Tussen 1635 en 1643 probeerde de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) zijn invloed in Zuidoost-Azië uit te breiden tot in Cambodja en Laos. Want daar waren hertenhuiden te koop. Hertenhuiden voor het vaderland?
Nee, om ze te leveren aan Japan. Want de Japanners hadden tot 1635 het monopolie op de hertenhuidenhandel in Laos en Cambodja, maar ze mochten hun land niet meer uit. Nederland had wel toegang tot Japan, al was dat beperkt tot het eiland Dejima (of Decima).
‘De Japanse keizer zou schoon genoeg hebben gehad van al die evangeliserende Portugezen op zijn eiland en de voorkeur geven aan de pragmatisch ingestelde Nederlandse kooplieden’.
Ze konden de hertenhuiden ruilen tegen koper en zilver uit Japan. Klinkende munt voor het vaderland? Nee, ze kochten daar textiel voor in India. Kleding voor het vaderland? Nee, de kleding diende als betaalmiddel in Indië.
Daar werden er kruidnagels, kaneel, nootmuskaat en foelie voor gekocht. Ditmaal wel voor het vaderland.
Die specerijenhandel was het belangrijkste middel van bestaan voor de VOC, die in zijn kolonies het monopolie erop veroverde. Onder de bezielende leiding van Jan Pieterszoon Coen, die daarbij een volkerenmoord meer of minder niet uit de weg ging.
Vergeten geschiedenis
Toch is het vaderlandse streven om in de zeventiende eeuw in Cambodja en Laos een monopolie op de handel in hertenhuiden te veroveren een ‘vergeten geschiedenis van de VOC’. De verheerlijkende en verguizende boeken die tot nu toe werden gewijd aan de ‘VOC-mentaliteit’ zwegen er tot nu toe over. Het Cambodjaanse avontuur eindigde op 11 juni 1644 met 62 doden en 145 zwaar gewonden in een hinderlaag van de Cambodjaanse sultan. Daarover werd liever niet naar huis geschreven; de schandvlek werd weggepoetst uit de vaderlandse geschiedenis.
Het ‘verhaal dat wij liever in de donkere krochten van onze archieven stoppen’ wordt door cultureel antropoloog John ter Horst verteld in Muskietengat – Een vergeten geschiedenis van de VOC in Cambodja. In het eerste decennium van deze eeuw zwierf hij vijf jaar in Cambodja rond om onderzoek te doen naar de zijdeweefhandel.
Hij had er zelf ook nog nooit van gehoord.
“Ik sprak er honderden weefsters, tussenhandelaren, venters en groothandelaren, op het platteland, in de bergen en in de steden, maar nooit had ik iemand ook maar met een woord over een Nederlandse koloniale periode in Cambodja horen reppen. Ook zag ik (…) vergeelde en onleesbare manuscripten in de schappen liggen, maar nooit een in het Nederlands geschreven.”
In juni 2005 kreeg hij een eerste aanwijzing toen hij in het Boeddhist Institute in Phnom Penh, de oudste bibliotheek van Cambodja, in gesprek kwam met de monnik die het hoofd was van de boekensectie en verdiept was in een manuscript in het Sanskriet. Die vroeg: ‘Is Gerrit van Wuysthoff een Nederlandse naam?’ Ter Horst dacht: eerder Duits, maar waarom? ‘Omdat Van Wuysthoff in 1641 als eerste westerling de Mekong over was gevaren, van Phnom Penh naar Laos’. Waarom dan? ‘Hertenhuiden kopen’.
Twee jaar later werkte Ter Horst ’thuis in de keuken’ aan zijn proefschrift. Op Radio 1 was het gekabbel van een rivier te horen. Een stem sprak over de Mekong en…. Gerrit van Wuysthoff. Dat moet op 4 of 11 maart 2007 zijn geweest; de documentaire werd in twee delen uitgezonden.
Historische documenten
Voor John ter Horst was het klankbeeld aanleiding om documentatie te verzamelen. Een niet eens zo intensieve speurtocht op internet leverde een aantal boeken op waarin een vergeten episode uit de Nederlandse geschiedenis bloot werd gelegd.
Eén van de belangrijkste geschriften was ‘De Oost-Indische Compagnie in Cambodja en Laos. Verzameling van bescheiden van 1636 tot 1670’ van Hendrik Muller. Die was in het begin van de vorige eeuw directeur van een handelmaatschappij in Mozambique en aanhanger van de Zuid-Afrikaanse Boeren. Maar hij kreeg ruzie en in 1907 vertrok hij naar het Verre Oosten. Daar schreef hij een boek over de Oost-Indische Compagnie en Laos. Ook ontdekte hij een onbekend boek: ‘Vremde geschiedenissen in de koninckrijcken van Cambodia en Louwen-Lant, in Oost-Indie, zedert den Jare 1635 tot den Jare 1644 aldaer voorgevallen’, over de reis die Gerrit van Wuysthoff maakte van Cambodja naar Laos, waarvan de tekst wordt weergegeven.
Muller onthulde dat admiraal Jacob van Neck in 1599, na een ‘barbaarse’ tocht van veertien maanden, uit ‘de Oost’ was thuisgekomen met 700.000 pond peper, 250.000 pond kruidnagels, 20.000 pond muskaatnoten en 200 pond foelie. De zeer tevreden Heren XVII (Heren Zeventien) gaven hem de vererende opdracht om daarna, naast het bekende Voor-Indië, het onbekende Achter-Indië te gaan ontdekken.
Zijn vloot vertrok op 28 juni 1600, maar werd achtervolgd door pech. Er spatte een kanon uiteen, met doden en gewonden, het schip Delft leed schipbreuk, de watervoorraad sloeg door een storm overboord, Java werd niet bereikt doordat de moessonwind verlopen was en in een gevecht met Portugese schepen bij de Molukken bleek het kruit te vochtig; twee schepen werden overmeesterd. Bij Macao raakte Van Neck een hand kwijt door een Portugese kogel, in de Chinese Zuidzee verdwaalden de schepen. Tijdens een eerste contact met Cambodja werd een bootsman onthoofd, maar uiteindelijk werd men in 1601 in Patani in Siam, aan de overkant van de Golf van Thailand, vriendelijk ontvangen.
Kanonnenblunder
In 1636 deed een Nederlandse opperkoopman, Dirk van Galen, verslag van een nieuwe, vermoeiende reis naar Cambodja, met het fluitschip Oudewater.
Telkenmale kwamen we vast te zitten in zandbanken en hadden we last van harde rukwinden. Op 10 juni 1636 voeren we door het Muskietengat en kwamen we negen dagen te laat aan in de hoofdstad Lovek met twaalf bemanningsleden, negen Nederlanders, twee zwarten en een Laotiaan.
Lovek was de naam van de toenmalige Cambodjaanse hoofdstad. De stad lag aan een zijrivier van de Mekong, de grote rivier die door Laos en Cambodja stroomt, ongeveer vijftig kilometer ten noorden van de latere hoofdstad Phnom Penh. Met Muskietengat werd het water aangeduid dat de schepen passeerden voordat ze de handelsplaats bereikten. Waar dat water lag is niet duidelijk; een kaart was in het boek niet overbodig geweest.
In zijn dagboek spreekt Van Galen schande van de blote borsten van de vrouwen die hij zag, slechts gekleed in een lendendoekje. Hij dichtte de Cambodjaanse koning een bizarre seksuele lust toe, die werd gestimuleerd door het ‘giechelig makend’ kruidensapje amfioen, waardoor die jaarlijks honderden meisjes kon bevredigen. Bovendien stoorde hij zich aan de Portugezen die in Lovek rondliepen; ‘die rotkatholieken. De hebben vast al kwaad gesproken over de Nederlanders bij de koning, dat zij valse zeeschuimers zijn die zich van God noch gebod iets aantrekken’. Op zee was Holland immers in oorlog met Portugal.
In 1637 was in Cambodja koning Ang Dan Raja aan de macht, die Van Galen toestond duizenden hertenvellen op te kopen van Laotiaanse handelaren die met prauwen de Mekong kwamen afzakken en ze op te slaan in een pakhuis dat hij er voor 46.000 gulden mocht bouwen. Toch had Van Galen het vermoeden dat Portugezen achter zijn rug om hertenhuiden mochten smokkelden.
Toen werd Van Galen bij koning Ang Dan Raja ontboden. Die vertelde ‘zonder een groet’ dat de Siamese vorst Prasat Thong het plan had Lovek te veroveren. Dat zou afgewend kunnen worden als Ang Dan Raja gebruik mocht maken van de dertien kanonnen van de Oudewater. Die zouden dan deel uit gaan maken van een sterke verdedigingslinie rond de stad.
Van Galen vond het een belachelijk verzoek. Het zou zijn jaarwinst in één keer verspillen En hoe zou hij zich dan op zee moeten verdedigen tegen de Portugezen? Hij weigerde.
Toen hij dat hoorde ontplofte gouverneur-generaal Antonio van Diemen in Batavia. Van Galen had om een paar kanonnen het lucratieve hertencontract verprutst! Hij stuurde een met cadeau’s overladen expeditie naar de koning, die de afgevaardigden echter uitschold voor spionnen en de Portugezen prees, omdat met hen wel zaken konden worden gedaan. Het kwam toch weer goed, omdat het fluitschip Noordwijk op de kust van Cambodja schipbreuk leed en werd geplunderd door de kustbewoners. Dat incident kon worden afgekocht door de Portugese hertenhuidenhandel te verbieden; anders zou een oorlogsvloot het koninkrijk beschieten.
Maar de geschiedenis nam snel daarna een andere wending. Koning Ang Dan Raja stierf. Zijn opvolger werd de zoon van de kroonprins, de 21-jarige Paramaraja. Die wilde niets meer van de Nederlanders weten. Voortaan mochten de Portugezen de hertenhuiden naar Japan exporteren.
Muskietengat
Met een rugzak vol documentatie ging John ter Horst terug naar het Cambodja dat hij zo goed kende van de tijd toen hij zich er verdiepte in de zijdeweefhandel. Hij bezocht de plaatsen waar Nederlanders geschiedenis schreven en volgde Van Wuysthoff op zijn tocht van Phnom Penh naar Laos; niet in een prauw langs de Khone-watervallen op de grens maar per bus, want die zijn tegenwoordig een toeristische attractie. Hij beschrijft in Muskietengat hoe de VOC probeerde zijn greep op de handel in hertenhuiden met Japan terug te krijgen.
In het boek zijn heden en verleden nauw verweven. Want de recente geschiedenis van Cambodja is overal zichtbaar en voelbaar aanwezig. Het verhaal is een aaneenschakeling van historische informatie, actuele fragmenten en herinneringen aan de dictatuur van Pol Pot.
Aanvankelijk probeerden Portugese en Spaanse jezuïeten de Khmers te bekeren tot het christendom. Na Nederlanders en Portugezen kwamen in de negentiende eeuw de Fransen onder leiding van Napoleon, vanwege de steenkoolvoorraden. Ze veroverden steeds meer gebieden. Zij concludeerden overigens, tijdens een expeditie in 1866, dat de Khone-watervallen een onneembare barrière betekenden, zodat hun hoop op een permanente rivierverbinding naar China een illusie was. Twee eeuwen eerder was Gerrit van Wuysthoff daar wel in geslaagd. Resteerde, zegt Ter Horst, dat men een Cambodjaanse elite stokbrood leerde eten.
Toen kwam de Tweede Wereldoorlog en veroverde Japan alle westerse koloniën op Aziatisch grondgebied. Toen die werd beëindigd met atoombommen op Hirosjima en Nagasaki en Russische krijgsgevangenschap voor een miljoen Japanners kreeg in Cambodja Norodom Sihahouk kans om zijn droom te verwezelijken: een onafhankelijk Cambodja. Tien jaar later was het land een welvarend belastingparadijs. Maar door het oogluikend toestaan van Noordvietnamese legerbases op zijn grondgebied raakte Cambodja betrokken bij de Amerikaanse Vietnamoorlog, waarin het land kapot werd gebombardeerd en 600.000 Cambodjanen het leven verloren.
Terug naar het Jaar Nul
Toen die oorlog voorbij was en de verslaggevers vertrokken ontging het de wereld dat in Cambodja een revolutionair, Saloth Sar, revolutienaam Pol Pot, een plan ontwierp voor een klassenloze heilstaat. Na vijf jaar had hij 200.000 volgelingen, die op 17 april tot de tanden bewapend Phnom Penh binnenstormden en het pro-Amerikaanse regime van Lon Nol omver wierpen. Toen riep Pol Pot de ’terugkeer naar het Jaar Nul’ uit, maar daar had de wereld geen belangstelling meer voor.
Vrijwel onopgemerkt werden in Cambodja geld, moderne techniek, medicijnen, onderwijs en kranten afgeschaft, iedereen met een beetje opleiding tot klassevijand bestempeld en de gehele bevolking van de hoofdstad Phnom Penh afgevoerd naar het platteland om daar tussen 1975 en 1979 zware handenarbeid te verrichten. Zij waren ‘door kapitalisme besmette parasieten’, die heropgevoed moesten worden tot ‘onbedorven Khmer boeren’. Toen dat avontuur voorbij was bleek het experiment 1,5 tot 2,5 miljoen Cambodjanen het leven te hebben gekost; ongeveer 25 procent van de bevolking. In de beschaafde wereld was het vrijwel niemand opgevallen.
Dat recente verleden sijpelt in de verhalen van John ter Horst op iedere pagina door in de verhalen uit heden en verleden. Het is een rauwe geschiedenis, waarin de historische feiten niet netjes op een rij met duidelijke feiten en jaartallen worden weergegeven; ze staan wel allemaal in de tekst. Het VOC-verleden uit de zeventiende eeuw gaat via de trauma’s door de Khmer-periode vrijwel naadloos over in de werkelijkheid van vandaag.
De omslag van het boek suggereert dat ‘ook de Hollanders tot de gehate groep imperialisten behoorden: van 1601 tot 1666 heeft de VOC meerdere malen geprobeerd een handelsmonopolie in hertenvellen te bemachtigen’. Dat is waar, maar ook in Cambodja behoort dat tot de ‘vergeten geschiedenis’. Er is daarna domweg veel te veel gebeurd.
Gerrit van Wuysthoff
Omdat de Nederlandse rol in Cambodja na de dood van koning Ang Dan Raja leek uitgespeeld, zocht de gouverneur van Batavia naar alternatieven. In 1641 werd Gerrit van Wuysthoff er op uitgestuurd om de Mekong te verkennen. Hij nam als eerste westerling de hindernissen, de stroomversnellingen en de watervallen, bezocht de koning van Laos in de hoofdstad Vietniane en beschreef de volkeren en culturen die hij onderweg tegenkwam.
Ter Horst probeert in zijn boek het spoor van Van Wuysthoff te volgen. Feit is dat die in zijn missie slaagde, want hij kwam aan in Vientiane. Maar zijn verslag bevat bij de Khone-watervallen een opmerkelijke lacune:
Tot deze dag noteerde hij telkens trouw hoe de windrichting was, hoeveel regen er gevallen was, hoe warm het die dag was, hoe de waterstand was gezakt, hoeveel Chinese jonken hij voorbij had zien varen en uit welke producten hun vrachtje bestond Ook wist hij precies te beschrijven hoeveel hertenhuiden er illegaal door de Portugezen werden opgekocht en rekende hij tot op drie cijfers achter de komma hoeveel verliezen de VOC daardoor leed. Maar eenmaal aangekomen op het meest precaire punt van de expeditie, het omzeilen van de waterval, sloeg hij ineens elf dagen over. We lezen niet hoe hij de loodzware prauwen over het eiland Saxemheim heeft gesleept, de kliffen heeft ontweken, laat staan hoe hij de prauwen over een waterval van tweehonderd meter hoogte heeft gekregen.Wel berichtte Van Wuysthoff er uitvoerig over dat hij een maand later het hof van koning Vongsa bereikte en daar als een held werd ontvangen.
Ruzie met de sultan
Kort nadat Van Wuysthoff in Lovek was teruggekeerd sloeg daar de vlam in de pan. Prins Satha, de halfbroer van koning Paramaraja, pleegde een staatsgreep. Met een enorme troepenmacht, bestaande uit Maleise, Javaanse en Portugese soldaten, werd het paleis bestormd.
Als krankzinnigen (…) vermoordden ze de hofhouding en staken het paleis in brand. Koning Paramaraja werd overmeesterd en ondersteboven aan een paal gekruisigd. In de weken die volgden werden ook alle hoge afgezanten van de oude en de jonge koning afgeslacht.
Volgt nog een hele pagina vol met gruwelijkheden. De nieuwe vorst ging bovendien over tot de islam en liet zich sultan noemen. Zijn volgelingen gingen een Hollands fluitschip van een zijdehandelaar bloedig te lijf. Dat was voor Batavia onaanvaardbaar. Van Diemen schreef een brief aan de sultan, waarin hij het monopolie op hertenhuiden terugeiste van de Portugezen en een schadevergoeding wilde hebben.
Volgens de traditie moest de inhoud van boodschappen aan officiële politieke leiders publiekelijk worden voorgelezen. Maar de inhoud zou voor de sultan gezichtsverlies betekenen. Hij nodigde het Nederlandse gezelschap – 25 man – uit voor een ontvangst in het paleis, maar zette intussen een val uit.
Dan begint plotseling de aardbodem te trillen. De plaatselijke bevelhebber Van Regemortes schrikt op en hoort het geroffel van paardenhoeven dichterbij komen. Vanachter de confusiaanse tempel ziet hij drie formaties paarden, bereden door Portugese soldaten, op zich af komen. (…) Als krankzinnigen bestormen ze de Nederlandse delegatie. Ze springen op de olifanten en hakken de koppen van de Nederlanders af met vlijmscherpe samoeraizwaarden.
Tegelijk werden in het Muskietengat ook twee Nederlandse schepen bestormd, door een vloot van zes Cambodjaanse schepen. Er ontstond een vuurgevecht. Vier Chinese bemanningsleden werden gevangen genomen en ‘dagenlang worden hun botten van top tot teen gekraakt’. Tot ze bekenden dat er intussen bij de sultan zeker vijftig Hollanders waren gedood.
Wraak gesmoord in hinderlagen
Toen op 3 februari 1644 het nieuws over de moorden Batavia bereikte besloot Van Diemen dat wraak niet uit kon blijven. Hij rustte vijf zwaarbewapende schepen uit met de bedoeling het Muskietengat te blokkeren, waardoor de zeehandel zou worden stopgezet en de bevolking uitgehongerd raakte. Na een moeizaam passeren van het ondiepe Muskietengat werd een boodschapper naar de sultan gestuurd met een brief vol eisen, maar die kwam niet meer terug.
Kapitein Hariouze nam het zekere voor het onzekere en wilde terugkeren. Maar toen bleek het Muskietengat te worden geblokkeerd door een nieuw verrezen bamboebrug die vol stond met rood-wit-beschilderde krijgers met fakkels en pijl-en-boog, terwijl tussen de oliepalmbomen een bataljon Japanse en Portugese busschieters plaats had genomen.
De volgende ochtend volgde een kanonaanval vanaf vier schepen. Er vielen doden en gewonden, ook aan boord, maar er werd ook een gat in de brug geslagen. De schepen konden verder. Maar na een flauwe bocht doemde een volgende brug op, veel steviger dan de eerste, vol soldaten met zwaar geschut en met Portugese, Maleise en Japanse kanonnen op de oevers.In de slag die volgde werd het hoofd van kapitein Harouze van de romp geslagen.
De schipper nam het bevel over en kwam tot de conclusie dat eerst de kanonnen op de wal onschadelijk moesten worden gemaakt. Toen dat lukte werd na een dag vechten een nieuwe strategie ontwikkeld. De vier schepen klikten zich als schakels van een ketting aan elkaar over de volle breedte van het Muskietengat. De brug werd gebombardeerd en stortte in elkaar.
Om twee uur ’s middags, na uren van bloedige gevechten, kan de vloot verder varen en tegen de avond bereiken ze het achtergebleven fluitschip de Noordsterre in het Muskietengat. De opluchting is groot, maar juichen doen de Nederlanders niet. Er zijn 62 doden en 145 zwaargewonden. De conclusie is helder: het Muskietengat is de Nederlanders noodlottig geworden. Ze hebben een fiks pak slaag gekregen van de Cambodjanen. Het hertenmonopolie is verloren.
VOC medeplichtig
Aan het eind van zijn boek trekt John ter Horst een onverbiddelijke conclusie: in het Westen is men van mening dat Pol Pot één van de wreedste monsters was die ooit hebben geleefd. Dat mag dan wel zo zijn, maar de VOC was ook bepaald geen liefdadigheidsinstelling.
Het was een onderneming die over lijken ging door vette winsten en langdurige handelsmonopolies. Zelfs tijdens de verloren slag in het Muskietengat zakten nog tien keer zoveel Cambodjaanse lijken naar de bodem van de Mekong-rivier. De Compagnie is, net als de Rode Khmer-beweging, een gewelddadige organisatie geweest en net als de Rode Khmer-leiders hebben wij nooit onze spijt betuigd voor onze wandaden in de tropen.
Boek: Muskietengat – John Ter Horst
Bronnen ▼
– dr. Hendrik P.N. Muller: De Oost-Indische Compagie in Cambodja en Laos – Verzameling van bescheiden van 1638 tot 1670 (1917) , met o.m. de reis van Van Wuysthoff (vanaf pag. 28), is op de site http://archive.org digitaal door te bladeren.
– Verkenningstocht Gerrit van Wuysthoff ‘Gerrit van Wuysthoff en de ontdekking van Laos’ Deel 1 (4 maart 2007); Deel 2 (11 maart 2007) VPRO-radio, Het Spoor Terug, elk een half uur.