Over Henry Morgans eerste levensjaren en jeugd is maar weinig met zekerheid bekend. Geschiedkundigen zijn het er wel over eens dat hij vermoedelijk omstreeks 1635 geboren werd in het Welshe dorp Llanrumney nabij Cardiff als zoon van een arm pachtersgezin. Hoe hij echter uitgroeide tot één van de meest gevreesde en succesvolle kapers van zijn tijd blijft evenwel al evenzeer onduidelijk. Een kijk op het leven van deze vrijbuiter:
De lokroep van goud en zilver
Voor een arme drommel die amper of geen onderwijs had genoten bood het zeventiende-eeuwse platteland in Wales nauwelijks toekomstperspectief. Naar alle waarschijnlijkheid besloot Morgan dan ook zijn geluk te zoeken in één van de overzeese Engelse nederzettingen in de Caribische Zee waar avontuurlijk aangelegde jongemannen vrij vlug rijk konden worden. In die tijd vierde immers in dat hele gebied de piraterij hoogtij. Engeland was op dat ogenblik namelijk in een oorlog verwikkeld met Spanje en verstrekte aan iedereen die het maar wilde kaperbrieven om in ruil voor een deel van de buit Spaanse schepen en steden aan te vallen. Het was mogelijk in de Jamaicaanse havenstad Port Royal dat Morgan na zijn overtocht in aanraking kwam met de notoire Britse piratenkapitein Christopher Myngs (1625-1666) en zich in het vooruitzicht snel fortuin te maken aansloot bij diens kapersvloot.
De gesel van de Caraïben
Samen met Myngs voerde Morgan de daaropvolgende jaren met succes verscheidene aanvallen uit op Spaanse steden. In 1662 werd Santiago de Cuba belegerd en geplunderd. Korte tijd nadien onderging de op het schiereiland Yucatan gelegen kuststad San Francisco de Campeche hetzelfde lot. Begin 1667 verleende Thomas Modyford, de toenmalige gouverneur van Jamaica, Morgan zijn eigen kapersbrief met de rang van admiraal.
Aan het hoofd van een piratenvloot enterde hij niet alleen meerdere Spaanse schepen maar veroverde achtereenvolgens ook de steden Puerto Principe (het huidige Camagüey op Cuba), Puerto Bello (in het noorden van Panama) en Maracaibo aan de gelijknamige baai in het huidige Venezuela. De talrijke strooptochten langs de Caribische kust legden Morgan geen windeieren. Met het goud en zilver dat hij had buitgemaakt kocht hij verschillende suikerrietplantages die van hem één van de meest welgestelde inwoners maakte van Port Royal.
Henry Morgan en de inname van Panama-stad
Eind 1670 vatte Morgan het plan op Panama-stad aan te vallen. Aan het hoofd van een kleine armada en vergezeld van bijna tweeduizend tot de tanden bewapende piraten, landde hij begin januari 1671 op de Panamese isthmus. In zijn opmars naar Panama-stad veroverde hij eerst het Spaanse fort San Lorenzo waarna hij zich met zijn mannen een weg baande door de dichtbegroeide jungle om uiteindelijk in de vroege ochtend van 18 januari de stad te bereiken. De Spaanse militaire gouverneur, Juan Pérez de Guzman, wachtte echter de aanval niet af en liet alvorens met zijn manschappen de vlucht te nemen de huizen in brand steken. Panama-stad, op dat moment één van de grootste steden van de Nieuwe Wereld, viel daarmee vrijwel zonder slag of stoot in handen van de piraten, maar van veel buit was er deze keer echter geen sprake. Op de koop toe kwam de inname van de stad voor de Engelse regering uitermate ongelegen. Deze had namelijk kort daarvoor met Maria Anna van Oostenrijk, de regentes-moeder van de Spaanse minderjarige koning Karel II, een vredesverdrag afgesloten. Henry Morgan werd daarop naar Londen teruggeroepen om zich zogezegd te verantwoorden voor zijn drieste aanval op Panama-stad. In werkelijkheid werd hij er als een nationale held ontvangen en door de Engelse koning Charles II (1630-1685) zelfs geridderd tot “Knight Bachelor” (enigszins te vergelijken met de titel van Baronet).
Het verdere verhaal
In 1674 zeilde Morgan, die door Charles II was benoemd tot vicegouverneur van Jamaica, terug naar Port Royal. Daar hield hij zich bezig met het bestuur van het eiland en het beheer van zijn plantages. De vijfentwintigste augustus 1688 kwam Henry Morgan op zijn landgoed in Port Royal te overlijden. Zijn stoffelijk overschot werd met veel ceremonieel bijgezet op de stedelijke begraafplaats van Palisadoes, maar vier jaar later kreeg hij alsnog ongewild een zeemansgraf. In juni 1692 trof een bijna alles verwoestende aardbeving met een magnitude van meer dan 7,6 op de schaal van Richter de stad. Grote delen van Palisadoes waaronder ook het graf van de beruchte boekanier werden overspoeld door de zee en verdwenen voor altijd onder water…