In de West-Europese geschiedenis hebben talloze opzienbarende gerechtelijke processen plaatsgevonden. Bekend zijn onder meer de veroordelingen van historische persoonlijkheden als Socrates (gifbeker), Jeanne d’Arc (brandstapel) en Johan van Oldebarnevelt (onthoofding). Deze en nog zeven andere processen vormen de kern van het boek Van Gifbeker tot Guillotine – Tien politieke processen (Uitgeverij Aspekt, 2016) van voormalig advocaat en bedrijfsjurist Ben Croon (1947). In het boek schetst Croon de ontwikkeling van de verhouding tussen machtsinstellingen en hun onderdanen, door de juridisch-historische context van in totaal tien spraakmakende processen te analyseren.
De spanning in de verhouding tussen de machtsinstanties (kerk en staat) en hun onderdanen kwam tot uiting in de strafrechtspraak, in veroordelingen door vorst, paus of inquisitie, de aan- of afwezigheid van onafhankelijke rechtspraak en de mate van burgerinspraak. Croon verdeelt de gerechtelijke verhouding tussen machthebbers en hun onderdanen in drie fasen:
“Eerst de democratieën in de klassieke oudheid; dan de opkomst van de kerk en het van God gegeven koningschap en als derde fase de periode van maatschappelijke opstand en revoluties.” (9)
De in tien hoofdstukken beschreven politieke processen zijn in deze drie thema’s onderverdeeld. In deze bespreking haal ik twee processen naar voren, zodat een indruk ontstaat van de inhoud van het boek: de vervolging van Socrates en de rechtsprocedure tegen de Franse koning Lodewijk XVI.
Je kunt er vergif op innemen
Bij een historisch boek waarin de rechtspraak en/of terechtstellingen centraal staan, kun je er haast vergif op innemen dat Socrates (ca. -399 v.Chr.) in de analyse aan bod komt. Zo ook in dit boek. Socrates’ kernfilosofie was om – via soms eindeloos doorvragen – de mens tot zelfinzicht te brengen en tot objectieve vaststellingen te komen. Deze methodiek riep in zijn omgeving – Socrates liep vaak vragend over Atheense fora – regelmatig onbegrip op.
Uiteindelijk kwam het tot een aanklacht tegen Socrates door drie personen. Dichter Melotos, redenaar Lycon en leerlooijer / ex-generaal Anytos daagden hem voor het gerecht. Een rol bij de aanklacht speelden onder meer Socrates’ antidemocratische uitspraken, enkele leerlingen van hem die een slechte reputatie hadden en non-conformistisch gedrag vertoonden en het feit dat Socrates Athene, zoals veel anderen wel, niet verliet toen een antidemocratisch bewind daar de macht overnam.
De aanklacht tegen Socrates luidde:
“Socrates respecteert de staatsgoden niet. Bovendien leert hij zijn metgezellen neer te zien op de wetten van Athene en brengt hij jongeren ertoe de bestaande inrichting te minachten en gewelddadigheden te plegen.” (25)
Croon beschrijft helder hoe het indienen van een aanklacht en de gerechtsprocedure van a tot z verliepen. Kort samengevat verliep de rechtsprocedure als volgt:
“Wanneer iemand een Atheens burger wilde aanklagen, legde hij de klacht eerst voor aan de basileus archon, de hoogste magistraat. Deze hoorde beide partijen en besliste vervolgens of de zaak in aanmerking kwam voor een proces. In het bevestigende geval werd door loting een jury van vijfhonderd man aangewezen. Deze jury besliste met meerderheid van stemmen. Het proces zelf was openbaar. De aanklager formuleerde de aanklacht en kon deze onderbouwen door wetsartikelen te noemen en getuigen te horen. Daarna kon de aangeklaagde zich verdedigen. (…) De jury deed twee keer uitspraak. In de eerste plaats over de schuldvraag. Werd de aangeklaagde schuldig bevonden dan deed zowel de aanklager als de verdediger een voorstel voor de op te leggen straf.” (25)
Met 280 voorstemmers en 220 tegenstemmers achtte de jury Socrates schuldig aan de aanklacht. Daarna volgde een tweede stemming over de op te leggen straf. De aanklagers stelden de doodstraf voor, waarna het de beurt was aan Socrates om zijn eigen straf te bepalen. Het provocerende voorstel van Socrates luidde:
“Wat kan er meer passend zijn, mannen van Athene, dan dat zo iemand in het prytaneum op kosten van de gemeenschap zijn maaltijden krijgt. Dat is mijn voorstel.” (28)
Onder het publiek ontstond een groot en langdurig tumult. Het prytaneum was namelijk een haast heilige plek, waar het stadsbestuur zetelde. Ook brandde hier het vuur ter ere van Hestia, de huisgodin en zinnebeeld van de eenheid van de staat. Het wonderlijke voorstel van Socrates werd, zo wijst de uitslag van de stemming (360 voor de doodstraf, 140 tegen) uit, gezien als een grove provocatie.
De vraag rijst natuurlijk waarom Socrates zichzelf niet beter verdedigde en zichzelf met provocerende antwoorden en opmerkingen de doodstraf op de hals haalde. Uit een klassieke bron is bekend dat Socrates tevoren een gesprek met een vriend had, waarin Socrates aangaf dat een demon hem weerhield een verdediging in elkaar te zetten. De demon zou hem gezegd hebben dat het beter was te sterven, zodat hij ook geen last van ouderdomskwalen kreeg. En dat gebeurde, toen hij in aanwezigheid van enkele snotterende vrienden de gifbeker in één teug leegdronk.
Lodewijk XVI: één stem te veel
Het leven van Lodewijk XVI (1754-1793) eindigde tijdens de Franse Revolutie op het schavot. Als opmaat naar het proces beschrijft Croon de ontwikkeling van het koningschap in Frankrijk, waarbij de vorst uiteindelijk steeds meer de macht in eigen handen hield, en het begin van de oppositiebeweging. Een belangrijke motor van de tegenbeweging die ontstond tegen het ancien regime was de Verlichting. De verlichte Franse denkers die zich hierdoor lieten inspireren, waren de philosophes. Croon behandelt de belangrijkste denkers, zoals de deïst Voltaire (1694-1778), Denis Diderot (1713-1784) en Jean le Rond d’Alembert (1717-1783) – beide laatste begonnen in 1751 aan de invloedrijke Encyclopédie (gebaseerd op de ideeën van vooruitgangsgeloof en de suprematie van de rede) – , Montesquieus trias politica uit het boek De l’esprit des lois (1748) en Jean-Jacques Rousseau (1712-1778), die met Du contrat social (1762) een alternatieve visie op de politiek naar voren bracht: landen moeten bestuurd worden door de algemene wil van het volk, dat een ‘sociaal contract’ (maatschappelijk verdrag) aangaat met de bestuurder.
Verlichte ideeën als hierboven genoemd leidden – in combinatie met factoren als de jarenlange twisten tussen tussen koning en adel, het staatsbankroet van 1787 en diverse misoogsten – in 1789 tot de Franse Revolutie. Daarna is het gebeurd met koning Lodewijk XVI. In juni 1791 probeert hij naar het buitenland te vluchten, maar hij wordt herkend en teruggestuurd naar Parijs. Na vrij lang delibereren besloot het zittende bestuur, de Convention, op 3 december 1792 dat er een rechtsprocedure tegen de koning begonnen zou worden, met als aanklacht: samenzwering tegen de openbare orde en het plegen van aanslagen op de veiligheid van de staat. Na enkele zittingen vond, na een schuldigverklaring even eerder, op 17 januari 1793 de uitspraak plaats over de strafmaat. Liefst 761 afgevaardigden stemden over Lodewijks lot, waarbij dus een meerderheid van 361 stemmen tot een definitieve uitvoering van de straf zou leiden. Exact 361 afgevaardigden kozen uit vijf straffen de doodstraf:
“Met een absolute meerderheid van één stem koos de Convention uiteindelijk onvoorwaardelijk voor de doodstraf. (…) Op 20 januari werd het vonnis aan Louis bekendgemaakt met de mededeling dat het vonnis binnen vierentwintig uur ten uitvoer zou worden gelegd.” (278)
Lodewijks vrouw Marie-Antoinette kwam een jaar later, tijdens de Terreur, onder de guillotine terecht, terwijl hun tienjarige zoon – die royalisten zagen als eventuele opvolger van zijn vader, dus als Lodewijk XVII – in 1795 onder verdachte omstandigheden overleed.
Brongebruik
Het boek is mooi geschreven en zit goed in elkaar, maar het brongebruik roept wel vragen op. Croon gebruik voor een deel van zijn analyse verouderde en minder gezaghebbende literatuur. Zo baseert hij de contextuele informatie over de oudheid – zo informeert ons de literatuurlijst – onder meer op H. van Gelder, Leerboek der Oude Geschiedenis (18e druk; Groningen: Wolters Noordhoff, 1963). Dit boek is voor het eerst verschenen in 1907 en na ruim een eeuw natuurlijk bij lange na niet meer actueel. Als je daarnaast ook nog verwijst naar het boek De klassieke oudheid in een notendop en naar Wikipedia, wek je bij de lezer de indruk dat er onnauwkeurig bronnenonderzoek is verricht.
Deze kritische noten betekenen niet dat Croon een slecht boek heeft geschreven. Van gifbeker tot guillotine is helder opgezet en uitstekend leesbaar. Het boek blijft boeien, omdat de auteur telkens interessante en nuttige details naar voren haalt.
Boek: Van Gifbeker tot Guillotine – Tien politieke processen