Het bloedbad van Madrid, 1936

De slachtoffers van Paracuellos en Torrejón
4 minuten leestijd
Begraafplaats martelaren Paracuellos Bron: cc/Contando Estrelas
Begraafplaats martelaren Paracuellos Bron: cc/Contando Estrelas

Tijdens de Spaanse Burgeroorlog werd eind 1936 een bloedbad aangericht onder mensen met rechtse sympathieën die gevangen zaten in Madrid. Zij werden beschouwd als de vijfde colonne van de militaire opstandelingen die met vier legereenheden oprukten naar de hoofdstad.

Hoeveel gevangenen zijn er geëxecuteerd en wie waren daarvoor verantwoordelijk?

De volkstribunalen of checas

Aan de vooravond van het uitbreken van de Spaanse Burgeroorlog waren er in de drie door het linkse Volksfront beheerste grote Spaanse steden, Madrid, Barcelona en Valencia, tal van volkstribunalen ofwel checas actief. Checas ondervroegen burgers of militairen met verdachte – lees: rechtse – sympathieën en berechtten ze. Het begrip checa dateert uit de tijd van de Russische omwenteling in 1917 toen daar tribunalen met die naam werden opgericht ter bestrijding van contrarevolutionaire elementen.

Michael Koltsov
Michael Koltsov
In Spanje opereerden rond 330 van deze checas, waarvan alleen al in Madrid 225. Sommige ressorteerden rechtstreeks onder de Spaanse regering, maar in feite had elke bij het Volksfront aangesloten beweging haar eigen tribunalen. Van rechtspreken door de checas was in feite geen sprake. Mensen werden opgepakt op vage aanwijzingen en er zijn vele honderden standrechtelijk geëxecuteerd. Soms luidde de uitspraak ‘vrijlating’ waarna de verdachte bij het verlaten van het gebouw alsnog werd aangehouden en omgebracht.

Dit recht van de straat heerste ook in de gevangenissen van Madrid, waar duizenden sympathisanten van rechts werden vastgehouden die Franco’s vijfde colonne vormden en bij de verovering van de stad een rol zouden kunnen spelen. Dat was ook de vrees van Michael Koltsov, correspondent voor de Russische krant de Pravda in Spanje, maar achter de schermen een man met veel macht, die de Spaanse regering adviseerde op instigatie van de Russische communistische partij. Koltsov drong sterk aan op evacuatie van de gevangenen. Begin november werd de situatie in Madrid zo nijpend, dat de regering besloot de stad te verlaten en naar Valencia te vluchten. Vrijwel iedereen was van mening dat de hoofdstad elk moment in handen kon vallen van de opstandelingen.

In de loop van de avond van 6 november 1936 was het zover, de regering vertrok en liet Madrid achter in handen van de Junta de Defensa de Madrid die als opdracht kreeg de stad tegen elke prijs te verdedigen. Deze Junta was samengesteld uit vertegenwoordigers van alle partijen die de regering vormden en stond onder leiding van generaal José Miaja. Hij was niet bepaald een briljant bestuurder, maar kon gelukkig beschikken over een aantal competente bevelvoerders zoals luitenant-kolonel Vicente Rojo die een grote rol heeft gespeeld in de uiteindelijk succesvolle verdediging van de stad. Niet onbelangrijk daarbij was overigens dat de complete aanvalsplannen van Franco’s opstandelingen werden aangetroffen op een dode officier, wat betekende dat Rojo precies wist op welke plaatsen hij zijn verdediging moest concentreren.

Santiago Carillo, 1936
Santiago Carillo, 1936

Executies in Paracuellos en Torrejón

Leden van de Junta de Defensa waren verantwoordelijk voor het beheer van portefeuilles als Bevoorrading, Oorlog, Oorlogsindustrie e.d. De zorg voor de openbare orde lag in handen van Santiago Carrillo, lid van de Juventudes Socialistas Unificadas (jongerenbeweging van de socialistische en communistische partij), opgericht in maart 1936. Santiago Carrillo, die het lidmaatschap van de communistische partij had aangevraagd, was toen pas eenentwintig jaar oud, maar werd algemeen beschouwd als een zeer groot talent. Hij kwam direct in actie, trof maatregelen om de wandaden van de checas te bestrijden en maakte een einde aan het illegale wapenbezit onder burgers. Tevens riep hij de Servicios de Investigación y Vigilancia ofwel de Onderzoeks- en Bewakingsdienst in het leven die verantwoordelijk werd gesteld voor de behandeling van gevangenen, zoals het handhaven van de orde in de gevangenissen, het transport van gevangenen etcetera. Dat waren goede maatregelen, maar ze voorkwamen niet dat er in de gevangenissen gedurende de maanden november en december grove onregelmatigheden voorkwamen. Deze onregelmatigheden mondden uit in het bloedbad dat wordt aangeduid als de ‘Matanza de Paracuellos y Torrejón’, twee plaatsjes die iets ten oosten van Madrid – vlakbij het huidige vliegveld Barajas – liggen. De executies begonnen op 7 november 1936, daags na het vertrek van de regering naar Valencia. Onder het mom van transportatie naar andere locaties buiten Madrid (het idee van Koltsov) werden gevangenen in bussen gestouwd, naar Paracuellos en Torrejón vervoerd waar zij werden gefusilleerd en begraven. Aangenomen wordt dat daarbij tenminste 2400 mensen zijn omgekomen.

Rode engel

Melchor Rodriguez
Melchor Rodriguez
De terreur hield op met de benoeming van de anarchist Melchor Rodriguez García tot Directeur-Generaal van de gevangenissen van Madrid. Hoewel door sommigen gevreesd werd dat de situatie onder een anarchist wel eens zou kunnen verslechteren, pakte deze benoeming heel anders uit. Melchor Rodríguez kende de gevangenis van binnenuit – hij had gevangengezeten onder de dictatuur van Miguel Primo de Rivera – en ontpopte zich als een buitengewoon humaan man die onmiddellijk een einde maakte aan alle onregelmatigheden en wandaden. Vandaar dat hij de bijnaam Ángel rojo (rode engel) kreeg.

Verantwoordelijkheden

Wie verantwoordelijk kan worden gesteld voor de Matanza de Paracuellos y Torrejón is niet met volle zekerheid te zeggen. Santiago Carrillo, die in 1960 benoemd werd tot Secretaris-Generaal van de Spaanse communistische partij en na de dood van Franco een rol speelde in de Eurocommunistische beweging, heeft altijd ontkend er de hand in te hebben gehad en ook over de precieze rol van zijn naaste medewerkers bestaat geen absolute zekerheid. Maar het feit dat het afvoeren en executeren van de gevangenen een vooraf geplande actie moet zijn geweest (zoiets vereist nu eenmaal de medewerking van veel mensen en logistieke middelen) en dat er tal van communisten op sleutelposten waren benoemd, maakt de conclusie dat de communistische partij een rol heeft gespeeld vrijwel onontkoombaar.

Boekentip: Een Kleine Geschiedenis Van De Spaanse Burgeroorlog

Bron: Gibson, Ian, Paracuellos, cómo fue, Ed. Temas de Hoy, Madrid, 2005

Willem Peeters (1944) is redacteur van de website Casa Cultural waarop naast de complete geschiedenis van Spanje en biografieën van prominente Spaanse politici, artikelen te vinden zijn over tal van andere landen en onderwerpen. Zijn speciale aandacht gaat uit naar Amsterdam. Niet alleen schrijft hij over de historie van de hoofdstad, maar ook heeft hij fotoseries gemaakt waarin afbeeldingen van vroeger gekoppeld zijn aan hedendaagse foto's. Regelmatig verzorgt hij lezingen in samenwerking met Station-West, een culturele hotspot in het centrum van Amsterdam.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×