Balthazar begon zijn Belgische dienstplicht – als socialistisch activist was hij pacifist en ging met tegenzin onder de wapens – in september 1913. Bijna een jaar later, op 12 augustus 1914, kreeg hij zijn militaire vuurdoop in Halen aan de Gete, een dorp tussen Hasselt en Diest:

“Daar werd hevig slag geleverd en tussen de val van de forten van Luik en het vormen van het front aan de IJzer werd het de enige Belgische overwinning. De slag blijft vooral bekend als de laatste grote cavaleriecharge met de blanke abel. Pastoor August Coppens gaf er in een jubelgedicht de naam aan van ‘De Slag van de Zilveren Helemen’, refererend aan de Guldensporenslag van 1302 en aan de helmen van de gesneuvelde Duitse kurassiers, die tussen de honderden dode paarden blonken als zilver in het zonlicht.” (53)

Twee jonge Vlamingen in den Grooten Oorlog
Twee jonge Vlamingen in den Grooten Oorlog

August Balthazar raakte tijdens deze slag gewond en verbleef vanaf 14 augustus twee weken in het Sint-Michielshospitaal in Brussel. Toen de Duitsers op 1 september Brussel veroverden, verplaatsten de Belgen het hospitaal naarde plaats Ukkel, waar Balthazar op 3 september krijgsgevangene werd gemaakt. Die dag begon voor hem een periode van 4 jaar gevangenis in een Duits kamp in Soltau, waar ruim 10.000 Belgische soldaten opgesloten waren. Vanaf mei 1916 verkaste hij naar een kamp in Göttingen, tot hij er in mei 1916 in slaagde overgeplaatst te worden naar het neutrale Zwitserland.

In 1918 keerde Balthazar terug naar Gent, waar hij schepen van de stad werd en volksvertegenwoordiger. Twee jaar later trad hij aan als hoofdredacteur van het progressieve blad Vooruit en in mei 1938 werd hij minister, die na de Duitse inval in België uitweek naar Frankrijk en later opereerde vanuit Londen. Na de Tweede Wereldoorlog belandde Balthazar politiek in de marge. Hij overleed op 22 juli 952 in Lovendegem.

~ Enne Koops

Bekijk dit boek bij:

0
Reageren?x
×