Het uitgebroede ei van Erasmus

10 minuten leestijd
Desiderius Erasmus (ca. 1466-1536) - Humanist uit Rotterdam
Desiderius Erasmus (ca. 1466-1536) - Humanist uit Rotterdam

Home Academy brengt regelmatig historische hoorcolleges uit op cd. Recent verscheen in de categorie filosofie-religie een serie over de humanist Desiderius Erasmus. De spreker is prof.dr. Hans Trapman, emeritus bijzonder hoogleraar Cultuurgeschiedenis aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Erasmus
Erasmus
Trapman werkte onder meer bij het Huygens Instituut in Den Haag aan de heruitgaven van Erasmus’ werk onder de titel Opera Omnia. De hoorcolleges beslaan vier cd’s en zijn onderverdeeld in twaalf hoofdstukken van ongeveer twintig minuten. De spreker – die de stof tot in de finesses beheerst – concentreert zich in het eerste college op het leven van Erasmus tot 1500, en daarna vooral op diens leven als auteur. Het doel van Trapman is om in de daaropvolgende colleges, en dat doet hij dan ook, een beeld te geven van Erasmus’ veelzijdige geschiften. Met als ultieme wens dat de luisteraar er uiteindelijk zelf in gaat ronddwalen.

De spreker begeleidt zijn toehoorders op een boeiende rondreis door het leven en werk van Erasmus. Kort en spits geeft Trapman typeringen van diens persoon en gedachtegoed. Mij heeft hij in elk geval zover gekregen dat ik op internet enkele primaire teksten van Erasmus heb opgezocht om die te gaan lezen. Het beroemde boek Lof der zotheid (1509) heb ik al eerder doorgesnuffeld, maar diens Adagia (1500) – een boekje met allerlei handzame spreuken – prijkt nu ook op mijn verlanglijst.

Hieronder geef ik per cd de kernpunten van de hoorcolleges weer.

CD 1. De jonge Erasmus

De persoon Erasmus is vrij algemeen bekend. Niet omdat hij de Erasmusbrug heeft ontworpen, zo grapt Trapman, maar om de vele andere en correctere associaties die zijn naam oproepen: mobiliteit (hij woonde in verscheidene landen), kosmopolitisme (hij wilde wereld- en geen stadsbewoner zijn; maar wie wil dat niet), tolerantie, culturele veelvormigheid, ondogmatisch, kritisch en ten slotte ‘het beroemdste boek dat ooit door een Nederlander is geschreven’, namelijk de Lof der zotheid (Laus Stultitiae).

Tekening van Hans Holbein de Jonge in de marge van een vroege druk (Bazel 1515) van Erasmus' Lof der Zotheid
Tekening van Hans Holbein de Jonge in de marge van een vroege druk (Bazel 1515) van Erasmus’ Lof der Zotheid
Weg met jongensinternaten!
Waar Desiderius Erasmus Roterodamis (zijn zelfbedachte complete naam) is geboren is onzeker, maar zonder twijfel was hij de bastaardzoon van een priester die het niet met alle godsdienstige regels even nauw nam. Wanneer Erasmus exact geboren is, is evenmin duidelijk. Hij sprak zichzelf hierover vaak tegen, maar vermoedelijk in 1466 of 1467. Tot zijn elfde woonde hij in Rotterdam en Gouda. Daarna volgde hij zes jaar onderwijs in Deventer, waar hij bij zijn moeder woonde. Hier leerde hij Latijn, en pas tientallen jaren later ook Grieks door zelfstudie. Toen zijn moeder aan de pest overleed, keerde hij terug naar Gouda en stuurden zijn voogden hem voor scholing naar Den Bosch.

Erasmus hechtte veel waarde aan goed onderwijs. Hij keerde zich tegen het fenomeen lijfstraffen op school en ageerde fel tegen de zogenoemde convicten. Convicten waren internaten waar de beweging van de sombere Moderne Devotie-geleerden veel invloed had en probeerde om jongeren het klooster in te jagen. Kloosters zag Erasmus als gevangenissen waar talentvolle jongemannen als halve gevangenen wegkwijnden.

Vervolgens snijdt Trapman de correspondentie aan van de jeugdige Erasmus met zijn boezemvriend Servaes, een monnik. In deze briefwisseling herkenden sommige onderzoekers bij Erasmus homo-erotische nijgingen. Trapman laat via een nauwgezette analyse van Erasmus’ epistels zien dat dit niet aannemelijk is, maar dat hij zich oefende in literair schrijven.

Antibarbari
Op 25 april 1492 werd Erasmus in Utrecht tot priester gewijd. In het klooster voelde hij zich echter steeds minder thuis, hij kon zich daar niet in vrijheid intellectueel ontwikkelen. Het jaar hierna kreeg kans om secretaris te worden van de bisschop van Kamerijk (Cambrai), Hendrik van Bergen, en kon hij het klooster uit. Vanaf dat moment wijdde hij zich aan het werk Antibarbari, dat hij in 1520 incompleet uitbracht. De hoofdstelling van dit werk is, bij monde van het personage Battus (Erasmus zelf!), dat eruditie voor christenen niet schadelijk is maar juist profijtelijk. Aardig is dat Erasmus in Antibarbari allerlei praktische en nuttige studietips geeft waarvan de meeste nog steeds bruikbaar zijn. Zoals dat studeren afgewisseld moet worden door ontspanning, een consistente dagindeling belangrijk is, hoe je aantekeningen maakt, etc. hij raadt daarbij het lezen uit middeleeuwse literatuur (de schrijvers daaarvan zijn ‘barbaren’) ten zeerste af.

In 1494 ging Erasmus theologie studeren in Parijs. Hier legde hij verscheidene contacten met humanisten en bracht hij ook zijn eerste publicatie uit. Omdat zijn baas Van Bergen veel te weinig betaalde, ging Erasmus als bijbaantje privéleerlingen onderwijzen. Veel van dit lesmateriaal werd later (zonder Erasmus’ toestemming en tot zijn ergernis) gepubliceerd en stond vaak vol met fouten.

CD 2. Boeken die Europa veroveren

Handboek van de christenstrijder

Origenes
Origenes
Rond 1500 wekte een franciscaner monnik die Erasmus in Noord-Frankrijk ontmoet, Jean Vitrier, zijn belangstelling voor de Griekse theoloog Origenes. Erasmus bewonderde Origines en schreef mede op inspiratie van hem het Handboek van de christenstrijder (1503). Dit ernstige handboek gaat over morele vorming op basis van christelijke principes, een hulp om te strijden tegen de duivel, zonde en de wereld. Erasmus baseerde zich hierbij op oude theologen uit de eerste vijf eeuwen – die erg de klemtoon legden op tekstuitleg – en wees scholastieke, eigentijdse theologen af. Het handboek trok veel aandacht.

Spreekwoorden (Adagia)
In 1500 verscheen het door Erasmus samengestelde boek Adagia, met daarin 823 klassieke spreekwoorden en uitdrukkingen. Vooral in het Latijn, maar soms in het Grieks en alle voorzien van kort commentaar. Dit boekje werd vaak herdrukt en maakte hem in heel Europa bekend. Adagia ontwikkelde zich tot hét grote citatenboek uit de zestiende en zeventiende eeuw.

Voor een humanist als Erasmus sprak het vanzelf dat je een tekst levendig maakt door deze op te sieren met spreekwoorden en metaforen. De rest van zijn leven bleef Erasmus werken aan zijn Adagia. Aan het eind van zijn leven had hij 4000 spreekwoorden en gezegden verzameld en geschreven.

Een bekende spreuk is homo homini lupus, ‘de ene mens is voor de ander een wolf’: mensen zijn dus van nature vijanden van elkaar. De filosoof Thomas Hobbes gebruikte deze uitspraak in zijn beroemde boek Leviathan uit 1651. Andere gedenkwaardige spreuken zijn er genoeg, zoals “belasting eisen van een dode”. Hiermee stelde Erasmus de geldzucht van de kerk aan de orde, die zich bij overlijden vooral druk maakte om testamenten en legaten.

Colloquia en Lof der zotheid
In de Gouden Eeuw stonden de Colloquia (‘gesprekken’ of ‘samenspraak’) van Erasmus naast allerlei klassieke auteurs op het lesrooster van de Latijnse scholen. Het was de bedoeling dat de leerlingen via Erasmus’ Colloquia spelenderwijs Latijn zouden leren, en tegelijk morele lessen leerden als het nut van hard leren en de afkeuring van spieken. Erasmus herschreef dit werk telkens, waardoor er herziene drukken verschenen die ook voor volwassen interessant waren.

Erasmus liet in de Colloquia twee en soms meer personages gesprekken voeren, waarin zij vaak kritiek uitten op de gevestigde orde, met name op de Rooms-Katholieke Kerk. De misstanden in de kerk voelde Erasmus in de Colloquia telkens aan de kaak. Of hij bedacht voor vijanden herkenbare pseudoniemen en maakte hen op die manier lekker verdacht. Natuurlijk sprak Erasmus op deze momenten zélf, maar slim als hij was kon hij zich als auteur altijd verschuilen achter zijn personages.

In 1509 ging Erasmus op reis naar Engeland, op weg naar zijn goede vriend Thomas More. Op de heenreis – toen hij over de Alpen trok – deed de naam More hem denken aan moria (dwaasheid of zotheid). Erasmus besloot de zotheid een lofrede te laten houden over zichzelf en had in Engeland slechts een week nodig om de hele Lof der zotheid op papier te zetten. Het is een paradoxale lofrede: een jubelzang over iets of iemand die helemaal geen lof verdient.

CD 3. Het wezen van het christendom

Het Nieuwe Testament herlezen

Vulgata Sixtina
Vulgata Sixtina
Het Nieuwe Testament was oorspronkelijk geschreven in het Grieks, maar in de Middeleeuwen gebruikte men de niet geheel adequate Latijnse vertaling van kerkvader Hiëronymus: de Vulgaat. De Italiaanse humanist Lorenzo Valla vergeleek de Vulgaat met de Griekse grondtekst en kwam nogal wat onvolkomenheden tegen, waarover hij een werkje publiceerde. Erasmus ontdekte deze aantekeningen in 1504 in een bibliotheek in Leuven. Erasmus volgde Valla en ging nog een stukje verder: hij publiceerde een nieuwe Latijnse vertaling in 1516, evenals zijn vertaling van het Nieuwe Testament in het Grieks. De tekst werd gedrukt in twee kolommen: Grieks en Latijn, en publiceerde hierbij ook aantekeningen, argumenten en een verantwoording van zijn keuzes. Tevens voegde hij een pleidooi toe voor gebruik van de volkstaal: de Bijbel moet door iedereen in de eigen taal gelezen kunnen worden.

Erasmus’ houding van teruggrijpen op de oorspronkelijke bronnen (ad fontes), levert nieuwe inzichten op. Het is daarbij van belang vast te stellen dat Erasmus de Bijbel benaderde als filoloog, als taalkundige dus, en zeker niet als theoloog of exegeet. Het was niet zijn bedoeling om met een andere Bijbeluitleg te komen of kritiek te leveren op de inspiratie van de Bijbel, maar om aan te tonen dat traditionele tekstverwijzingen onterecht gebruikt werden voor katholieke stellingnames en dogma’s. Twee voorbeelden van Erasmus’ ontdekkingen:

  1. Het huwelijk is in de Bijbel geen sacrament zoals de Vulgaat stelt. In de Griekse grondtekst wordt het huwelijk namelijk een mysterion genoemd een mysterie dus, een geheimenis. De betreffende plek is taalkundig gezien dus ongeschikt om te bewijzen dat het huwelijk een sacrament zou zijn (dit laatste ontkende Erasmus overigens nergens expliciet);
  2. De Bijbeltekst 1 Joh. 5:7 liet Erasmus in zijn vertaling weg omdat deze in de Griekse grondtekst niet voorkomt. Zijn tegenstanders namen hem dit zeer kwalijk, omdat deze tekst gold als belangrijke bewijsgrond voor de leer van de goddelijke drie-eenheid. Het was echter niet Erasmus bedoeling om deze leerstelling an sich te ontkennen. Ongewild werd Erasmus een inspiratiebron voor protestanten die wél met de Katholieke Kerk braken.

Het wezen van het christendom is – zo schrijft Erasmus in een van zijn inleidingen (parakleisos) bij de vertaling – niet de uiterlijkheid van het geloof, maar de gelofte van ouders bij de doop dat zij een christelijk leven zullen leiden en dit aan hun kinderen zullen voorleven. En het Nieuwe Testament is de werkelijke bron van alle vroomheid, zo betoogde hij.

Bij de kritische opmerkingen over de Rooms-Katholieke Kerk die in toelichtingen op zijn eigen Bijbelvertaling te vinden zijn, noteerde Erasmus altijd dat hij alma mater erkende. Hij wilde (anders dan Maarten Luther) een kerkhervorming van binnenuit en is zijn hele leven katholiek gebleven.

Hoe te regeren?
Het jaar 1516 was een productief jaar voor Erasmus, want ook het boek Onderwijzing van de christelijke vorst ziet dan het levenslicht. Hij verdedigde hierin onder meer dat vorsten geen oorlogen mogen voeren om expansieve redenen, maar wel – in het uiterste geval – vanuit een defensief oogpunt. Erasmus accentueerde ook het verplichtende karakter van de doop: vorsten moeten Christus volgen en niet de grootheidswaanzin van bijvoorbeeld Julius Caesar of Alexander de Grote.

Trapman gaat vervolgens in op de polemiek die Erasmus en Luther midden jaren 1520 voerden over de vrije wil van de mens en predestinatie (uitverkiezing). Waar Luther vooral Gods genade en almacht onderstreepte, voerde Erasmus eerder een pleidooi voor en zekere vrije wil van de mens en voor een meer praktisch dan dogmatisch christendom.

CD 4. Polemiek en tolerantie

Het ei van Erasmus

Marcus Tullius Cicero
Marcus Tullius Cicero
Erasmus voerde diverse polemieken met medekatholieken, protestanten en taalpuristen. Zo kreeg hij in 1514-1515 verwijten van de Leuvense theoloog Martinus Dorpius dat hij in Lof der zotheid de spot had gedreven met katholieke autoriteiten en dat hij de Vulgaat onterecht bekritiseerde. Erasmus reageerde met een apologie in de vorm van een lange brief. De Lof der zotheid bekritiseerde niet, want het noemde geen namen. Het was slechts een vrolijke manier om ernstige waarheden aan de tand te voelen. Verder stelt Erasmus, oprecht verbaasd, dat het Grieks toch echt een betere tekst is voor een vertaling van het Nieuwe Testament, omdat dit gewoon de oudste grondtekst is. Erasmus kreeg ook het verwijt dat hij het ei had gelegd, dat vervolgens door Luther was uitgebroed. hij zou dus mede schuldig zijn aan de Reformatie.

De protestanten beschuldigden hem er – weinig verrassend – van dat hij wel kritiek had geleverd, maar niet bij de Rooms-Katholieke Kerk was weggegaan. Verder kreeg hij er, zoals we zagen, op dogmatisch gebied van Luther van langs.

Erasmus bestreed het barbaarse Latijn van de Middeleeuwen, Cicero was hét grote voorbeeld voor humanisten, maar de klassieke tijd kende veel meer goede auteurs, aldus Erasmus. Cicero vermeed christelijke termen en gebruikte een atheïstisch vocabulaire. Erasmus stelde: je moet geen slaafse taalpuristische volgeling van Cicero willen zijn, maar uit al het goede je eigen stijl ontwikkelen. Ook op taalgebied. Dat deed Cicero zelf ook namelijk.

Tolerare – tollere

Interessant is de stelling van Erasmus dat de term ketterij veel te snel en vaak onterecht op allerlei mensen en bewegingen werd geplakt, bijvoorbeeld op de wederdopers. De kerk moet ketters niet vernietigen (tollere) maar verdragen (tolerare). Hij pleitte voor meer vrijheid bij het dopen, maar verwierp de oppositie van de wederdopers tegen de overheid. Voor dit standpunt beriep Erasmus zich op gelijkenissen uit het Nieuwe Testament, waarbij het tarwe en het onkruid tegelijk opgroeien. Pas op de dag des oordeels wordt duidelijk wat kruid en onkruid is. Échte ketterij was voor Erasmus een leven in zonde, dus zonder God en los van de geboden.

Trapman bespreekt verder Erasmus’ houding ten opzichte van joden. Van hem zijn verschillende antisemitische uitspraken bekend. Verder komt zijn visie op de islam aan de orde, waarvan hij niets moet hebben. Turken kunnen het beste maar christelijk worden, maar nooit onder dwang. Islamieten moesten gelokt worden door de vrome en voorbeeldige levensstijl van de christenen, zo meende Erasmus.

Erasmus actueel?

Het hoorcollege van Hans Trapman over de humanist Desiderius Erasmus
Het hoorcollege van Hans Trapman over de humanist Desiderius Erasmus
Het twaalfde en laatste hoofdstuk van de formidabele hoorcolleges van Trapman, handelt over de actualiteit van Erasmus’ gedachtegoed. Zijn gedachtegoed wordt nog vaak aangehaald ten bate van ondogmatische, antitraditionele en tolerante stellingnames. Echter, eigenlijk was Erasmus niet ondogmatisch, want hij accepteerde alle katholieke dogma’s.

Voor een tolerantiepleidooi kan Erasmus daarentegen wel ingezet worden, hij nam het immers op voor ‘ketters’. Ook theologen die bepleiten dat een bepaalde christelijke levensstijl belangrijker is dan strak dogmatische leerstellingen, kunnen gerust het gedachtegoed van Erasmus aanwenden.

CD-box: Erasmus, een hoorcollege over zijn leven, oeuvre en de invloed van zijn denken

Historiek is een onafhankelijk online geschiedenismagazine voor een breed publiek. We willen geschiedenis en actualiteit met elkaar verbinden en geschiedenisverhalen gratis toegankelijk maken. Steun ons werk

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×