Dark
Light

De CPN – De opposanten

Deel 19 van de serie ‘CPN in de Koude Oorlog’
Auteur:
7 minuten leestijd
CPN-congres in de Meervaart in Amsterdam, 1952
CPN-congres in de Meervaart in Amsterdam, 1952 (CC0 - Rob Bogaerts / Anefo)

In dit artikel komt een aantal vooraanstaande leden van de Communistische Partij van Nederland (CPN) aan de orde die op enig moment in aanvaring kwam met de partijleiding. Wie waren zij, waar gingen die conflicten over en op welke wijze werden ze aan de kant gezet?


Anton Koejemans

Anton Koejemans werd geboren in Rotterdam in 1903 in een doopsgezinde familie en overleed in Trier (West-Duitsland) in 1982. In 1920 werd hij lid van de communistische partij en vanaf 1928 was hij redacteur van de partijkrant. Tijdens de Duitse bezetting was hij actief in het verzet, als redacteur van het illegale communistische blad De Waarheid en als lid van het illegale CPN-bestuur. Koejemans was sterk gericht op samenwerking met andersdenkenden in het verzet.

Na de bevrijding was Koejemans hoofdredacteur van de nu legale partijkrant De Waarheid. Hij streefde ernaar om van De Waarheid een goed leesbare krant te maken voor een breed progressief publiek. Een krant die niet alleen over politiek zou schrijven maar ook een brede culturele inhoud zou hebben. ‘Ramen open’ was zijn devies: ‘zo kunnen we niet verpieteren tot een plichtmatig partijblaadje’. Daartoe waren er ook niet-communistische intellectuelen aan de krant verbonden.

Dat stuitte bij een deel van het CPN-bestuur op weerstand. Verder waren er conflicten over politieke kwesties. Een steen des aanstoots was ook het streven van Koejemans naar een open dialoog en samenwerking met andere progressieven en met christenen, ondanks de opkomende Koude Oorlog.

Partijleider Paul de Groot ergerde zich aan de eigenzinnigheid van Koejemans. In het najaar van 1947 was kennelijk de maat vol en opende De Groot de aanval. Begin 1948 werd Koejemans ontheven van het hoofdredacteurschap; daarvoor was hij al op non-actief geplaatst. In de persverklaring, waarin het partijbestuur dit besluit bekend maakte, werd hij beschuldigd van ‘gebrek aan politieke standvastigheid’ en ‘een neiging tot kleinburgerlijk individualisme’; verder ging het om ‘[b]ukken voor Amerikaanse druk’.

Koejemans verdedigde zich niet. Integendeel, hij putte zich uit in zelfkritiek. Hij bleef werkzaam bij en voor de partij, onder meer als vertaler en als publicist bij partij-uitgeverij Pegasus. Ondanks zijn zelfverloochening werd hij ook daar in 1953 ontslagen. Omdat de vijandige houding van het partijbestuur hem verder werken binnen de CPN onmogelijk maakte stapte hij uiteindelijk in 1955 uit de partij. Hij was 35 jaar lid van de partij geweest.

Na zijn vertrek uit de CPN keerde Koejemans terug naar het christendom van zijn jeugd. Maar in politiek opzicht was en bleef hij een communist. En hij bleef streven naar een verzoening van christendom en communisme. Was hij eerst zeker van de uiteindelijke overwinning van het communisme, later was hij ervan overtuigd dat het christendom de strijd zou winnen.


Benno Stokvis

Benno Stokvis in 1934
Benno Stokvis in 1934 (CC BY-SA 3.0 – Willem van de Poll – Nationaal Archief)
Benno Stokvis was geboren in Amsterdam in 1901 en overleed in Laren (NH) in 1977. Hij was van joodse komaf. Hij studeerde rechten en was werkzaam als advocaat. In 1934 werd hij lid van de communistische partij. Tijdens de bezetting slaagde hij erin zo’n 200 joden voor deportatie te behoeden.

In juni 1946 werd Stokvis voor de CPN lid van de Tweede Kamer. Hij was daar een warm pleitbezorger van een volledig rechtsherstel voor de Nederlandse joden. Verder was hij kritisch over het gratiebeleid voor oorlogsmisdadigers en politieke delinquenten. In 1952 moest hij de Tweede Kamer weer verlaten. De CPN-partijleiding had kritiek op zijn optreden in de Kamer; dat werd als te individualistisch ervaren.

Na zijn vertrek uit de Kamer pakte Stokvis zijn advocatenpraktijk weer op. Drie maanden later, begin oktober 1952, zegde hij met een éénregelig briefje, zonder nadere motivering, zijn partijlidmaatschap op. Hierna werd hij binnen de CPN scherp veroordeeld en verketterd.

Zijn vertrek uit de CPN motiveerde Stokvis pas begin juli 1955, in een artikel in de sociaaldemocratische krant Het Vrije Volk. Hij was net lid geworden van de Partij van de Arbeid (PvdA) en vond het nodig om aan te geven waarom hij drie jaar eerder had gebroken met de CPN. Hij uitte in dat artikel – op een humoristische manier – scherpe kritiek op die partij.

Langzaam maar zeker, schreef hij, was er ’tussen de partij en mij een klove ontstaan, die ons scheidde, en breder en dieper werd’. De eerdere verwijten van de CPN aan zijn adres klopten overigens, schreef hij. Er was inderdaad bij hem sprake van een ‘individualistische drang naar zelfstandigheid’, van ‘gemis aan enthousiasme voor politieke axioma’s, waarvan ik de onjuistheid met open ogen zag’; en het parlement was voor hem meer dan ‘een forum voor het produceren van geforceerde partij-propaganda’. Hij schreef verder dat hij op een andere manier politiek wilde gaan bedrijven. Hij had een afkeer van ‘dictatoren’, van ‘opportunisme’ in de politiek, van het ‘methodisch modderspuiten’ naar politieke tegenstanders. En tot slot: hij wilde zelfstandig blijven denken, dat hoefde Paul de Groot niet voor hem te doen:

“Ik ben niet bereid elke vorm van persoonlijk denken en handelen uit mijn wezen te bannen, en deemoedig het hoofd te buigen voor de onfeilbaarheid van een partij-secretaris [De Groot dus jdv]. De oude nazi-leuze ‘Der Führer hat immer Recht’, heeft mij nooit prettig in de oren geklonken.”

Vooral de vergelijking met het nazi-regiem was natuurlijk zeer pijnlijk voor de CPN.

Diezelfde dag nog leverde Marcus Bakker in De Waarheid op zijn bekende sarcastische wijze commentaar op Stokvis. Hij probeerde hem neer te zetten als een opportunist die was opgestapt omdat hij niet in de Kamer zou terugkeren, terwijl hij eerder zijn plaats op de kandidatenlijst nog graag had aanvaard: ‘men behoefde hem er bepaald niet om te smeken’.

In de jaren daarna was Stokvis actief binnen de PvdA en voerde vooral actie tegen rechtse en linkse dictaturen. In 1971 verliet hij die partij weer – die was in zijn ogen te radicaal geworden – en stapte over naar de partij Democratisch Socialisten ’70 (DS’70), een rechtse afsplitsing van de PvdA.


Joop van Santen

Joop van Santen werd geboren in Rotterdam in 1908 en overleed in Zandvoort in 1992. Hij was econoom. In 1930 werd hij lid van de CPN. Tijdens de oorlog waren zijn vrouw en hij actief in het verzet. Na de bevrijding bekleedde hij voor de CPN belangrijke functies. Hij was lid van de gemeenteraad van Amsterdam (1945-1949) en van het partijbestuur (1945-1955). Verder was hij van 1946 tot 1952 lid van de Eerste Kamer. Ondanks de anticommunistische stemming in de Kamer wist hij het respect van zijn medeleden te verwerven.

In de Eerste Kamer verdedigde Van Santen in 1948 de machtsovername van de communisten in Tsjechoslowakije, terwijl hij het daar zelf niet mee eens was. Achteraf zei hij: ‘Eigenlijk had ik toen al met de partij moeten breken’. Dat deed hij niet, maar de twijfel in hem was gezaaid; hij voelde zich steeds minder thuis in de partij. In 1952 kwam hij niet terug in de Kamer. Wellicht speelde daarbij een rol dat partijleider Paul de Groot hem wantrouwde omdat hij teveel met buitenstaanders (dat wil zeggen: niet-CPN’ers) omging.

In 1953 kwam Van Santen in conflict met De Groot. Als econoom was Van Santen van mening dat er de eerstkomende tijd in het Westen geen grote economische crisis zou uitbreken. De Groot dacht daar anders over. Die wist – op basis van de marxistisch-leninistische theorie – zeker dat ‘binnen een half jaar, een jaar, anderhalf jaar op zijn hoogst’ de crisis zich zou verscherpen ‘met gevolg dat de grote massa op drift zal komen’. En dat zou revolutie betekenen:

‘Eer tien jaar verlopen zijn, zal in Nederland de arbeidersklasse aan de macht komen met aan de spits de Communistische Partij’.

Van Santen waagde het te zeggen dat dit determinisme van De Groot niet klopte. Volgens hem werden de crisisvoorspellingen immers gelogenstraft door de feiten en waren de beweringen van De Groot gebaseerd op een ‘primitieve onderconsumptie-theorie’.

De CPN-bladen weigerden de kritiek van Van Santen te publiceren. Ook kreeg hij een brief van De Groot waarin die zijn ideeën afwees en hem opriep zelfkritiek uit te oefenen:

‘U zult dan merken hoe diep u in het moeras van de burgerlijk-economische pseudo-wetenschappelijke zwendel geraakt bent en hoe u zich objectief gebruiken laat als kanaal voor de door de Amerikaanse grootkapitalisten […] gevoerde propaganda tot verdoezeling van de economische crisis’.

Aanvankelijk onderwierp Van Santen zich aan het oordeel van de partijleiding. Hij was al zo lang lid van de partij, 23 jaar, dat hij daar niet zomaar mee kon breken. Pas twee jaar later, in 1955, nam hij afscheid van de CPN én van de meeste van zijn vrienden (want dat hoorde er bij). Hij brak toen ook ideologisch met het communisme. Hij was namelijk tot het inzicht gekomen dat het tegengaan van kritiek (zoals dat van hem) niet lag aan de toevallige partijleiding, maar inherent was aan het communistische systeem.

Na zijn vertrek uit de CPN had Van Santen aanvankelijk moeite een nieuw bestaan op te bouwen. Hij had enkele bedrijfjes en hij gaf bijlessen. Daarnaast ging hij een academische studie economie volgen. Dat ging voorspoedig. Hij studeerde af in 1958. Tien jaar later, in 1968, promoveerde hij. Niet lang na zijn promotie werd hij docent aan de Universiteit van Amsterdam. Ook werd Van Santen weer politiek actief; hij sloot zich aan bij de Partij van de Arbeid.


Tot slot

Ben Polak in 1986 (CC0 - Rob Bogaerts / Anefo - wiki)
Ben Polak in 1986 (CC0 – Rob Bogaerts / Anefo – wiki)
De CPN had vaak een moeizame relatie met de intellectuelen in haar gelederen, met mensen als de journalist Anton Koejemans, de jurist Benno Stokvis, de econoom Joop van Santen en ook de arts Ben Polak (zie het vijfde artikel in deze serie). Zij waren het gewend om zelfstandig te denken en kritisch te zijn. En dat waren nu net eigenschappen die binnen een stalinistische partij als de CPN niet erg op prijs werden gesteld. Verder waren ze geneigd om te debatteren en samen te werken met andersdenkenden; en ook dat werd binnen de CPN niet toegejuicht.

Na het uiten van twijfel of van een onafhankelijk oordeel rekende de partijleiding keihard met hen af. De opposanten werden op non-actief gezet, en moesten hun schuld erkennen en zelfkritiek uiten. Opmerkelijk was dat ze dat nog vaak deden ook, zo toegewijd waren ze aan de partij. Als ze zich dan uiteindelijk met veel moeite losmaakten van de partij en hun lidmaatschap opzegden werden ze vaak nog jarenlang verketterd.

~ Jan de Vetten

Dit artikel maakt onderdeel uit van de serie De CPN in de Koude Oorlog

Ook interessant: CPN (Communistische Partij van Nederland)
…of: De Koude Oorlog – Samenvatting & Tijdlijn

Bronnen

Boeken:
– Stutje, J.W., De man die de weg wees. Leven en werk van Paul de Groot 1899-1986 (Amsterdam 2000).
– Verrips, Ger, Dwars, duivels en dromend. De geschiedenis van de CPN 1938-1991 (Amsterdam 1995).

Online:
– Goedmakers, Annemarie, In memoriam Joop van Santen, in: Socialisme en Democratie, nr. 6, 1992.
– Jonge, A.A. de, ‘Koejemans, Anthoon Johan (1903-1982)’, in: Biografisch Woordenboek van Nederland. Zie: http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn3/koejemans [12-11-2013].
– Warmerdam, Hans, ‘Stokvis, Benno Jules (1901-1977)’, in: Biografisch Woordenboek van Nederland. Zie: http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn6/stokvis [12-11-2013].
– J. (Joop) van Santen. Korte biografie op Parlement.com.

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.171 actieve abonnees)


Donateurs ondersteunen ons project en dragen direct bij aan de uitbreiding van ons archief.

Meer informatie

×