Geschiedenis van het Catalaans separatisme

Taalwetten als wapen in de strijd voor onafhankelijkheid
21 minuten leestijd
Blauwe estelada, embleem van de Catalaanse onafhankelijkheidsbeweging (cc - Pixabay - makamuki0)
Blauwe estelada, embleem van de Catalaanse onafhankelijkheidsbeweging (cc0 - Pixabay - makamuki0)

Wordt Catalonië een zelfstandige staat binnen Europa? Dat is de vurige wens van Catalaanse separatisten die het recht van zelfbeschikking claimen. Catalonië zou zich na driehonderd jaar dienen te ontworstelen aan het Castiliaanse juk dat Filips V hen oplegde.

Catalonië in de Middeleeuwen

Voordat Catalonië aan het begin van de twintigste eeuw erkend werd als een bestuurlijk samenwerkingsverband (de zogeheten mancomunidad) binnen de Spaanse natie, was het niet meer dan de naamsaanduiding van een geografische eenheid waar Catalaans de voertaal was.

De Cortes van Catalonië op een miniatuur uit de 15e eeuw
De Cortes van Catalonië op een miniatuur uit de 15e eeuw
Catalonië is nimmer een koninkrijk geweest zoals Schotland dat ooit was, noch een hertogdom of graafschap. Het ontstond als een agglutinatie van tal van kleine graafschappen die aan het begin van de achtste eeuw afhankelijk waren van de Franken en na de opmars van de Moren onderdeel uitmaakten van de door Karel de Grote geformeerde Spaanse Mark. In het jaar 801 veroverden de Franken de stad Barcelona, die de kern vormde van het gelijknamige graafschap. Vanaf dat moment begon dit graafschap zich te ontwikkelen.

Meer naar het westen ontstond vanaf het begin van de negende eeuw het koninkrijk Pamplona dat zich rond het jaar 1000 uitstrekte over een groot deel van Noord-Spanje en dat geregeerd werd door koning Sancho de Grote. In het westen grensde dit rijk aan dat van León en in het oosten aan Catalonië. Bij het overlijden van Sancho viel het uiteen en ontstond het afzonderlijke koninkrijk Aragón. Halverwege de twaalfde eeuw huwde de jonge koningin Petronila van Aragón met Ramón Berenguer I, graaf van Barcelona, die gedurende tien jaar Aragón bestuurde. Na diens dood in 1162 erfde zijn zoon Alfons zowel de troon van Aragón als het graafschap Barcelona en vanaf dat moment maakte Catalonië dus deel uit van de Aragonese kroon. In de veertiende eeuw werd een Catalaans parlement, de Cortes Catalanas in het leven geroepen en Catalonië ook wel aangemerkt als prinsdom: Principado de Cataluña, een traditionele, maar oneigenlijke titel die nog altijd in zwang is. Er is namelijk slechts één prinsdom in Spanje, dat van Asturië.

De Spaanse Mark
De Spaanse Mark

Catalaans isolationisme en de nieuwe orde van Filips V

De vorsten uit het Habsburgse huis die vanaf 1516 Spanje regeerden, traden steeds aan als koning van Castilië en werden pas erkend als soeverein van geheel Spanje door in de andere onderdelen van het rijk trouw te zweren aan hun fueros (de oude rechten). Zelfs Filips II, de machtigste vorst die Spanje ooit gekend heeft, durfde het niet aan om rijksonderdelen als Aragón, Valencia of Catalonië hun rechten te ontnemen. In de zestiende eeuw namen de oorlogsuitgaven van het Spaanse rijk schrikbarend toe. De inkomsten uit de Amerikaanse koloniën stegen weliswaar gestaag, maar de belangrijkste bron waaruit de Habsburgers hun middelen putten waren de belastingen die zij de Castilianen oplegden. De andere onderdelen van het rijk – waaronder Catalonië – beriepen zich op hun oude rechten en droegen weinig tot niets bij aan de centrale schatkist.

Aan het begin van de zeventiende eeuw ondernam koning Filips III een poging de belastinginning eerlijker te spreiden, maar Catalonië weigerde stelselmatig daaraan gehoor te geven. Steeds werd er door de Catalanen op gewezen dat alleen Castilië van de opbrengsten uit de koloniën profiteerde en zij dus niet verplicht konden worden de Spaanse imperiale verplichtingen financieel te ondersteunen. Hierin hadden zij het gelijk niet aan hun kant want ook Catalonië had profijt van het bestaan van het Spaanse wereldrijk.

Olivares (1634)
Olivares (1634)
Indertijd strekte Catalonië zich in het noorden uit tot over de Pyreneeën: de provincie Rosellón (Roussillon), waar in 1639 de Fransen succesvol aanvielen. Tot verbijstering van koning Filips IV en diens vertrouweling (valido), Olivares, deden de Catalanen niets om dit te voorkomen, waarop Olivares bevel gaf tot een tegenaanval, een operatie die in 1640 slaagde ten koste van enorme verliezen onder de Catalaanse soldaten. Daarop kwamen de arme boeren in opstand. Het was een protest tegen de aanwezigheid van koninklijke troepen in hun provincie, maar vooral ook tegen de lokale bestuurders die gedurende vele jaren van geen enkel verantwoordelijkheidsbesef jegens de bevolking blijk hadden gegeven. De boeren drongen Barcelona binnen waar de zogeheten segadores ofwel dagloners zich bij hen aansloten. Naar hen is deze opstand vernoemd: Guerra de los Segadores, die uitmondde in een burgeroorlog tussen de arme agrarische bevolking en de provinciale oligarchen. Een ware revolutie brak uit en hun leiders, niet bij machte om op eigen kracht de felbegeerde zelfstandigheid van Catalonië te bewerkstelligen, wendden zich tot de Franse koning om hen te beschermen tegen mogelijke acties vanuit Madrid. Door zich onder Franse protectie te plaatsen werd Catalonië voor Lodewijk XIII een uitvalsbasis voor offensieven op Spaans grondgebied.

In 1700 overleed koning Karel II, waarmee de Spaanse tak van de Habsburgers uitstierf. Karel II liet zijn rijk na aan Filips de Borbón, hertog van Anjou (kleinzoon van de Franse koning Lodewijk XIV, de Zonnekoning) die onder de naam Filips V werd ingezworen als de nieuwe Spaanse monarch. De Oostenrijkse tak van Habsburgers accepteerde dat niet en schoven een andere kandidaat voor de Spaanse troon naar voren: aartshertog Karel van Oostenrijk als Karel III. De Spaanse Successie-oorlog brak uit, die in 1709 in het voordeel van Filips V werd beslecht.

Filips V was door zijn grootvader opgevoed in een centralistisch geregeerd Frankrijk dat de eenwording allang achter de rug had. Net als de Habsburgers ontkwam Filips V niet aan de Spaanse traditie van het zweren op de fueros van de gebieden buiten Castilië. Pas in 1709, toen hij tijdens de Spaanse Successieoorlog Aragón heroverde dat zich achter de Oostenrijkse troonpretendent aartshertog Karel had geschaard, zag hij zijn kans schoon en ontnam de Aragonezen en daarmee ook de Catalanen hun eeuwenoude rechten. Filips verving de fueros door de Nueva Planta (nieuwe orde). Vanaf 1716 heerste er in geheel Spanje een min of meer gelijke fiscale wetgeving en verdwenen de nog altijd bestaande douanemuren tussen Castilië en Aragón wat voor iedereen belangrijk economisch voordeel opleverde. Het zijn deze gebeurtenissen die de nationalisten van nu beschouwen als een historische inbreuk op de Catalaanse rechten.

Het catalanisme in de negentiende eeuw

Aan het begin van de negentiende eeuw bloeide na afloop van de Spaanse Onafhankelijkheidsoorlog de belangstelling voor de Catalaanse cultuur en taal op: de Renaixença, een beweging die paste in die van de Duitse Romantiek en die de liefde voor eigen taal en cultuur koppelde aan patriottische gevoelens. Zij nam afstand van de gewoonte om de Catalaanse literatuur, poëzie en toneel alleen in het Castiliaans te publiceren. Diverse auteurs wezen op het specifieke karakter van de Spaanse natie, een verzameling van verschillende rijken op basis van ras, taal en historie en Catalanen onderscheidden zich volgens hen van de andere Spanjaarden, hoewel men ze wel als broeders beschouwde. Gedreven door deze anti-centralistische beweging werd in 1860 door een aantal Catalaanse leden van de nationale Cortes een voorstel ingediend voor een project van decentralisatie. Het werd afgewezen, maar de stemverhouding (88/44) wees erop dat zij niet alleen stonden.

Francisco Pi y Margall
Francisco Pi y Margall
Nadat in 1868 een opstand (La Gloriosa) een einde had gemaakt aan de heerschappij van Isabella II, werd in 1873 de Eerste Spaanse Republiek uitgeroepen. De republikeinen opteerden voor invoering van een staatsbestel ontwikkeld door de intellectueel Francisco Pi y Margall. Het bevatte drie wezenlijke elementen: het inwisselen van de monarchie voor een republiek, het inruilen van een confessionele staat voor een neutrale en de keuze voor een staat met een decentraal karakter. Pièce de résistance hiervan was ongetwijfeld de vraag hoe de republiek gedefinieerd zou worden: als een federale staat of als eenheidsstaat. Hier botsten de opvattingen van rechtlijnig denkende politici uit de federalistische gelederen die de staat van onderop wilden opbouwen met die van politici die een eenheidsstaat voor ogen stond, waarbij elk bestuursniveau verantwoordelijkheden kende die begrensd waren door het hogere niveau. Absoluut federalisme versus gedecentraliseerd bestuur. Toen in het voorjaar van 1873 vanuit Barcelona de proclamatie van een zelfstandige Catalaanse staat werd aangekondigd, dreigde een scheuring in de gelederen, maar Pi y Margall wist de Catalanen van hun voornemen af te brengen.

In hun streven naar zelfstandigheid stonden de Catalanen zeker niet alleen. In het zuiden van het land deden zich lokale revoluties voor, de zogeheten kantonnale opstanden. Nadat Cartagena zich als zelfstandig kanton had uitgeroepen, volgden nog zeventien andere regio’s. Hiertegenover stelde de regering een beleid van harde repressie, waarna het snel afgelopen was met de meeste kantons. Cartagena, dat door bombardementen vrijwel met de grond gelijk werd gemaakt, gaf zich pas begin 1874 over. Niet lang daarna kwam de Eerste Republiek aan zijn einde en brak de periode aan van het herstel van monarchie: La Restauracion borbónica.

Satirische tekening over de strijd tussen federalisten en unitarissen (La Flaca, 3 maart 1873)
Satirische tekening over de strijd tussen federalisten en unitarissen (La Flaca, 3 maart 1873)

De Restauración beperkte de constitutionele rechten van de bevolking en dwong het ontluikende catalanisme ofwel het Catalaanse nationalisme tot behoedzaamheid. Haar voornaamste spreekbuis, het tijdschrift La Renaixença, limiteerde de politiek getinte artikelen tot een minimum en concentreerde zich op bijdragen van culturele aard zonder overigens af te stappen van het gebruik van het Catalaans. In 1879 verscheen het geheel in het Catalaans gestelde dagblad Diari Català, gefinancierd door Valantín Almirall, een Madrileens rechtsgeleerde. Hij riep het eerste Catalaanse congres bijeen en creëerde het Centro Català, een platform dat de Catalaanse belangen behartigde en wensen formuleerde als de erkenning van het Catalaans als officiële taal, handhaving van het burgerlijk recht van Catalonië, instelling van een Catalaans Hooggerechtshof en de bevordering van economische protectie. Vier jaar later publiceerde Almirall zijn baanbrekende werk Lo Catalanisme waarmee hij het opkomend catalanisme van een politiek fundament voorzag. In zijn boek betoogde hij dat de centrale regeringen gefaald hadden om Spanje tot een eenheid te smeden. Hij weet dit aan de in zijn ogen schaamteloze pogingen van de Castilianen om anderen hun cultuur en taal op te dringen.

Voorpagina van Diari Català (wiki)
Voorpagina van Diari Català (wiki)
Volgens Almirall bestond Spanje uit twee gemeenschappen: de Catalaanse, gekenmerkt door egalitarisme, een analytische instelling en democratische grondhouding en de Castiliaanse die niet alleen idealistisch, abstract en generaliserend was, maar vooral ook dominant. Hij zag als enige oplossing voor Spanje om uit te groeien tot een moderne en democratische staat, wanneer de centrale macht zou verschuiven van het verstarde Castilië naar het dynamische Catalonië waarmee een confederatie of duale staat kon ontstaan naar het model van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie. Almirall presenteerde het catalanisme als een seculiere beweging en dat schoot conservatieve rooms-katholieken in het verkeerde keelgat. Zij repliceerden dat het catalanisme geen progressieve beweging was, maar verbonden aan een middeleeuws samenlevingsmodel dat stoelde op de gedachte dat

‘Catalonië het Catalonië is zoals God het heeft geschapen en op niets anders dan dat.’

De oppositie tegen Almirall leidde in 1887 tot de afsplitsing van een aantal conservatieven die de Lliga de Catalunya oprichtten waar zich een aantal veelbelovende personen als Enric Prat de la Riba en Francesc Cambó bij aansloten. Hiermee namen de conservatieven het voortouw in het propageren van het catalanisme. De Lliga nam in 1891 het initiatief tot het formeren van de Unió Catalanista, die een breed scala van Catalaanse organisaties – waaronder vakbonden – verenigde en zich verzette tegen Spaanse wetgeving die in hun ogen niet strookte met het Catalaanse recht. In 1891 congresseerde de Unió Catalanista in Manresa en formuleerde daar de contouren van een Catalaanse grondwet. Daarnaast verwierf de Unió bekendheid door de uitgifte in 1899 van een serie postzegels met een oplage van meer dan twee miljoen.

Postzegel van de Unió Catalanista uitl 1899
Postzegel van de Unió Catalanista uitl 1899
Het verlies van de laatste koloniën na de Spaans-Amerikaanse oorlog van 1898 had een enorme impact en overal in Spanje doken regionalistische bewegingen op. In 1901 zag de Lliga Regionalista het licht die de critici van het centralistische bewind verenigde in een moderne, efficiënt georganiseerde politieke partij met een doortimmerd programma en professionele schrijvende pers. Cambó werd partijleider terwijl Prat de Riba zich ontpopte tot een begaafd theoreticus die in 1906 het boek La Nacionalitat Catalana publiceerde, dat beschouwd werd als de bijbel van het catalanisme. Prat achtte het noodzakelijk dat Catalonië beschikte over een eigen regering, maar was geen principieel verdediger van volledige verzelfstandiging buiten de Spaanse staat.

Het catalanisme in de twintigste eeuw

Eind november 1905 vond in Barcelona een ernstig incident plaats. Een groep militairen attaqueerde redactielokalen van tijdschriften die een aantal satirische tekeningen hadden gepubliceerd waarmee zij het leger te kijk zetten. Onder dreiging van een militaire staatsgreep werd een wet aangenomen die de burgerlijke vrijheden inperkte en belediging van het vaderland en leger onder militaire jurisdictie stelde. De Catalanen vatten de wet op als een inbreuk op hun autonomie en richtten Solidaridad Catalana op, een regionaal front bestaande uit de Lliga Regionalista, carlisten en republikeinen. In 1907 veroverde Solidaridad Catalana veertig van de 399 zetels in de Spaanse Cortes, aanleiding voor de regering om een wet in te dienen die onder meer de mogelijkheid bood aan gemeenten om zich te verenigen in regionale bestuurseenheden, de mancomunidades. In 1912 was het eindelijk zover en vond behandeling plaats, maar deze wet kwam niet door de senaat.

De mancomunidad van Catalonië in 1914
De mancomunidad van Catalonië in 1914

Toch kregen de Catalanen hun zin, want in 1914 werd bij koninklijk decreet de mancomunidad van Catalonië ingesteld waarmee deze regio voor het eerst formele status kreeg. Enric Prat de la Riba werd de eerste president ervan. Dit bestuursorgaan was op drie niveaus georganiseerd. Aan de top stond een gekozen president. Daaronder een dagelijks bestuur bestaande uit de president en voor elke provincie twee leden. Het derde niveau was de algemene vergadering van alle provinciale afgevaardigden (36 voor Barcelona en 20 voor elk der andere). In dit bestuur waren meerdere partijen vertegenwoordigd, maar de Lliga Regionalista voerde de boventoon. Prat was president tot 1917 en werd opgevolgd door zijn partijgenoot Puig y Cadafalch die presideerde tot 1923.

Enric Prat de la Riba
Enric Prat de la Riba
Van de hand van Prat de Riba verscheen in 1916 een gezichtsbepalende publicatie: Per Catalunya i per l’Espagya Gran, waarin hij de Catalaanse kwestie opnieuw onder de aandacht bracht en aanvoerde dat in de Spaanse wetgeving niets was terug te vinden dat de eigenheid van het Catalaanse volk weerspiegelde. Nadrukkelijk stelde hij dat juist de erkenning van deze eigenheid binnen een federalistisch staatsbestel het land zou verrijken en sterker maken. Deze publicatie zag het licht vlak voordat in 1917 een crisis losbarstte ten gevolge van een conflict tussen militairen en de regering die het leger wenste te reorganiseren. Dit conflict liep hoog op en het scheelde niet veel of er was een militaire staatsgreep gepleegd. Toen de regering de nationale Cortes sloot en censuur instelde, riep de Lliga Regionalista alle Catalaanse afgevaardigden op tot een bijzondere zitting: de Asamblea de Parlamentarios de Barcelona. In een manifest stelden de Catalanen dat Spanje door onwaarachtige politici werd geregeerd die niet in staat bleken de militairen onder de duim te houden. Het enige middel om uit de crisis te komen was voor de assemblee een herziening van de grondwet, gebaseerd op federalistische principes.

Deze pogingen tot hervorming vanuit politieke hoek werden ingehaald door de algemene opstand van 13 augustus 1917. Deze mislukte, maar had wel tot gevolg dat Cambó een ministerspost kreeg aangeboden in een nieuwe regering van nationale eenheid waarin alle belangrijke politieke leiders waren opgenomen. Dit kabinet slaagde er niet in om de rust in het land te herstellen en kwam ten einde toen Cambó een crisis forceerde door in Catalonië de geesten rijp te maken voor het houden van een volksstemming over de autonomie van de provincie. Bijna 100 procent van de Catalaanse gemeenten verklaarde zich voor een autonome status van het gebied en de voorzitter van de Catalaanse mancomunidad legde vervolgens een petitie neer bij de premier. Deze werd door de Cortes afgewezen; Cambó en zijn partij hielden het voor gezien.

La senyera, de vlag van Catalonië - cc
La senyera, de vlag van Catalonië (CC BY-SA 2.0 – Pablo Saludes Rodi – wiki)
In 1921 werd het Spaanse leger vernietigend verslagen door Marokkaanse opstandelingen: de ramp van Annual, wat het land in paniek bracht. In Catalonië ging het volk de straat op om opheldering van zaken te vragen. De gemoederen liepen daarbij zo hoog op dat de regering opdracht gaf aan generaal Miguel Primo de Rivera om orde op zaken te stellen. Zijn ervaringen daar en de toenemende onrust in het land ten gevolge van de ramp van Annual bracht hem ertoe op 13 september 1923 een staatsgreep te plegen die overigens de volledige steun had van de koning. Steun kreeg hij ook van de machtige Catalaanse industriëlen. De persvrijheid werd aan banden gelegd, het gebruik van andere talen dan het Castiliaans verboden evenals het vertonen van regionale symbolen als de Catalaanse of Baskische vlag. In 1925 ontbond de dictator de Catalaanse mancomunidad. Zijn pogingen om de volksgeest uit te roeien werkten averechts en de Catalanen vonden wegen om volop hun kranten, tijdschriften en boeken in hun eigen taal te publiceren. Het optreden van de dictator had nog een ander effect. Voor het eerst in de geschiedenis van het catalanisme werd overwogen om gewapenderhand autonomie af te dwingen. Er werden milities geformeerd, maar een poging van de radicale Francesc Macià om een invasie te lanceren in Catalonië vanaf de Pyreneeën kwam niet uit de verf.

Francesc Macià
Francesc Macià
Direct na het uitroepen van de Tweede Republiek op 14 april 1931 riep Marcià de Republiek van Catalonië uit, waarmee hij voorbijging aan het feit dat op nationaal niveau de discussie over de inrichting van de republiek nog moest beginnen. De voorlopige regering reageerde voorzichtig op de vergaande stap van Macià en sloot met de Catalanen een verdrag waarin de term Republiek vervangen werd door die van Generalitat en afgesproken dat zij een ontwerpstatuut zouden maken dat kon worden voorgelegd aan de grondwetgevende vergadering van de nieuwe Cortes. Dit ontwerpstatuut (het statuut van Núria), dat in Catalonië per referendum werd aangenomen, bereikte de Cortes nog voordat de discussie over de ontwerpgrondwet had plaatsgevonden en die ging nu eenmaal voor. De Cortes had ruwweg drie opties voor de vorm van het staatsbestel: een gecentraliseerde staat, een federale, of iets intermediairs dat ruimte zou laten aan het Catalaanse en Baskische nationalisme. Het Spaanse parlement koos voor de derde optie en in de nieuwe grondwet werd de formulering opgenomen dat Spanje een integrale staat was verenigbaar met de autonomie van gemeenten en regio’s. Deze grondwet bepaalde tevens dat het Castiliaans de officiële taal is van Spanje – een taal die iedereen moet kunnen spreken – maar dat men vrij is in het gebruik van andere (regionale) talen. Dat was niet in overeenstemming met het ontwerpstatuut van Núria dat uitging van een federale staat en van het Catalaans als enige officiële taal van Catalonië. Na veel discussie werd een geamendeerd statuut in september 1932 aangenomen. Catalonië werd als autonome regio beschouwd en het Catalaans als tweede officiële taal erkend.

De verkiezingen voor het Catalaanse parlement in 1932 bracht een monsterzege voor de Esquerra Republicana de Catalunya (ERC), een fusie van de Estat Català, de partij van Francesc Macià en de Partit Republicà Català die onder leiding stond van Lluís Companys. De Lliga Regionalista volgde op grote achterstand. Macià trad aan als eerste president van de Generalitat en werd na zijn overlijden in 1933 opgevolgd door Companys. In 1934 organiseerden de socialisten een landelijke revolutionaire staking wat Companys ertoe bracht de ‘Catalaanse Staat van de Federale Spaanse Republiek’ uit te roepen. Het was geen poging tot afscheiding en zijn weigering om wapens uit te delen onder de oproerige bevolking voorkwam een ramp, maar het gaf de toenmalige rechtse regering wel het motief om het Catalaanse parlement naar huis te sturen en het statuut op te schorten.

Catalonië tijdens de Spaanse Burgeroorlog en de dictatuur

Buenaventura Durruti
Buenaventura Durruti
Nadat in juli 1936 de opstand der militairen in Barcelona vooral door toedoen van de anarchisten van de Confederación Nacional del Trabajo (CNT) was neergeslagen, greep de revolutie om zich heen in Catalonië. Hoewel het bestuur van de Generalitat mocht aanblijven, heersten de anarchisten onder aanvoering van Buenaventura Durruti over de stad. Voor de centrale regering betekende dit een enorme bestuurlijke complicatie in de strijd tegen de opstandelingen en met name omdat door de Generalitat van Catalonië de organisatie van een eigen legermacht ter hand genomen werd: de Exercìt Nacional de Catalunya. Ruim een jaar na het begin van de militaire opstand besloot de Generalitat de macht terug te nemen in Catalonië, wat leidde tot een burgeroorlog in de Burgeroorlog. In Barcelona braken gevechten uit. Pogingen van anarchistische leiders om met president Companys tot een vergelijk te komen bleven steken in goede bedoelingen en er restte Companys weinig anders dan een beroep te doen op de centrale regering om de orde te handhaven. Eind januari 1939 viel Barcelona in handen van de troepen van Franco en alle bestuurlijke maatregelen die sinds juli 1936 van kracht waren geworden werden onmiddellijk teruggedraaid. Catalonië raakte zijn status als autonoom gebied kwijt.

Onder de dictatuur werd van meet af aan alles bestreden dat afbreuk zou kunnen doen aan het ideaal van de eenheidsstaat, het grote Spanje van weleer waarin het castellano, het Spaans, natuurlijk de voertaal was voor allen. Nu was dat laatste al in hoge mate het geval. Sinds Filips V aan het begin van de achttiende eeuw met zijn Nueva Planta binnenlandse grenzen had geopend en Karel III rond 1765 de handel met Amerika had vrijgegeven – wat erop neerkwam dat Catalonië een groot deel ervan kon monopoliseren – was het Spaans de handelstaal bij uitstek geworden, wat overigens het dagelijks gebruik van het Catalaans niet in de weg stond.

Francisco Franco
Francisco Franco
Alle gebruik van het Catalaans in het openbaar en uitingen van de Catalaanse cultuur (waaronder de volksdans de Sardana) waren de franquisten een doorn in het oog, maar niet omdat – zoals wel beweerd wordt – zij daar an sich een hekel aan hadden. Zo verduidelijkte Serrano Suñer, zwager en vertrouweling van Franco, na de val van Barcelona niet de minste moeite te hebben met het Catalaans zolang het maar niet gebruikt werd om subversieve gedachten te uiten. De aanval van de franquisten op de Catalaanse cultuur was dus niet primair gericht op de uitroeiing ervan, maar had een diepere oorzaak: de wens om andersdenkenden te elimineren en een van de middelen daartoe was het verbod op het gebruik in het openbaar van wat zij beschouwden als de ’taal van de revolutie’. De maatregelen van het franquistisch regime tegen het gebruik van het Catalaans waren overigens verstrekkend en eigenlijk nogal ridicuul. Er kwam een verschijningsverbod voor alle kranten die publiceerden in het Catalaans en de volkstaal werd uit het onderwijs verbannen. In openbare gebouwen verschenen posters met opschriften als ‘Spanjaarden spreken Spaans!’ en op straat waren controleurs actief, leden van de Guardia civica, die bij het horen van Catalaans mensen dwongen over te schakelen naar het Spaans op straffe van een boete.

Hier passen drie kanttekeningen. In de eerste plaats steunden tal van Catalaanse burgers, vooral uit de hogere maatschappelijke lagen van de bevolking (industriëlen) en kerkelijke kringen, het franquistisch beleid en deden van harte mee aan het bestrijden van het revolutionaire gedachtegoed dat bleef gisten in de regio. Dit waren mensen die net als de revolutionairen en anarchisten thuis ook Catalaans spraken en zich verbonden voelden met de Catalaanse cultuur. Ten tweede was Catalonië natuurlijk niet de enige regio die getroffen werd door repressieve maatregelen. Overal werd de pers gemuilkorfd en overal in het land werden minderheids- en vreemde talen weggezet als inferieur aan het Spaans. Betitelingen als Palace, Coiffeur of Restaurant werden verboden op straffe van een boete. Alles diende geschreven te worden in het nationale idioom en zo veranderde de aanduiding van restaurant in die van casa de comidas (eethuis). In het onderwijs werd de Catecismo patriótico español van de hand van Ignacio Ménendez Reigada het officiële tekstboek dat vanaf 1939 kinderen leerde dat Castiliaans de taal van de toekomst was omdat deze superieur was aan haar concurrenten, het Engels en het Frans, talen die gedoemd waren te verdwijnen. Derde kanttekening betreft de positie van de kerk. De Spaanse rooms-katholieke kerk sympathiseerde met de militaire opstandelingen en begroette de overwinning van Franco met enthousiasme. Dat maakte een absoluut verbod op het gebruik van regionale talen door de kerk onnodig, want de kerk kon moeilijk beticht worden van revolutionair taalgebruik. Het werd dan ook al vanaf het begin van de dictatuur toegestaan om speciale feestelijke missen op te dragen in de lokale taal en deze te gebruiken voor onderwijs in de catechismus.

In 1947 vond in Catalonië het eerste openlijke protest plaats tegen het franquistisch regime tijdens de feesten van de verheerlijking van de Virgen de Montserrat, patroonheilige van Catalonië. Maar het was pas veel later, aan het begin van de zestiger jaren, dat het beleid enigszins versoepelde, mede onder invloed van de opkomst van de televisie en van het toerisme. Kenmerkend voor de volhardendheid van het regiem is dat tijdens het Eurovisie songfestival in 1968 het Joan Manuel Serrat verboden werd in het Catalaans te zingen. Enkele jaren voor de dood van de dictator werd het gebruik van minderheidstalen in het basisonderwijs toegestaan, onderwijs dat decennialang overigens meer van doen had gehad met indoctrinatie dan met alfabetisering.

Afschrift van de grondwet van Spanje in het Spaanse congres - cc
Afschrift van de grondwet van Spanje in het Spaanse congres (CC BY-SA 3.0 – miguelazo84 – wiki)

Ontwikkelingen na de transitie

Na de dood van Franco vond de transitie plaats naar democratie. Dit proces mondde uit in de grondwet van 1978 waarin voor wat betreft de regio’s werd vastgelegd dat binnen de Spaanse natie plaats is voor zogeheten Autonomías. Eind 1979 werden Catalonië en Euskadi (Baskenland) als eerste Autonomía erkend waarna tot medio 1983 nog vijftien regio’s volgden. In 1995 werden daar de Spaanse enclaves in Noord-Afrika, Ceuta en Melilla, aan toegevoegd. Weliswaar werd in het algemeen deze grondwet ervaren als een goede basis voor de verder op te bouwen Spaanse democratie, maar onderhuids bleven spanningen bestaan. Voor federalisten ging de decentralisatie van bevoegdheden lang niet ver genoeg en de extreme uiting daarvan, de terreur van de ETA, zorgde voor veel onrust.

Vanaf de transitie nam het aantal inwoners dat zich uitsluitend Spanjaard voelt geleidelijk af en maakte plaats voor de ‘dubbele loyaliteit’: aan de Spaanse natie, maar ook aan de Autonomía. Deze tendens hangt samen met de ontwikkeling van denkbeelden over de verhoudingen binnen Europa: het Europa van de autonome regio’s. Het is een idee dat sinds Spanje in 1986 lid werd van de Europese Unie steeds meer terrein won onder de Catalaanse nationalisten. Ook groeide de wens de eigen identiteit te versterken door invoering van tweetaligheid in Catalonië. Direct na de totstandkoming van de Autonomía kreeg dit streven gestalte met het aannemen van de Ley de Normalización Lingüística in 1983. Deze wet erkende het Catalaans en het Spaans als officiële talen, maar als voertaal maakte het Spaans binnen het onderwijs plaats voor het Catalaans. Iedere scholier was verplicht zich beide talen eigen te maken. Ook radio en TV gebruikten voortaan het Catalaans als voertaal. Vanaf 1994 werden de Spaanse nationale politie en de Guardia Civil in Catalonië langzaamaan vervangen door de al vanuit de achttiende eeuw daterende Catalaanse milities, de Mossos d’Esquadra, sinds 2008 een professionele politiemacht, die onder verantwoordelijkheid staat van de Generalitat en verplicht is het Catalaans te gebruiken in contact met het publiek.

Catecismo patriótico español
Catecismo patriótico español
In 1998 zag de in de inleiding reeds genoemde Ley de política lingüística het licht die het gebruik van het Catalaans voor publieke instellingen verplicht stelde en het gebruik van deze taal in het onderwijs herbevestigde. Natuurlijk leidde dit tot heftige protesten, want Catalonië telt nog altijd meer inwoners die het Spaans als moedertaal hebben dan het Catalaans. Deze protesten richtten zich ook op de bevoorrechting van een organisatie als Òmnium Cultural, een gezelschap dat al vijftig jaar strijdt voor de verspreiding van het Catalaans en dat gesubsidieerd wordt uit algemene middelen. Wat ook wrevel wekte waren de boetes die sommige instanties kregen opgelegd vanwege het niet voldoen aan de taalwetten. In 2004 kreeg Correos, het postbedrijf, een boete van 30.000 euro wegens het laten verschijnen van documenten in het Spaans en werd het gedwongen zijn naam te veranderen van het Spaanse Correos in het Catalaanse Correus. Ook andere bedrijven werden beboet voor bijvoorbeeld de etikettering van producten in de Spaanse taal.

In 2005 nam de Catalaanse volksvertegenwoordiging een vergaand voorstel aan ter hervorming van het statuut van 1979. Belangrijkste elementen van dit voorstel waren de erkenning van Catalonië als natie, de bepaling dat het Catalaans een voorkeurspositie kreeg met name als taal van het onderwijs en enkele financiële kwesties. De Spaanse Cortes nam het voorstel in behandeling en na lang touwtrekken werden de meeste partijen het eens over een afgezwakte formulering waarin slechts in de preambule gewag werd gemaakt van Catalonië als natie. De ERC vond het niet ver genoeg gaan – zij bleef staan op de erkenning van Catalonië als zelfstandige natie – en voor de Partido Popular (PP) ging het compromis veel te ver. Het werd op 18 juni 2006 door het Catalaanse volk bij referendum aanvaard. Anderhalve maand later legde de Partido Popular een bezwaarschrift neer bij het Constitutionele Tribunaal waarin zij onderdelen van het statuut aanmerkte als ongrondwettig. Daarbij draaide het vooral om de term ‘natie’ en het verlenen van unieke privileges aan Catalonië. Bovendien had de PP bezwaar tegen de exclusieve positie van het Catalaans als taal van het onderwijs. In totaal richtten de bezwaren zich op 128 van de 223 artikelen van het statuut. Direct na de indiening van het bezwaarschrift brak er een enorme strijd los over de representativiteit van het Tribunaal die de behandeling vier jaar ophield. Uiteindelijk werden veertien artikelen uit het statuut door het Tribunaal aangemerkt als geheel of gedeeltelijk ongrondwettig, waaronder het artikel dat het Catalaans het primaat gaf boven het Spaans. Eveneens werd de passage in de preambule afgewezen die sprak over Catalonië als natie.

Overzicht van boeken over de Spaanse geschiedenis

Bronnen

– Capel Martinez, R.M. / Cepeda Gómez, J., El Siglo de las Luces, Ed. Sintesis, Madrid 2006
– Granja, J.L. e.a., La España de los Nacionalismos y las Autonomías, Ed. Sintesis, Madrid 2003
– Kamen, H, España y Cataluña, Historia de una pasión, Esfera de los Libros, Madrid 2014
– Lodares, J.R., El Paraíso Políglota, Taurus, Madrid, 2000
Rubio Calatayud, A., Historia de la Corona de Aragón, Delsan ediciones, Zaragoza 2008

Willem Peeters (1944) is redacteur van de website Casa Cultural waarop naast de complete geschiedenis van Spanje en biografieën van prominente Spaanse politici, artikelen te vinden zijn over tal van andere landen en onderwerpen. Zijn speciale aandacht gaat uit naar Amsterdam. Niet alleen schrijft hij over de historie van de hoofdstad, maar ook heeft hij fotoseries gemaakt waarin afbeeldingen van vroeger gekoppeld zijn aan hedendaagse foto's. Regelmatig verzorgt hij lezingen in samenwerking met Station-West, een culturele hotspot in het centrum van Amsterdam.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×