De huidige republiek Turkije werd in 1923 gesticht als opvolger van het Ottomaanse Rijk in een nieuw jasje. Het behield de naam van zijn voorganger, die vaak werd aangeduid als ‘Turkey’ met lokale varianten in het buitenland, net als een groot deel van het grondgebied. Daarnaast behielden veel van de bureaucraten in de nieuwe staat hun posities. Toch veranderde er ook veel. Met de komst van de republiek ontstond er een nieuwe visie over de identiteit van de Turkse natiestaat en samenleving, namelijk niet meer multicultureel maar homogeen. Dit is een proces dat al begon in het late Ottomaanse Rijk, maar echt tot bloei kwam in de eerste decennia van de republiek Turkije en grote gevolgen had voor de verschillende niet-Turkse en niet-islamitische minderheden.
Lokale verschillen
Officieel leidden deze edicten tot een emancipatie van niet-moslims, die nu in de bureaucratie en het leger konden werken en als gelijken werden behandeld in rechtbanken. In de praktijk waren er echter grote lokale verschillen en werden deze hervormingen door de moslims vooral gezien als een inbreuk op Ottomaanse soevereiniteit door grootmachten uit Europa. Ook christenen waren ontevreden, omdat zij nu in het leger moesten dienen terwijl zij dat eeuwenlang niet hoefden doordat zij meer belasting betaalden. In plaats daarvan kozen velen ervoor simpelweg die extra belasting te blijven betalen.
Ook waren er gebieden waar deze hervormingen nauwelijks nageleefd werden, zoals in Oost-Turkije waar grote aantallen Armeense dorpelingen vanaf het midden van de negentiende eeuw in armoedige omstandigheden leefden. De oorzaak daarvoor waren de plundertochten en kidnappings door Koerdische stammen die de staat structureel door de vingers zag. Bovendien was het nagenoeg onmogelijk dit recht te zetten, omdat de getuigenis van een christen op veel plekken, ondanks de wet, nog steeds minder waard was dan die van een moslim. Het resultaat daarvan was de groei van het nationalisme onder allerlei christelijke bevolkingsgroepen die autonomie of onafhankelijkheid nastreefden.
Toen het Ottomaanse Rijk in 1915 de kant van Duitsland koos in de Eerste Wereldoorlog, waren er dus meerdere gemeenschappen die serieuze klachten hadden over het voortbestaan van de Ottomaanse heerschappij. Toen het rijk de oorlog verloor in 1918, werd gepland het grondgebied te verdelen onder de geallieerden en nieuwe onafhankelijke staten te creëren voor deze bevolkingsgroepen. Na een reactionaire onafhankelijkheidsoorlog gevoerd door Ottomaanse staatsmannen en de islamitische bevolking van het land werd in plaats daarvan in 1923 echter de nieuwe republiek gesticht. Officieel zou het een seculier land zijn dat niet discrimineert tussen religies, maar in de praktijk was er een overvloed aan continuïteit met het Ottomaanse verleden zichtbaar.
Economische onafhankelijkheid
De demografie die de republiek erfde van de Ottomanen was vanwege bevolkingsuitwisselingen en vluchtelingenstromen tussen de oorlogsjaren van 1915-1923 sterk veranderd. Waar niet-moslims eerder 20% van de totale bevolking en rond de helft van de bevolking in Istanbul uitmaakten, was dat nu respectievelijk slechts 2,4% en 10%. Het merendeel van hen waren groothandelaren, bankiers of ambachtslui uit grote steden, voornamelijk Istanbul, waar zij het economische hart van het land vormden. De moslims, daarentegen, waren vooral boeren, eigenaren van kleine winkels of soldaten. Dit was een probleem voor de republiek, omdat men niet meer uitging van onderlinge gelijkwaardigheid als het beste model, maar van een homogene Turkse, seculiere staat waar iedereen Turks spreekt en loyaal aan de staat is. Niet-moslims streefden juist overwegend hun eigen belangen na, spraken hun eigen talen en hadden niét loyaal meegevochten in de onafhankelijkheidsoorlog. Zij werden dus als een vijfde colonne gezien in de vroege jaren van de republiek. Het feit dat bijna al het nationale kapitaal in handen was van een kleine niet-Turkse minderheid was een doorn in het oog van menig staatsman en nationalistische intellectuelen; in het Eerste Economische Congres in 1923, bijgewoond door Turkse zakenmannen en de toenmalig minister van Financiën, werd benadrukt dat politieke onafhankelijkheid dan wel was bereikt, maar economische onafhankelijkheid nog altijd behaald moest worden.
De manier waarop die economische onafhankelijkheid werd bereikt, is tot voor kort onderbelicht geweest, ook in Turkije. Vanaf 1926 werden al wetten doorgevoerd om een quotum Turkse werknemers in bedrijven verplicht te stellen en het Turks de enige toegestane bedrijfstaal te maken. Verder mochten niet-moslims niet meer bij de overheid werken en ook niet meer bepaalde studies volgen, zoals geneeskunde. Ondanks al deze maatregelen bleven niet-moslims de overhand houden in vitale sectoren van de economie, dus wachtte de overheid het gepaste moment af om de economisch dominante positie van de minderheden af te nemen zonder internationaal al te veel schade toe te brengen aan het imago van de jonge republiek.
Een kans
Die kans deed zich voor toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Turkije had volgens de Tripartiet Alliantie – een verdrag tussen Groot-Brittannië, Frankrijk en Turkije waarin zij beloofden elkaar te helpen mocht er oorlog uitbreken – de oorlog moeten verklaren aan Duitsland en Italië toen de nazi’s de Balkan binnenvielen en Italië de oorlog verklaarde aan de geallieerden. De Turkse overheid was zich er echter van bewust dat het land geenszins in staat was zich te verdedigen of een offensief te starten vanwege de ontoereikende middelen en de deplorabele staat van het leger. Toen Frankrijk gemakkelijk overrompeld werd door de Duitsers was er al helemaal geen sprake meer van oorlog aan het Turkse front. In plaats daarvan waren Turkse staatsmannen zich ervan bewust dat de grootmachten op dat moment verstrikt waren in een complexe oorlog die al hun aandacht vereiste, en besloten zij tot het uitbuiten van de niet-moslims.

Invoering van de Eigendomsbelasting
Tijdens de Tweede Wereldoorlog ontstond er grote schaarste aan goederen en andere economische problemen waar sommige handelaren gebruik van maakten door bijvoorbeeld de prijzen te verhogen tot het punt waarop veel basisvoorzieningen te duur werden voor de bevolking. Ook was er simpelweg een inkomstentekort voor overheden waardoor er tijdelijk behoefte was aan extra belastingen. Dit gold in meerdere landen en als reactie daarop werden wetten doorgevoerd om speculatie te verbieden en de mogelijkheid te bieden aan overheden om de overtollige winst te confisqueren en meer belasting te innen. In Turkije werd deze wet, genaamd de ‘Eigendomsbelasting’, eind 1942 goedgekeurd door het Senaat. De overheid spoorde de media aan de wet over het voetlicht te brengen als noodzakelijk voor het welzijn van het land, en kranten die kritiek leverden werden gesloten. De belasting zou vooral betaald worden door kapitaalkrachtige burgers, ongeacht religie of taal, en de specifieke hoeveelheid zou spoedig op individuele basis worden vastgesteld door per regio aangewezen comités.
Verschuiving
De bezittingen die door niet-moslims werden verkocht om hun schulden af te betalen, zij het fabrieken, warenhuizen of winkels, werden vervolgens voor een prijs onder de marktwaarde gekocht door Turkse zakenmannen. Het resultaat was dat de economische zwaartekracht in het land voor een groot deel verschoof van de minderheden naar de Turken. Gelijktijdig werden er spotprenten en opinieartikelen gepubliceerd waarin mensen klaagden over de in hun ogen onterechte economisch dominante positie van de religieuze minderheden ten koste van de Turken. De spotprenten bevatten typisch antisemitische elementen, zoals de jood met een baard, keppeltje, geld en een reuzeneus. Zij werden opportunisten en bedriegers genoemd, kwaliteiten die rechtstreeks aan hun joods-zijn verbonden werden. Turks schrijver en politicus Orhan Seyfi Orhon, die tijdens de jaren in kwestie journalist was, schreef dat het de hardwerkende Turkse ‘minderheid’ was die zwoegde onder het juk van een elite die de Turkse mensen, taal en tradities niet respecteerde en het meeste kapitaal in bezit had. Dergelijke publicaties rechtvaardigden de acties van de staat.

Strategisch belang van Turkije
Deze ontwikkelingen ontrolden zich niet ongemerkt voor Westerse grootmachten en hun burgers die in Turkije leefden en werkten. Het was de bedoeling dat óók burgers van andere landen de uit de pan rijzende sommen belastingen zouden betalen, maar hun overheden waren succesvol in het nadrukkelijk verzoeken van de Turkse overheid deze belastingen kwijt te schelden. In de eenentwintigste en vroege twintigste eeuw namen Westerse grootmachten de rol als beschermers van álle christenen in het Ottomaanse Rijk op zich en legden daarbij veel druk op het rijk om te hervormen. Daarentegen werd vanaf de stichting van de republiek geprobeerd Turkije te vriend te houden in een internationale context waar het nazisme en het communisme groeiden. Het strategisch belang van Turkije als bondgenoot van het Westen gedurende de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog gold zwaarder dan het lot van de niet-moslims, en dus probeerden overheden zelfs de berichtgeving over de eigendomsbelasting in eigen land te minimaliseren.
Doofpot
Gezien het gebrek aan toereikende berichtgeving over de eigendomsbelasting en de afkerige houding van de Turkse overheid en samenleving ten opzichte van de slachtoffers, ontstond er een lange periode waarin nauwelijks over de belastingkwestie werd gesproken of geschreven. Zelfs slachtoffers zelf en hun nabestaanden wilden het onderwerp in de doofpot stoppen, bijvoorbeeld in 1992 toen een organisatie van Turkse joden tijdens de viering van hun 500-jarige aanwezigheid in Turkije het idee naar voren bracht dat joden zowel in het Ottomaanse Rijk als in de republiek tolerantie en vrede genoten. Dat veranderde in de jaren tachtig toen de Turkse academische elite na een repressieve militaire regering een versterkte interesse kreeg in de minderheden van Turkije, zoals Koerden maar dus ook christenen en joden. Er werden academische artikelen geschreven die de these dat de Turkse samenleving altijd al een haven van tolerantie was geweest betwistten en de minderheden bij het werk van linkse activisten betrokken.
Debat
Hoewel academische interesse in de Eigendomsbelasting uit 1942 zeker een rol heeft gespeeld in het attenderen van de problemen die minderheden moesten doorstaan, zijn het vooral film en (tv-)series geweest die het debat rondom de belasting in de samenleving als geheel hebben aangewakkerd. In 1999 en 2001 werden respectievelijk de verfilming en serie van het boek Salkım Hanım’ın Taneleri uit de jaren tachtig op tv uitgezonden.
Er is geen teken dat de slachtoffers van de Eigendomsbelasting en hun nazaten binnenkort gecompenseerd zullen worden voor de discriminatoire maatregelen die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Turkije op hen zijn toegepast. Wel groeit het bewustzijn van dit hoofdstuk uit de geschiedenis met de dag, zowel binnen als buiten Turkije.
Trailer van de Netflix-serie ‘The Club’
-Enver Emre Öcal. 1927 ve 1935 Nüfus Sayımlarında Azınlıklar, Topkapı Journal of Social Science, Vol. 1, No. 2, 2022
-Hale, William. Turkish Foreign Policy Since 1774. ed. London, Routledge, 2013.