De Cubacrisis was misschien wel het spannendste moment uit de Koude Oorlog, de periode van de gewapende vrede tussen de kapitalistische wereld, met de Verenigde Staten als aanvoerder, en de communistische landen onder leiding van de Sovjet-Unie.
Koude Oorlog
Na de Tweede Wereldoorlog brak een periode van strijd aan waarin beide grootmachten weliswaar niet met elkaar vochten (de wapens bleven “koud”), maar vooral probeerden om de tegenstander verbaal te intimideren. Feitelijk kwam het dus niet tot een direct militair treffen tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Desalniettemin was de hele wereld angstvallig in de ban van de dreiging van een mogelijke kernoorlog tussen beide militaire grootmachten.
Andere landen vochten in deze periode wél enkele conflicten uit, als uitbarstingen van de spanningen die de Koude Oorlog met zich meebracht. De Vietnamoorlog en de Koreaoorlog, maar ook de Suezcrisis zijn hier in het oog springende voorbeelden van. Ook kwam een gewapend treffen – in de vorm van een kernoorlog – tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie een aantal keer wel héél dichtbij. Dat waren de momenten waarop de hele wereld angstig de adem inhield. Zeker bij de Cubacrisis, in oktober 1962, scheelde het maar een haartje.
Cuba in vogelvlucht
Wie de Cubacrisis wil begrijpen, zal iets meer moeten weten over de geschiedenis van het land. Eeuwenlang was Cuba, net als grote delen van Latijns-Amerika overigens, een Spaanse kolonie. Eind negentiende eeuw veranderde dat: in 1898 werd het land in de Spaans-Amerikaanse Oorlog losgemaakt van hun voormalige ‘moederland’. De Cubaanse opstandelingen voerden namelijk al sinds 1890 een felle onafhankelijkheidsstrijd annex guerrillaoorlog tegen de Spaanse kolonisator. Daarin wisten zij zich gesteund door de Verenigde Staten.
De Verenigde Staten schrokken namelijk van het hardhandige, gewelddadige optreden van de Spaanse kolonisator en zagen bovendien in Cuba, net als overigens in de andere Spaanse koloniën, goedkope afzetmarkten voor Amerikaanse producten. Toen een Amerikaans slagschip, de Maine, vervolgens explodeerde door vermoedelijk een Spaanse zeemijn was de maat voor de Verenigde Staten vol. De Verenigde Staten besloot zich militair in het conflict te mengen. Het Spaanse leger, inclusief hun vloot, werd vervolgens in enkele weken verslagen. De Verenigde Staten groeide daardoor uit tot de nieuwe superster op het imperiale toneel – en dus ook in Cuba.
Hoewel Cuba in 1902 al formeel de onafhankelijkheid verwierf, bleef het land tot 1934 een protectoraat van de Verenigde Staten. Het land maakte in die jaren een turbulente en vrij instabiele periode door: Cuba werd een republiek, koos verschillende presidenten, zette diezelfde presidenten weer af in verschillende revoltes, de Amerikanen grepen weer eens in, de ingrijpende, economische crisis van de jaren dertig hakte er ook in Cuba flink in, arbeidersvakbonden groeiden in grootte en macht, de suikerplantages brachten tegelijkertijd nog maar weinig geld in het laatje, terwijl de werkloosheid exponentieel toenam. Kortom, eind jaren vijftig heerste in Cuba een broeierig klimaat. Onrust hing in de lucht.
Coup van Castro
En dan betreedt één van onze hoofdrolspelers het toneel. Nadat de bij de Verenigde Staten geliefde, maar bij de Cubanen zelf hoogst impopulaire president Fulgencio Batista in 1952 voor de tweede keer een staatsgreep pleegde en zo zijn presidentschap wist te verlengen, was de maat voor een groepje revolutionairen vol. Onder aanvoering van de jonge advocaat Fidel Castro viel de groep een militaire kazerne in Cuba aan met als doel om de, volgens hen, onwettige en corrupte Batista af te zetten. De coup van Castro mislukte echter, zijn compagnons werden geëxecuteerd, en Castro belandde, met het restant van zijn strijdmakkers, achter de tralies.
Batista regeerde door: hij greep nog altijd zo nu en dan uit de staatskas, organiseerde een schijnverkiezing, en trad fel op tegen mensen die protesteerden. Met name de uitgebroken studentenrellen werden door Batista met harde hand neergeslagen. Overtuigd van zijn onaantastbaarheid liet hij Castro en zijn collega-revolutionairen in 1955 vrij, die op hun beurt snel naar Mexico vluchtten.
Castro aan de macht
Na enkele maanden van plannenmakerij maakte Fidel Castro, samen met een tachtigtal andere revolutionairen, met de boot Granma, de oversteek van Mexico naar Cuba om opnieuw een poging te doen om de regering van president Batista te verjagen. De Cubaanse Revolutie werd – voor Castro althans – een succes: in 1959 leed Batista een beslissende nederlaag tegen de revolutionair Che Guevara, waarop de president het land ontvluchtte. Castro nam de macht over, pakte achtergebleven aanhangers van Batista op, veroordeelde hen en executeerde zijn grootste handlangers. Verder legaliseerde Castro de communistische partij en voerde hij een aantal grootschalige landbouwwetten door. Die wetten zorgden ervoor dat duizenden hectaren landbouwgrond werden onteigend. Grootgrondbezitters, waaronder ook Amerikanen, hadden het nakijken.
De Verenigde Staten veroordeelden de acties – zowel de executies als het communistisch aandoende nationaliseren van de landbouwgrond – sterk en reageerden met allerlei handelssancties en het bevriezen van Cubaanse tegoeden in de VS. Het politieke en economische conflict tussen Cuba en de Verenigde Staten laaide op en duizenden liberale Cubanen vluchtten naar de VS. Tegelijkertijd verwelkomde Sovjet-leider Nikita Chroesjtsjov de nieuwe communistische machtsbasis in Latijn-Amerika en besloot Cuba militair en financieel te ondersteunen.
Invasie in de Varkensbaai
De net aangetreden Amerikaanse president John F. Kennedy vond het maar niks dat het zo goed boterde tussen het voormalig Amerikaanse protectoraat en de Sovjet-Unie. Gelukkig voor Kennedy had zijn voorganger, president Dwight Eisenhower, de Amerikaanse geheime dienst CIA opdracht gegeven om een groep gevluchte Cubanen te ondersteunen tijdens een inval in Cuba. Die militaire landing zou het begin moeten zijn van een volksopstand tegen het regime van Castro.
Uiteraard gebeurde dit alles in het grootste geheim. Kennedy wilde uiteraard niet dat de Amerikaanse militaire steun aan de Cubaanse contrarevolutionairen wereldkundig zou worden. Dat zou de toch al weinig vriendschappelijke verstandhouding met de Sovjet-Unie alleen maar verder verslechteren.
Op 17 april 1961 landden ruim 1500 Cubaanse ballingen, vervoerd door Amerikaanse schepen, in de Varkensbaai. De invasie stuitte onmiddellijk op hevige weerstand van Castro’s troepen, die, dankzij intensief speurwerk van de Russische KGB en de eigen geheime dienst, op de hoogte waren van de plannen. Veel Cubaanse contrarevolutionairen werden al snel na het begin van de invasie gevangen genomen en tientallen van hen werden geëxecuteerd.
Uiteraard had het Varkensbaai-incident grote geopolitieke gevolgen: de VS, met de net aangetreden president Kennedy als boegbeeld, liepen enorme reputatieschade op. Castro bleek daarentegen, sterker dan van te voren gedacht, in het Cubaanse zadel te zitten. De Cubaanse bevolking bleek zich namelijk niet te willen aansluiten bij de Varkensbaai-opstandelingen, zoals wél was gehoopt. En natuurlijk bouwden Castro en de Sovjet-Unie verder aan hun vriendschappelijke relatie.
Explosieve situatie
Aan de andere kant van de wereld was de situatie – net als bij de Varkensbaai – explosief. Geheel passend bij de dreigende context van de Koude Oorlog had de Verenigde Staten in Italië en Turkije raketten geplaatst – gericht op de aartsvijand, de communistische Sovjet-Unie. Ook hervatte de VS in 1962 de proeven met kernwapens.
Uiteraard wilde de Sovjet-Unie reageren op die Amerikaanse raketdreiging. Daarom besloot het communistische land om raketinstallaties op Cuba te plaatsen, want dat zou de VS uiterst kwetsbaar maken. Vanaf Cuba kon de Sovjet-Unie namelijk eenvoudig strategische doelen in de Verenigde Staten raken, want het Amerikaanse waarschuwingssysteem was niet bedacht op een raketdreiging vanuit de Caraïben. Met raketinstallaties in Cuba zou de VS het weer gelijkspel worden: vanuit Cuba kon de Sovjet-Unie de VS vernietigen, terwijl de VS vanuit Italië en Turkije de Sovjet-Unie kon verwoesten.
Berlijncrisis
Sovjet-leider Chroesjtsjov voelde zich in deze tijd zelfverzekerd. De VS zat namelijk in de Vietnamoorlog, die op de achtergrond woedde, muurvast. De communistische Vietminh voerde een redelijk succesvolle strijd tegen het autoritair regime in Zuid-Vietnam, dat gesteund werd door Amerika.
Tegelijkertijd heerste in 1960 en 1961 een dreigende sfeer rondom Berlijn. Chroesjtsjov was van plan om een eind te maken aan de continue emigratie van oost naar west via Berlijn. Uiteindelijk besloot Chroesjtsjov tot het bouwen van de Berlijnse Muur: die zou er namelijk voor zorgen dat Oost-Berlijn hermetisch werd afgesloten van de verlokkingen uit het westen. Chroesjtsjov zette zijn plan door, want hij vermoedde dat zijn Amerikaanse collega, president Kennedy, geen oorlog om Berlijn wilde riskeren. Het resultaat van Chroesjtsjovs vasthoudendheid was een patstelling tussen Amerikaanse en Sovjettanks bij Checkpoint Charlie – een nucleaire dreiging hing in de lucht. Uiteindelijk bleken beide grootmachten niet bereid om deze kwestie tot een militair treffen te laten escaleren: de Berlijncrisis liep met een sisser af en de tanks trokken zich terug. En de Berlijnse Muur werd verder opgebouwd.
De Cubacrisis ontvlamt
Sinds de mislukte invasie in de Varkensbaai vlogen er regelmatig Amerikaanse U2-verkenningsvliegtuigen boven Cuba om spionagefoto’s te maken. In oktober 1962 legde één zo’n vliegtuig het definitieve bewijs vast dat in Cuba werd gebouwd aan verschillende raketinstallaties. De Amerikaanse geheime diensten maakten al snel een technische en militaire analyse en concludeerden dat, zoals viel te verwachten, de Sovjet-Unie achter de bouw zat.
Al snel riep Kennedy zijn belangrijkste veiligheidsadviseurs en -functionarissen bijeen om te overleggen over de dreigende situatie. Ze overwogen verschillende opties: op hoog diplomatiek niveau onderhandelen met de Sovjet-Unie; Castro onder druk zetten om afstand te nemen van de Sovjet-Unie; alle bekende, Cubaanse raketinstallaties bombarderen; Cuba met alle mogelijke militaire middelen binnenvallen; een zeeblokkade in te stellen om te verhinderen dat nieuwe raketten Cuba zouden bereiken; en… niets doen – een nucleaire dreiging was immers niet nieuw.
In quarantaine
Van alle opties konden de zeeblokkade, waar Defensieminister Robert McNamara en een aantal topdiplomaten de grootste voorstanders waren, en het bombarderen van de raketinstallaties op de meeste steun rekenen. Terwijl in de VS gevechtsvliegtuigen in opperste staat van paraatheid werden gebracht, voeren marineschepen op 22 oktober 1962 uit om Cuba “in quarantaine” te plaatsen – een “blokkade” telde namelijk als een officiële oorlogsdaad, dus gebruikten de Amerikanen de term “quarantaine”. Daarmee wilden de VS voorkomen dat nieuwe Sovjet-raketten naar Cuba vervoerd werden. In een felle speech eiste president Kennedy dat alle Sovjet-raketbases op Cuba onmiddellijk werden ontmanteld. Ook kondigde hij aan dat alle schepen richting Cuba gecontroleerd zouden worden.
De hele wereld hield de adem in: hoe zou de Sovjet-Unie reageren op de Amerikaanse blokkade? Zou een kernoorlog ontketend worden? Tot ieders verrassing hield de Sovjet-Unie zich relatief stil: Chroesjtsjov veroordeelde in een telegram aan Kennedy wel de Amerikaanse “piraterij”, maar het Sovjetleger werd niet gemobiliseerd. Aan de andere kant ging de bouw aan de Cubaanse raketinstallaties gestaag door en koersten Sovjetschepen met kernkoppen aan boord langzaam af op de Amerikaanse blokkade.
Getouwtrek
In de dagen na het begin van de “quarantaine” nam de spanning toe. Kennedy gaf opdracht om vaker met patrouillevliegtuigen boven Cuba te vliegen en om de plannen voor een grootschalige invasie verder voor te bereiden. Castro hekelde de “illegale blokkade” en de Sovjetschepen koersten nog altijd richting Cuba – en richting de Amerikaanse marineschepen dus.
Achter de schermen waren de onderhandelingen inmiddels in volle gang. Op 26 oktober ontving Kennedy van Chroesjtsjov een telegram, waarin de Sovjetleider de crisis vergeleek met een touwtrekwedstrijd. Kennedy en Chroesjtsjov konden aan het uiteinde van de touwen blijven trekken, maar daardoor zou de metaforische knoop in het touw alleen maar strakker komen te zitten – en de kans op een nucleaire oorlog alleen maar groter worden. Dus, vervolgde Chroesjtsjov, als beide presidenten niet de intentie hadden om de knoop vaster te trekken en zo de wereld in een catastrofe te storten, was het beter om het getouwtrek te staken, en te kijken of de knoop losgemaakt kon worden.
Chroesjtsjov verzocht Kennedy de Amerikaanse kernraketten uit Turkije en Italië te verwijderen. In ruil daarvoor zouden de Sovjetraketten op Cuba ontmanteld worden. Turkije had echter al aangegeven de raketten, uit zelfverdediging en als afschrikmiddel tegen eventuele agressie van de Sovjet-Unie, niet kwijt te willen.
Verdere escalatie
Nog voordat het voorstel van Chroesjtsjov goed en wel in overweging kon worden genomen, werd op 27 oktober één van de Amerikaanse patrouillevliegtuigen door een raket neergehaald. De piloot, Rudolf Anderson, kwam daarbij om het leven. Hoewel inmiddels ongeveer 120.000 Amerikaanse soldaten – vergelijkbaar met D-day in Normandië in 1944 – paraat stonden om deel te nemen aan een massale invasie van Cuba, besloot Kennedy, samen met zijn adviseurs, om nog niet tot de aanval over te gaan.
Het was immers mogelijk, zo redeneerde hij, dat het vliegtuigje min of meer per ongeluk – in ieder geval: niet in opdracht van Chroesjtsjov – was neergeschoten. (Tegenwoordig wordt aangenomen dat een lokale Sovjetcommandant, inderdaad zonder medeweten van Chroesjtsjov, het vliegtuig van Anderson neerschoot) Na lang overleg met zijn adviseurs kwam Kennedy met een tegenvoorstel aan Chroesjtsjov: als de Sovjet-Unie – onder toezicht van de VN – de raketinstallaties uit Cuba verwijderde, zou de VS de “quarantaine” opheffen en beloven niet over te gaan tot een militaire invasie van Cuba.
Gehoopt – maar niet per se verwacht – werd dat Chroesjtsjov op het voorstel in zou gaan. Mocht hij dat niet doen, was een kernoorlog het meest waarschijnlijke scenario.
Crisis afgewend
Chroesjtsjov, zich realiserend dat een kernoorlog catastrofaal zou zijn en dat de Sovjet-Unie het qua vuurkracht zou afleggen tegen de VS, besloot op 28 oktober om op het Amerikaanse voorstel in te gaan. Hij gaf opdracht om de raketinstallaties in Cuba te ontmantelen en ze terug naar de Sovjet-Unie te vervoeren. De schepen die onderweg waren naar Cuba zouden bovendien rechtsomkeert maken.
De VS beloofde, op diens beurt, om de Cubaanse grenzen en soevereiniteit te respecteren, zich niet te mengen in Cubaanse binnenlandse zaken en niet over te gaan tot een invasie of enige andere vorm van agressie. Bovendien werden de Amerikaanse raketten uit Turkije en Italië teruggetrokken. Over dat laatste werd afgesproken dat dit niet openbaar zou worden gemaakt om reputatieschade van Kennedy te voorkomen. Daardoor leek Chroesjtsjov de verliezer van het getouwtrek, waardoor de Sovjet-Unie aan kracht inboette.
Castro was ook teleurgesteld in de Sovjet-Unie. Cuba was weliswaar beschermd tegen een Amerikaanse invasie, maar Castro was verbolgen over het feit dat hij geen aandeel had gehad in de vredesbesprekingen. De relatie tussen de Sovjet-Unie en Cuba raakte bekoeld.
Een gelukkiger gevolg van de Cubacrisis was dat de VS en de Sovjet-Unie onderzochten hoe volgende escalaties voorkomen konden worden. Hoewel een paar voorstellen van Chroesjtsjov (zoals een non-agressiepact tussen de NAVO en het Warschaupact) door de VS werden afgewezen, ondertekenden beide grootmachten wél een verdrag waarin ze beloofden om geen bovengrondse kernproeven meer te doen. Bovendien werd een directe communicatieverbinding tussen Moskou en Washington ingesteld. Zo konden de Amerikaanse en Russische leiders direct met elkaar spreken in het geval van een eventuele, toekomstige crisis.