In 2014 is een geheel herziene druk verschenen van het boek De verbeelding van het denken (uitgeverij Atlas | Contact), onder redactie van de filosofen Jan Bor en wijlen Errit Petersma (1940-2013). Dit boek, dat in 1995 voor het eerst verscheen, biedt een toegankelijke geschiedenis van zowel de westerse als oosterse filosofie van het vroegste begin met de oudst bewaard gebleven filosofische tekst van de Griekse denker Anaximander (611-547 v.Chr.) tot meer recente filosofen als de Fransman Bernard Stiegler (geb.1952), die stelt dat digitale techniek voor de mensheid zowel gif als medicijn is.
De verbeelding van het denken groeide in en na 1995 uit tot een belangrijk Nederlands standaardwerk over de filosofiegeschiedenis, dat ook buiten de landsgrenzen invloedrijk bleek en in verscheidene talen vertaald werd. Vergeleken met eerdere edities, is aan de zevende herziene druk uit 2014 onder meer een hoofdstuk over de eenentwintigste-eeuwse filosofie toegevoegd, enkele bijdragen over vrouwelijke filosofen en enkele stukken over invloedrijke Afrikaanse filosofen.
Hoofdlijnen van het boek
Het boek is chronologisch opgezet en begint met de Griekse filosofie, gevolgd door de hoofdlijnen uit de Romeinse, Indiase, Chinese, Joodse en islamitische filosofie. Daarna komen de Middeleeuwen aan bod, met aandacht voor filosofen als Boëthius, Anselmus van Canterbury, Pierre Abélard en Thomas van Aquino. De Renaissance en Verlichting, het rationalisme van René Descartes, empirisme van John Locke en de filosofie van Immanuel Kant volgen.
In het gedeelte over de negentiende eeuw is er uiteraard de nodige aandacht voor het Duitse romantisch-idealisme van Fichte en Von Schelling, maar ook voor het gedachtegoed van Arthur Schopenhauer, Friedrich Wilhelm Hegel, het historisch materialisme van Karl Marx en het nihilisme van Friedrich Nietzsche. De twintigste eeuw laat vervolgens weer allerlei andere ontwikkeling zien, variërend van de fenomenologie van Edmund Husserl, de taalfilosofie van Ludwig Wittgenstein tot de Frankfurter Schulen, de wetenschapsfilosofie van Karl Popper, het structuralisme of het postmodernisme. In dit deel over de twintigste eeuw neemt ook – in deze herziene editie – de Afrikaanse filosofie – en prominente plaats in. Het laatste, nieuw aangevulde deel over de eenentwintigste eeuw gaat in op onder meer fenomenen als het realisme, de terugkeer van de grote verhalen ná het postmodernisme, het posthumanisme en het denken van evolutiefilosofen als Daniel Dennett.
Achter in het boek, dat heel overzichtelijk is en een mooie vormgeving heeft met veel kleurenafbeeldingen, is een beknopte bibliografie opgenomen en een uitgebreid namenregister. De verbeelding van het denken is daardoor goed bruikbaar als naslagwerk. Ter indicatie van de inhoud van het boek geef ik hieronder wat indrukken weer in combinatie met enkele relevante citaten.
Hildegard van Bingen: scholastiek & visioenen
In de Middeleeuwen waren kloosters eeuwenlang dominant als instituten waar religieuze traktaten en filosofische overdenkingen werden geschreven. Maar in de twaalfde eeuw veranderde dat, zo lezen we in het hoofdstuk over de middeleeuwse filosofie:
“Vanaf de twaalfde eeuw verloren de kloosters het initiatief aan de opkomende universiteiten, die een nieuwe vorm van wetenschapsbeoefening hanteerden: de scholastieke methode, waarbij er geredeneerd werd op basis van theses en inzichten van erkende autoriteiten. Binnen deze context introduceerde Hildegard van Bingen (1098-1179) een nieuwe bron van kennis: het visioen. In haar visioenboeken kon zij haar ideeën formuleren als interpretaties van rechtstreeks van God ontvangen inzichten, die Hildegard claimde in opdracht van God te moeten verbreiden” (329)
Haar opleiding had Hildegard ontvangen van haar tante, de abdis Jutta van Sponheim. In 1135 volgde Hildegard haar tante op als abdis, en later stichtte ze een eigen vrouwenklooster in Bingen. De kerkelijke autoriteiten stonden aanvankelijk sceptisch tegenover Hildegards visioenen, waarop zij steun zocht bij de theoloog Bernard van Clairvaux (1090-1153). Dit hielp: in 1148 werden haar geschriften – zoals Liber scivia (Kennisboek van de juiste weg) en Liber Divinorum Operum (Boek van de goddelijke werken) – in opdracht van paus Eugenius III door de synode van Trier goedgekeurd, waarop Hildegard haar inzichten mocht gaan uitdragen. In haar kosmische leer was de mens het middelpunt van de wereld, door wie de vier elementen (water, lucht, aarde en vuur) werkten en als deze elementen (lees: temperamenten) verstoord waren, dan werd de mens ziek. Dit kosmische wereldbeeld interpreteerde Hildegard vooral in ethische zin, waarbij de deugden in vrouwelijke vorm wijsheid (sapientia) en zorgende liefde (caritas) primair belangrijk waren.
Hildegard geniet nog steeds de nodige bekendheid in katholieke kringen. Hoewel ze nooit heilig is verklaard, mag ze sinds een pauselijk decreet uit 2012 wel als heilig vereerd worden in de Rooms-Katholieke Kerk.
Afrikaanse sage-filosofie a la Socrates
Interessant is het hoofdstuk over de ontwikkelingen in de Afrikaanse filosofie in de twintigste eeuw, geschreven door historicus en filosoof Henk Haenen. Hij gaat onder meer in op de beroemd geworden ‘sage-filosofie’ van de voormalige Keniaanse hoogleraar Henry Odera Oruka (1944-1995). Oruka verrichtte in de jaren 1980 aan de Universiteit van Nairobi in Kenia baanbrekend onderzoek naar oorspronkelijke, authentieke vormen van Afrikaanse filosofie. We lezen over Oruka het volgende:
“De resultaten van Oruka’s onderzoek zijn in Engelse vertaling samengevat in een veelbesproken werk: ‘Sage Philosophy. Indigenous Thinkers and Modern Debate on African Philosophy’ (Leiden: Brill, 1990). Hierin benadrukt Oruka de kritische reflectie en het rationele gehalte van de redeneringen van de onderzochte sages. Zij blijken grote en kritische kennis van de eigen cultuur en waardenoriëntatie te hebben en deze op een eigen manier, als het nodig is tegen gevestigde opvattingen in, voor concrete situaties en veranderingsstrategieën in te kunnen zetten. De sages hebben van oudsher deze functie en zijn daarin volgens Oruka te vergelijken met westerse filosoof Socrates.” (645-646)
Samenvatting
De verbeelding van het denken is een gedegen naslagwerk, met zeer nuttige uitbreidingen op het eerder verschenen handboek uit 1995. Het is wel een boek dat enige voorkennis veronderstelt en voor beginners moeilijk leesbaar is.
Boek: De verbeelding van het denken – Jan Bor & Errit Petersma