Tot de meest gecompliceerde conflictgebieden in de wereld behoort zonder twijfel het Arabisch-Palestijns-Israëlisch conflict. Het duiden van een aanvang is moeilijk. Waar te beginnen? Nooit begint iets zomaar. Het antwoord hangt vaak samen met iemands wereldbeeld. Zoals alles in de geschiedenis hangt alles met elkaar samen in een keten van gebeurtenissen.
In mondiale of regionale conflicten spelen de Verenigde Naties (VN) soms een grote rol als vredeshandhavers, zo ook in het Midden-Oosten. Vaak gaat het goed, soms gaat ook iets vreselijk fout, zoals met vier ongewapende “peace-keepers” die bij een bombardement op de VN-post Khiam in Libanon om het leven kwamen. Dit artikel gaat in op de achtergrond van het conflict, de VN-bemoeienis en de vraag hoe en waarom de vier VN-waarnemers werden gedood op 25 juli 2006.
Hoewel in het Midden-Oosten meerdere missies van de VN actief zijn, onder andere in Syrië, beperkt dit artikel zich tot Israël en Libanon.
Vredesoperaties
De door 51 landen opgerichte Verenigde Naties (VN) trad op 24 oktober 1945 in werking en telt momenteel 193 lidstaten. De organisatie speelt een grote rol op het gebied van mondiale maatschappelijke activiteiten en geeft zelf als haar vijf kerntaken aan: Vrede – Duurzame ontwikkeling – Mensenrechten – Humanitaire missies en Internationaal strafrecht.
Onder de kerntaak “Vrede” vallen onder meer de vredesoperaties. Dit zijn missies die bedoeld zijn om de vrede te herstellen en te behouden in gebieden waar zich een gewapend conflict afspeelt. Nederland is bij deelname aan vredesmissies altijd actief geweest, ook vóór de oprichting van de VN. In 1913/1914 werden zeventien militairen naar Albanië gestuurd voor het opzetten, trainen en leiden van een gendarmerie. In 1934/1935 werden 217 mariniers naar het Saarland gestuurd voor de beveiliging van de volksstemming aldoor op 13 januari 1935.
Palestina
Enkele maanden nadat Groot-Brittannië in 1947 had aangekondigd het in 1922 verkregen mandaat van de Volkenbond over het gebied Palestina te beëindigen, werd door de Algemene vergadering van de VN resolutie 181 (1947) aangenomen. Tijdens het mandaat werd Groot-Brittannië geconfronteerd met de Joods-Palestijnse kwestie. Toen ging deze kwestie over het al dan niet kunnen hebben van een staat voor de joden in Palestina. Tegenwoordig gaat deze kwestie over het al dan niet kunnen bestaan van zowel een Joodse als een Palestijnse staat op het grondgebied waarover Israël momenteel controle heeft.
Groot-Brittannië besloot zich met de kwestie tot de net opgerichte VN te wenden. Resolutie 181 voorzag in een plan dat het Britse mandaatgebied verdeelde in een Arabische en een Joodse staat. Op het moment dat de Britten in mei 1948 het mandaat over Palestina beëindigden, riep Israël de onafhankelijkheid uit en begonnen de Arabische buurlanden Egypte, Jordanië, Syrië, Irak en Libanon een oorlog tegen Israël. Onder druk van de VN-Veiligheidsraad en de eerder opgezette Truce Commission (wapenstilstandscommissie) werden in de loop van de eerste helft van 1949 verschillende staakt-het-vuren en wapenstilstanden tussen staten afgekondigd en getekend.1
United Nations Truce Supervision Organization (UNTSO)
In resolutie 50 (29 mei 1949) riep de Veiligheidsraad van de VN op tot een staakt het vuren, waarna het bestand op 11 juni 1949 inging. Om deze oproep kracht bij te zetten stelde de Veiligheidsraad een “Truce Commission for Palestine” in. Deze groep van drie consuls uit België, Frankrijk en de Verenigde Staten onderhandelde ter plaatse over lokale bestanden en het doorlaten van humanitaire konvooien. Deze Truce Commission was in zekere zin de voorloper van UNTSO.2 Het beëindigen van het Britse mandaat, de oorlog van 1948, de wapenstilstanden en de schendingen hiervan, genereerden een dynamiek waaruit de UNTSO is geboren, de eerste VN-Peacekeeping Mission ooit in het Midden-Oosten. Sinds haar bestaan is het primaire mandaat het monitoren van de verschillende wapenstilstanden die voortvloeiden uit de oorlog van 1948. De UNTSO heeft geen militaire contingenten, maar is opgebouwd uit waarnemers, United Nations Military Observers (UNMO’s).3 Het is als het ware een “uitzendorganisatie” waaruit waarnemers kunnen worden betrokken.
Nadat de strijd weer was opgelaaid bereikte men voor de tweede maal een staakt-het-vuren en werd gezocht naar een definitieve oplossing. In de eerste helft van 1949 werden vier algemene wapenstilstandsakkoorden gesloten tussen Israël aan de ene en Egypte, Libanon, Jordanië en Syrië aan de andere kant. Hierin werden afspraken gemaakt over de bestandslijnen, de Armistice Demarcation Lines (ADL) en de oprichting van de Mixed Armistice Commissions (MAC). Deze waren als volgt verdeeld:
- EIMAC tussen Egypte en Israël
- ILMAC tussen Libanon en Israël
- HKJIMAC tussen Jordanië en Israël
- ISMAC tussen Syrië en Israël
Tussen 1949 en 1967 waren de MAC’s vanwege een gebrek aan samenwerking tussen de partijen tot weinig in staat. De uitzondering hierop was de ILMAC. De ILMAC was van oudsher een kleine commissie met een hoofdkwartier in Beiroet en een operationele buitenpost in de zuidelijke plaats Naqoura. De stafleden en waarnemers verzorgden de liaison tussen de Israëlische en Libanese autoriteiten. Terwijl de Israëlische invasie van de Sinaï in 1956 en de Zesdaagse Arabisch-Israëlische Oorlog van 1967 geen invloed had op het werk van ILMAC, lag dat in 1972 anders. Op 24 april 1972 verzocht de Libanese regering UNTSO om een waarnemingsmissie aan de Libanese kant van de ADL te vestigen. Daar doemde een nieuwe dreiging op.
Deze missie was volgens de Libanese regering nodig vanwege het toenemend aantal grensschendingen van Israëlische zijde naar Libanees gebied, als antwoord op Palestijnse guerrilla-operaties vanaf Libanees gebied. Na de uitzetting uit Jordanië maakten de Palestijnse verzetsorganisaties van Libanon hun nieuwe uitvalsbasis.
De waarnemingsmissie moest bestaan uit een lijn van zes Observation Posts (OP’s) van de Middellandse zee in het westen tot aan de Golan-hoogte in het oosten. Dit was het begin van de Observer Group Lebanon (OGL).4 De ILMAC kreeg er zo een taak bij: het bemannen van de OP’s en en het patrouilleren in het gebied ertussen. De OP’s werden met een afkorting vernoemd naar de dorpen waar ze in de buurt lagen: van west naar oost OP Lab(bunah), OP (Marwa)Hin, OP (Marronar)Ras, OP Mar(kabe) en OP Khiam. OP Lab was het “traffic Control Station” en vormde samen met OP Hin één team. Iedere patrouille moest zich elke keer na een bepaald aantal minuten bij OP Lab melden. Het vaste team waarnemers op een OP kreeg een letteraanduiding, analoog aan het internationale alfabet. De teams werden Zulu, Victor, X-ray en Sierra. De bemanning van OP Khiam werd “Team Sierra’ genoemd. Er kwam later een observatiepost bij in de buurt van de voormalige PLO-vesting Chateau de Beaufort, maar die heeft maar kort bestaan.
Interne strijd in Libanon betekende dat ILMAC zich moest aanpassen. Met name de veiligheid van de waarnemers en hun gezinnen kwamen door de anarchie in het geding. Het hoofdkwartier werd verplaatst van Beiroet naar Naqoura in het zuiden. In Beiroet bleef wel een kleine liaison-groep van de VN actief. De waarnemers en hun gezinnen verbleven vanaf dat moment in Nahariya in het noordwesten van Israël. Voor hun werk in Libanon staken de waarnemers elke keer de grens over.5
De Palestine Liberation Organization (PLO) was sterk in bepaalde gebieden o.a. rond Khiam. Van hieruit lukte het de Palestijnse guerrillaorganisatie regelmatig Israëlisch grondgebied te bereiken en het noorden van Israël onveilig te maken. Een bloedige buskaping tussen Haifa en Tel Aviv door Palestijnse commando’s bracht het Israëlische leger er in de nacht van 14 op 15 maart 1978 toe Zuid-Libanon binnen te vallen, onder de naam “Operatie Litani”. Het zuiden tot aan de rivier Litani moest worden gezuiverd van Palestijnse strijders.
De Libanese regering tekende protest aan bij de VN. De Veiligheidsraad besloot daarop met resolutie 425 tot het instellen van een VN-vredesmacht, de United Nations Interim Force in Lebanon. (UNIFIL).
UNIFIL
Deze vredesmacht strekte zich uit van de Middellandse Zee tot de oostgrens van Libanon, op een afstand van ca. 10-15 km van de Libanees-Israëlische grens en zodoende een veiligheidszone, de Israeli Controlled Area (ICA), creërend die werd bezet door de christelijke bondgenoot van Israël in dat gebied, de De Facto Force, later het South Lebanese Army (SLA) genoemd, een ongeorganiseerde bende van lokale halve criminelen.6
Doel van UNIFILL was om de terugtocht van het Israëlische leger te begeleiden en vrede en veiligheid te brengen. Frankrijk, Nepal, Noorwegen, Senegal en Nigeria zonden troepen en kregen van west naar oost elk een operatiegebied aangewezen.
Met de komst van UNIFIL werd ook ILMAC gereorganiseerd en omgebouwd tot Observer Group Lebanon (OGL). De taken bleven vrijwel hetzelfde. OGL moest UNIFIL assisteren bij het uitvoeren van hun taak. De assistentie lag bij de vijf afzonderlijke observatieposten in het UNIFIL-gebied. De meest oostelijk gelegen OP was OP Khiam, of wel Team Sierra.
OP Khiam – Team Sierra
De 9 of 10 waarnemers van Team Sierra hadden hun thuisbasis op OP Khiam. Het was een soort “compound”, een omheinde leefgemeenschap waarbinnen militaire waarnemers gemeenschappelijk leven en werken. Deze OP was gebouwd in 1972 en verwoest in 1976 tijdens de gevechten tussen de PLO en de SLA. In 1978 werd de OP herbouwd en bemand door personeel van het Noorse UNIFIL-bataljon NORBATT, Dit Noorse bataljon werd in 1998 vervangen door het Indiase bataljon INDIBATT. Vanaf 1980 werd de OP bemand door waarnemers van UNTSO/Observer Group Lebanon.
De waarnemers verbleven zo’n 4-7 dagen op de OP en dienden voor zichzelf te zorgen. Er was een huiskamer, een keuken, een ruimte om te eten, toilet, een ops-room en een waarnemingsplatform met een enorme verrekijker. Voorts was er een aparte slaapgelegenheid in een soort sta-caravan en een stenen schuur met een generator voor het opwekken van elektriciteit Op het terrein van de OP bevond zich ook een ondergrondse met beton versterkte schuilplaats. De drie verdiepingen tellende OP lag op de top van een heuvelrug en had een zeer goed uitzicht op de enkele kilometers verder gelegen Libanees-Israëlische grens die zich over circa 20 km uitstrekte. Vanaf de OP hadden de waarnemers goed zicht op enkele Israëlische militaire stellingen en de Hula-vallei.
Enkele honderden meters ten noorden van de OP lag de beruchte Khiam-gevangenis. Het gebied waarin Team Sierra opereerde was ca. 180 km² groot met ca. 50.000 inwoners, verdeeld over zo’n vijfentwintig dorpen. Patrouilles in het gebied vonden elke dag plaats met minstens twee waarnemers in de auto. Operationeel gezien was Team Sierra gebonden aan het in de buurt gelegen Indiase UNIFILL-bataljon.
De waarnemers moesten tijdig en accurate informatie aan het hoofdkwartier van OGL doorgeven over de militaire, politieke, sociale en economische situatie in het hun toegewezen gebied. De UNTSO-officieren werden liaison tussen de UNIFIL-leiding en de VN-bataljons aan de ene kant en de lokale partijen aan de andere kant. Zij werden regionale onderhandelaars en probleemoplossers in de buurt van crisishaarden of reden rond in Zuid-Libanon om kleine crises op te lossen. Zo bemiddelden de UNTSO-officieren bij infiltraties, ongelukken, gijzelingen, ontvoeringen en de teruggave van geconfisqueerde wapens.7
Het werk bij OGL was eind jaren tachtig gevaarlijk. De vrij bewegende officieren van UNTSO moesten immer beducht zijn voor mijnen, aanslagen en schietpartijen. Ze leerden uit de buurt te blijven van Israëlische voertuigen of colonnes omdat die ieder moment konden worden aangevallen.8
Inmiddels was er een nieuwe speler op het toneel verschenen, Hezbollah. Deze beweging hield delen van Zuid-Libanon bezet. Via guerrilla-aanvallen en zelfmoordaanslagen met bommen probeerden ze de Israëlische troepen te demotiveren en verjagen. Ook wilde de beweging in Libanon een islamitische staat vestigen. In mei 2000 trok Israël zich uit Libanon terug. Toch bleef Hezbollah Israël vanuit het zuiden van Libanon met raketten aanvallen.9
Israëlisch-Libanese Oorlog (2006)
Het gewapend conflict tussen Israël en Hezbollah brak op 12 juli 2006 uit. Hezbollah-milities drongen Israëlisch grondgebied binnen en vielen een Israëlische grenspost aan waarbij drie Israëlische soldaten werden gedood en twee gevangen genomen. Israël stuurde direct versterkingen, maar Hezbollah had zich al snel in Libanon teruggetrokken. De leider van de Israëlische patrouille riep het codewoord “Hannibal Hannibal” over de radio, het sein voor een vernietiging op volle kracht. Binnen twee uur opende Israël de tegenaanval. Op 12 juli 2006 bombardeerden Israëlische gevechtsvliegtuigen diverse strategische doelen in het zuiden van Libanon en begon met tankaanvallen in hetzelfde gebied. Op dat moment waren twee VN-waarnemers van team Sierra op patrouille in het gebied ter assistentie van het UNIFIL-bataljon uit India. Ze kregen over de radio het bevel onmiddellijk naar hun OP terug te keren.10 In de dagen daarna werden vele aanvallen met gevechtsvliegtuigen uitgevoerd in heel Libanon.
Op de OP Khiam (Team Sierra) zagen de waarnemers Israëlische vliegtuigen verdachte Hezbollah-stellingen, inclusief huizen en bunkers aan de rand van het dorp El Khiam aanvallen, soms op korte afstand van de VN-observatiepost. De waarnemers namen direct contact op met de VN-officier van dienst met het verzoek de Israëli’s te vertellen dat ze te “close” bij de VN-post bombardeerden.11 De VN definieerde “close” wanneer een 500 kg bom binnen een kilometer van een basis neer kwam. In dit geval was het binnen een paar honderd meter.
De Israëlische aanval ging dertien dagen op dezelfde manier verder. Onophoudelijk rapporteerden de waarnemers van Team Sierra dat de aanvallen te dichtbij waren (52x), sommige zelfs binnen het gebied van de OP. Ondanks het gevaar gingen de waarnemers door met hun werk en rapporteerden schendingen van de wapenstilstandsakkoorden en de regels van de Conventies van Genève.
De Canadese VN-waarnemer, majoor Paeta Hess-von Kruedener, had nog per e-mail contact met zijn vrouw en schreef haar dat…
“…er vele burgerslachtoffers waren en dat de hevige bombardementen de voorbode moesten zijn van een totale invasie om Hezbollah compleet te vernietigen”.12
Een van de vijf VN-waarnemers, de Australische majoor Matina Jewell, schreef later:
“Toen de oorlog voortduurde en de aanvallen in de buurt van de VN-observatieposten toenamen, vroeg ik mij af waarom wij op onze post moesten blijven. Wij waren ongewapende vredeshandhavers met een mandaat om waar te nemen en te letten op het vredesakkoord. Er was nu duidelijk geen vrede te handhaven”.
Majoor Jewell keerde op 17 juli 2006 terug naar het OGL-hoofdkwartier in Naqoura. Collega Pat Dillon uit Ierland werd door de Oostenrijkse majoor Hans-Peter Lang afgelost. Vier waarnemers bleven op OP Khiam.
In een andere e-mail van majoor Hess-von Kruedener aan zijn echtgenote zou hij schrijven dat…
“Israëlische gevechtshelikopters scholen en ziekenhuizen aanvielen die niets met de terrorisme te maken hadden en dat oorlogsmisdaden werden begaan, zoals die waren beschreven in de Conventie van Genève”.13
In de middag van de 25e juli veranderde het beeld dramatisch. Tussen 12.11 en 13.35 uur kwam een keten van lucht- en artilleriebombardementen nu dichtbij het zeer duidelijk gemarkeerde gebouw van de VN-observatiepost Khiam. Tot voor een paar dagen waren er nog Hezbollah-doelen om te bombarderen, maar die waren er niet meer. Die VN-waarnemers die hun toevlucht hadden gezocht in de ondergrondse, met beton versterkte schuilplaats, begonnen woedend radiocontact te zoeken om hulp en om de aanvallen te stoppen. Een paar uur later, van 14.18 tot 14.49 uur volgde wederom een reeks bombardementen. Na deze golf van aanvallen bereikten de vele klachten het hoogste niveau van de VN. De waarnemend secretaris-generaal van de VN verzocht de Israëlische ambassadeur de aanvallen te staken. Toch gingen de aanvallen versterkt door. De VN-waarnemers verzochten om te worden geëvacueerd. Dit kon, maar niet eerder dan de volgende ochtend om 07.00 uur.14
Om 18.29 uur verwoestten 4 van de 14 afgeschoten enorme artillerie granaten grote delen van de bovengrondse observatiepost. De dikke metalen deur van de schuilkelder werd weggeblazen.
De UNIFIL-commandant belde de Israëlische liaison-officier en schreeuwde dat de aanvallen op de VN-post moesten stoppen, “You are killing my people”. Op hoog niveau werden verzoeken gericht aan de Israëlische Permanente Vertegenwoordiger bij de VN. Deze was echter niet direct te bereiken.
OP Khiam bestond, zoals gezegd, al sinds 1978 en was duidelijk aangegeven op alle kaarten en GPS. De grote witte observatiepost was aan beide zijden en op het dak, duidelijk aangegeven met grote zwarte letters “UN”, het voerde de VN-vlag in top, alsmede een reeks hoge antennes.
Na een korte pauze tussen 18.30 en 19.15 uur begonnen de bombardementen opnieuw. OP Khiam rapporteerde “firing close” om 19.15 uur, 19.16 uur en om 19.17 uur. Om 19.25 uur wilde de op circa 30 km westelijker gelegen dichtstbijzijnde OP MAR overleg over de evacuatie van de volgende dag. Radiocontact was echter niet meer mogelijk. Een Israëlische F-16 had een 500 kg zware en GPS-geleide bom precies in de deuropening van de ondergrondse schuilplaats van de vier waarnemers afgeschoten.
Er waren geen overlevenden. De vier ongewapende VN-waarnemers die in het Israëlische bombardement stierven “in the service of peace” waren:
- Majoor Paeta Hess – von Kruedener, Canada, 44 jaar;
- Majoor Hans-Peter Lang, Oostenrijk, 44 jaar;
- Majoor Du Zhaoyu, China, 34 jaar;
- Luitenant ter Zee Senior Grade Jarno Mäkinen, Finland, 29 jaar.
Nadat het contact met OP Khiam was verbroken werd razendsnel gehandeld. Om 20.10 uur werd besloten de evacuatie direct uit te voeren. Vrij snel daarna werd een Indiaas UNIFIL-evacuatieteam naar OP Khiam gestuurd, dat om 21.55 uur bij het gesloten toegangshek arriveerde. Nadat het hek was opengebroken vonden ze de bijna totaal vernietigde OP Khiam.
De lichamen van de eerste drie waarnemers werden tussen 22.32 uur en 01.55 uur gevonden. Vanwege gebrek aan zwaar materieel liep het onderzoek vertraging op. Tien dagen later werden de laatste resten van de vierde waarnemer gevonden.15
Een Ierse VN-waarnemer werd er met een patrouille vanaf de circa 30 km westelijker gelegen OP Mar op 26 juli 2006 op uit gestuurd om te beginnen de lichamen te identificeren. Volgens hem was een van de lichamen gemakkelijk te identificeren, het tweede werd geïdentificeerd aan de hand van een snor die aan een deel van een hoofd zat. Zijn vriend en collega. Het derde lichaam had geen benen, geen armen en geen hoofd. DNA moest later uitsluitsel geven. Van het lichaam van Jarno Mäkinen was vrijwel niets meer te vinden. Op 4 augustus werd van hem een stukje heup gevonden. Ook hier moest DNA-onderzoek uitsluitsel geven.
Een dag later begon de gevaarlijke opdracht de stoffelijke resten te midden van artillerievuur en Katoesja-raketten aan collega’s uit Jeruzalem over te dragen en dat door een gebied dat vol lag met mijnen. Israëlische soldaten hielpen hierbij. Te midden van het lawaai van artillerie en jachtbommenwerpers werd nog een minuut stilte gehouden. Een surrealistisch moment in een surrealistische oorlog, aldus de Ierse collega.16
Waarom?
De taak van de VN-waarnemers was – en is – te rapporteren wat ze zagen. Ze zagen wederzijdse beschietingen, ook tegen burgers van Libanon. Als het doel van Israël was om Libanon binnen te trekken om Hezbollah een vernietigende slag toe te brengen, dan was dit via de Hula-vallei ten zuiden van Khiam de beste manier. Vanuit de observatiepost hadden de waarnemers een goed zicht op militaire bewegingen. Het is goed mogelijk dat Israël geen rapportage van hun militair optreden wenste. Dit zou ook kunnen verklaren waarom geen gehoor werd gegeven aan de vele verzoeken van de VN om rekening te houden met de VN-post en artillerievuur circa zeven uur duurde. VN secretaris-generaal Kofi Annan sprak van “schijnbaar opzettelijke beschietingen” in een gecoördineerde actie tussen artillerie- en luchtaanvallen.17 Als je beschoten wordt zit je in je schuilplaats en kun je ook geen Israëlische militaire acties waarnemen.
Israël beweerde dat OP Khiam per ongeluk op “target list” was komen te staan, maar weigerde de VN en Canada de mogelijkheid dit te verifiëren.
De “Convention on the Safety of UN and Associated Personnel” verplicht landen tot het beveiligen van VN-personeel. Israël erkende de speciale bescherming van VN-personeel en had aangegeven alle maatregelen daartoe te nemen, zoals het instellen van een “no-fire-zone” rondom VN-objecten. Bovendien had de Israëlische minister-president Olmert aan de secretaris-generaal van de VN garanties gegeven dat de VN-posities niet zouden worden aangevallen.
Een Canadese onderzoekscommissie meldde een jaar later dat zowel de VN als Israël weigerden hun personeel toe te staan zich te laten interviewen door de Canadese autoriteiten.18 Het rapport van de onderzoekscommissie verdween van de website van de Canadese regering vanwege “veiligheidsredenen”.19 Een journalist van “Canada’s military history magazine”, wist een kopie van het rapport te bemachtigen. 72 uur voordat het in het magazine zou worden gepubliceerd kreeg hij van de Canadese regering een officiële kopie van het rapport. In het 67 bladzijden tellende rapport stonden veel verwijzingen waarom bij Israël en de VN geen toegang was verkregen tot bewijs.
De commissie kon geen verantwoordelijke autoriteit vinden aan wie schuld kleefde, iedereen hield zijn mond.20 Het Israëlische leger als instituut werd schuldig bevonden. Duidelijk was dat de Israëli’s de waarschuwingen hadden gehoord dat VN-personeel zou worden gedood. Het was te voorkomen geweest. Het verleden had getoond dat na bezwaren van de VN de aanvallen werden stopgezet. De commissie kwam niet te weten waarom deze keer de aanvallen niet werden gestopt. In een non-paper, een informeel stuk zonder juridische status en waaraan geen rechten konden worden ontleend, vatte Israël de bevindingen van hun onderzoek samen en overhandigde deze aan Canada. Het miste echter veel relevante details.21 Van de VN kreeg de commissie een nietszeggende kopie van hun eigen onderzoeksrapport.
Twee jaar na de dood van haar man vroeg Cynthia Hess – von Kruedener zich af waarom Israël geen verklaring voor de dood van haar man en zijn collega’s heeft gegeven. Waarom heeft het Israëlische militaire apparaat het bombarderen niet gestopt, ondanks de vele verzoeken? Hoe groot was de kans dat twee operationele vergissingen, bij de artillerie en de luchtmacht, binnen een uur en op dezelfde plaats konden gebeuren? Ze vroeg opening van het Israëlische onderzoek. Het land kon zich volgens haar niet achter het “voorrecht van geheimhouding” verschuilen als ze een VN-post bombardeerden. Israël heeft nooit opening van zaken gegeven.21
Naast de door Israël toegegeven “vergissing” circuleerden een paar theorieën.
Een theorie is dat Hezbollah-strijders zich direct in de buurt van of op het terrein van OP Khiam bevonden en van daaruit Israël beschoten. Deze theorie paste – en past nog steeds – in de tactiek van Hezbollah: raketten afschieten van en zich verschuilen in of bij burgerdoelen als ziekenhuizen, scholen etc. waarbij onschuldige burgers als schild dienen. Een antwoord van Israël kan dan op wereldwijde afkeuring rekenen en zo scoort de terreurorganisatie een punt. Zo zou het ook gebeurd kunnen zijn bij de neutrale OP Khiam.
Een tweede theorie is dat majoor Hess – von Kruedener in een e-mail aan zijn echtgenote melding maakte van oorlogsmisdaden begaan door Israël en dat later wilde openbaar maken. Hoewel hij vond dat Israël het recht had zich te verdedigen, was hij geschokt over de wijze waarop de Libanese bevolking werd geraakt door het Israëlische optreden.23 De waarnemers zouden getuige zijn van te veel en ook te veel rapporteren. Deze theorie is mogelijk, maar ligt niet voor de hand. Waarom zou Israël het riskeren de hele volkerengemeenschap op haar dak te krijgen voor de dood van vier ongewapende VN-waarnemers? Als het alleen om majoor Hess – von Kruedener te doen was geweest lagen tal van andere mogelijkheden veel meer voor de hand om het plan te verijdelen.
Ook is er een Hezbollah-theorie. De terreurgroep was van mening dat Israël OP Khiam bombardeerde om internationale druk te forceren. Zo moest er een eind aan de oorlog komen die er – volgens Hezbollah – voor Israël slecht uitzag.24
Voor genoemde theorieën ontbreken de bewijzen. Een anonieme militair over de motieven:
“noem een aantal strategische, operationele en tactische redenen en het is waarschijnlijk alle drie”.25
Het Nederlandse aandeel
Met de oplopende spanning in het Midden-Oosten wilde de leiding van UNTSO het aantal militaire waarnemers uitbreiden. De Nederlandse diplomatie informeerde bij de Permanente Vertegenwoordiging van de VN in New York en in 1956 bood, na wat gesteggel tussen de ministeries van Oorlog en Buitenlandse zaken, Nederlandse officieren aan voor de functie van waarnemer in de rang van kapitein of majoor. Op 25 juni 1956 werden twee officieren aangewezen: ritmeester baron van Heeckeren van Molencaten en kapitein Bor, beiden geplaatst in Gaza.26 Al eerder had het ministerie van Oorlog vier vliegtuigen – De Havilland DH-89A Dominie – voor personenvervoer ter beschikking gesteld van midden augustus tot 8 oktober 1948. Daarnaast leverde de Nederlandse regering in de jaren ’60 nog eenmaal een extra UNTSO-bijdrage. Op 11 juni 1967 stelde de regering een Fokker F-27 en vier bemanningsleden ter beschikking van de chef-staf van UNTSO. Deze verving het Dakota-toestel dat tijdens de zesdaagse Oorlog werd verwoest. Het toestel keerde op 19 november 1967 terug naar Nederland.27
In maart 1963 breidde Nederland zijn permanente detachement bij UNTSO uit tot twaalf personen. In 1965 werden nogmaals twee extra waarnemers uitgezonden. De verdeling tussen landmacht, luchtmacht en marine werd daarbij 8:2:5 (incidenteel 7:3:5). Het aantal van 15 Nederlandse waarnemers (incl. een stafofficier in Jeruzalem) bleef tot 1995 op peil.28 Momenteel ligt dit aantal op 11 (voor Zuid-Libanon, Zuid-West Syrië en de Golan) + 1 stafofficier voor Jeruzalem.29
In april 2021 beschikte UNTSO over 387 medewerkers, waarvan 155 militaire waarnemers in Israël, Libanon en Syrië. Vanaf de start van UNTSO zijn 52 VN-waarnemers om het leven gekomen.30
OP Khiam werd niet meer herbouwd. Het team opereerde na de verwoesting vanaf een grote uitgestrekte basis, diep in een kloof.31
Auteur maakte van januari tot eind juli 1997 als officier van de Koninklijke Luchtmacht deel uit van OP Khiam/Team Sierra. Na deze missie werd hij tot februari 1998 geplaatst in Damascus/Syrië als VN-waarnemer.
Noten ▼
2 – ten Cate, A. Waarnemers op heilige grond. Nederlandse officieren bij UNTSO 1956-2003, Instituut voor militaire geschiedenis, Den Haag, 2003, 28.
3 – Fink, De kleine missies in het Nabije Oosten.
4 – Hansen, K.E.N. Markaba, Lebanon, december 1996. Paper van majoor Hansen (Canada). Hansen was teamleader van de OP MAR (Team X-ray). Hij heeft een oorspronkelijke versie van Commandant Bracken (Ierland) bewerkt.
5 – ten Cate, Waarnemers op heilige grond, 140.
6 – McDonald, K. Life on the edge: a peacekeeper looks back, The Jerusalem Post, May 6, 2019.
7 – ten Cate, Waarnemers op heilige grond, 144.
8 – Idem 163.
9 – Historiek, 17 mei 2019
10 – Montgomery, M. My God they killed Wolf. In: Radio Canada International (rcinet.ca), July 24, 2015
11 – Idem.
12 – Idem.
13 – Idem.
14 – Dayl, A. The untold story of a Canadian Peacekeeper killed at war. In: Legion, Canada’s military history magazine, January 2, 2013.
15 – Board of Inquiry, Investigating the circumstances surrounding the death of Major P. Hess – von Kruedener, 01 November 2006, In: Legion Magazine (www.legionmagazine.com/inquiry.pdf).
16 – McDonald, K. In: The Jerusalem Post, May 6, 2019.
17 – Fisk, R. In: The Independent, 25 July 2016.
18 – Board of Inquiry.
19 – Dayl, A. The untold story.
20 – Idem.
21 – Board of Inquiry.
22 – Idem.
23 – Dayl, The untold story.
24 – Board of Inquiry.
25 – Dayl, The untold story.
26 – ten Cate, Waarnemers op Heilige grond, 41.
27 – Publicatie Ministerie van Defensie, Historische missies, Missie-Overzicht, UNTSO.
28 – ten Cate, Waarnemers op heilige grond, 71.
29 – Fact sheet van 26 mei 2021 van het Ministerie van Defensie.
30 – UNTSO Fact Sheet, April 2021.
31 – Dayl, The untold story.