De vernietiging van Carthago door de Romeinen in 146 v.Chr. is vrij algemeen als historisch feit. Maar er valt natuurlijk veel meer te zeggen en schrijven over de handelsstad Carthago, zo beklemtonen de redacteuren van Carthago. Opkomst & ondergang (Walburg Pers, 2014). Centraal in dit boek staan de nieuwste inzichten over de Carthaagse samenleving, handel, politiek en sociale verhoudingen.
De bundel Carthago. Opkomst & ondergang staat onder redactie van Roald Docter, Ridha Boussofara en Pieter ter Keurs. Tekst en afbeeldingen zijn gebaseerd op een tentoonstelling over Carthago die is georganiseerd door het Institut National du Patrimoine in Tunis en het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden.
In zeventien hoofdstukken komen alle denkbare facetten van de Carthaagse geschiedenis aan bod. Om enkele voorbeelden te noemen: Ahmed Ferjaoui schrijft over het Punische schriftsysteem, Fik Meijer over Carthago als zeemacht, opnieuw Fik Meijer met Roald Docter over de Punische Oorlogen en Fathi Bejaoui over de christelijke periode die de stad doormaakte. Ook neemt het boek het thema van externe beeldvorming mee, via een bijdrage over Dido en Hannibal bekeken door westerse ogen en een hoofdstuk over de vraag hoe Carthago in de negentiende-eeuwse kunst werd gerepresenteerd.
Mythe en werkelijkheid: de Feniciërs
In het openingshoofdstuk introduceert Pieter ter Keurs enkele hoofdlijnen uit de Carthaagse geschiedenis en een paar oorsprongsmythes over deze stad. De bloeitijd van Carthago lag tussen de vijfde en tweede eeuw v.Chr. Maar ook in de eeuwen daarna speelde Carthago een belangrijke rol in de cultuurgeschiedenis van Europa en het Middellandse Zeegebied. Carthago is vermoedelijk in de negende eeuw v.Chr. gesticht door Fenicische handelaren afkomstig uit de stad Tyrus in het huidige Libanon. De Carthaagse mengcultuur wordt door archeologen vaak ‘Punisch’ genoemd. De stad was een bruisend, multicultureel ontmoetingscentrum met invloeden vanuit Afrika, Griekenland, van de Etrusken en vanuit Spanje.
Er circuleren verscheidene oorsprongsmythen over Carthago, waarbij een zekere leidsman genaamd Elissa telkens een centrale rol speelt. Door het gebrek aan bronnen, zo onderstreept Ter Keurs, zijn er nog veel hiaten in de geschiedschrijving:
“Archeologisch onderzoek kan weliswaar delen van de Carthaagse geschiedenis meer in detail invullen, maar het beeld blijft fragmentarisch en veel vragen blijven onbeantwoord. Mede hierdoor overheerst het mythische verleden vaak de werkelijkheid. Soms overheerst een beeld van agressiviteit, van geweld en kinderoffers (bijvoorbeeld bij de Franse romancier Gustave Flaubert), en op andere momenten wordt Carthago juist verheerlijkt. Dan heeft men het over het democratisch karakter van het bestuur van de stadstaat, of over het feit dat het eerste landbouwtraktaat [uit de geschiedenis] daar geschreven zou zijn, door Mago.” (12,13)
Al in het derde millennium v.Chr. was Phoenicia, in het huidige Libanon, een strategische plek in het Nabije Oosten. Het gebied was een smalle, vruchtbare corridor die handelaren uit Anatolië (Turkije), Mesopotamië en Egypte doorgang verleende. De belangrijkste steden in het gebied waren Gubla (in het Grieks Byblos geheten), Tyrus en Sidon. Na een neergang van de regio in de Bronstijd, kwam het gebied echt tot leven vanaf de 10e eeuw v.Chr. Op dat moment was de Fenicische taal – een Semitische taal die sterk lijkt op het Aramaas en Bijbelse Hebreeuw, en die ook invloed ha op het Grieks en Latijn – algemeen ingeburgerd in het gebied. Voorts trad een sterke bevolkingsgroei op, die het niet alleen mogelijk maakte om het handelsnetwerk uit te breiden in het Middellandse Zeegebied, maar op termijn ook leidde tot migratie richting onder meer Tunesië. Daar, bij Tunis, zou volgens de overlevering omstreeks 814 v.Chr. de plaats Carthago verrijzen.
Carthago: hoogwaardig ijzer
In de zevende eeuw v.Chr. telde Carthago een geschatte 5000 tot 8000 inwoners. Het inwonertal groeide explosief naar 50.000 tot 300.000 inwoners in de tweede eeuw na Chr. Het boek vermeldt allerlei interessants over de stedelijke ontwikkeling van Carthago. Onder meer het feit dat opgravingen van de Universiteit van Amsterdam (UvA) een uitgestrekt industrieterrein blootlegden, dat dienstdeed van de zevende tot vijfde eeuw voor Chr.:
“Hier werden op grote schaal ijzeren voorwerpen vervaardigd in kleine smidsen. Bij de analyse van het verwerkingsafval (o.a. van terracotta blaasbalgpijpen) ontdekte de Amsterdamse metallurg Hans Koens dat alle monsters een groot aandeel organische kalk (calcium) bevatten. Vergelijkbaar ijzerafval uit deze periode in Srië, Etrurië, op ELba en Ischia toont slechts incidenteel kleine proporties calcium.” (36)
De Carthagers voegden het calcium toe om tijdens de productie van ijzer het zwavel – dat het ijzer verzwakte – te neutraliseren. Deze specifieke kennis van de Carthagers ging na de verwoesting van de stad door de Romeinen – in 146 v.Chr. – verloren. Pas in de negentiende eeuw werd het Carthaagse trucje herontdekt: op 17 oktober 1855 kreeg Henry Bessemer het eerste patent om uit ruw ijzer hoogwaardig staal te produceren. Dit patent werd daarna uitgebreid met een methode om zwavel te neutraliseren door calcium toe te voegen. Het UvA-onderzoek toonde aan dat de Carthaagse smeden dit geheim al kenden.
Dido en Hannibal gezien door westerse ogen
De geschiedenis van Carthago heeft schrijvers, tekenaars en andere kunstenaars vanaf de Middeleeuwen tot de verbeelding gesproken, vanwege de heroïsche rol van deze stad in de strijd tegen de Romeinen. Zonder zelf ooit in Noord-Afrika te zijn geweest, vereeuwigden zij belangrijke gebeurtenissen, veldslagen en al dan niet mythische personages, zoals koningin Dido, generaal Hannibal, koningin Sophonisba en de Numidische koning Massinissa. De kunstenaars lieten zich hierbij vooral inspireren door Vergilius’ Aeneis, Livius’ Ab urbe condita en de biografieën van Plutarchus.
De mythische koningin Dido kreeg een dubbel imago toebedeeld, aldus de schrijver van het artikel Eric M. Moormann:
“Zij was slim, mooi en aantrekkelijk, moedig als een man, en daardoor bezat zij bijna bovenmenselijke gaven. Ze kon als voorbeeld voor vorsten en vorstinnen dienen, maar ook stond zij te boek als een immorele en perverse verleidster en zelfmoordenares. Dido’s Carthago zou later de machtige tegenstander van Aeneas’ nazaten worden. De koningin vervloekte het toekomstige Rome op haar brandstapel. Dido geldt als de evenknie van militair getalenteerde vorsten en soldaten. Ze bouwt een stad, strijdt tegen omliggend stammen en gaat op jacht, allemaal activiteiten die des mans zijn.” (108,110)
Boek: Carthago. Opkomst & ondergang