Schrijver Karel van het Reve heeft in 1968 een clandestien manuscript uit Oekraïne Nederland binnen proberen te smokkelen via de Nederlandse ambassade in Moskou. Hij was als correspondent voor Het Parool in de Russische hoofdstad.
Het ging on een manuscript van 243 pagina’s van een zekere Iwan Dzjoeba. In het Nationaal Archief zijn een paar pagina’s van dat document ingesloten bij de brief die Karel van het Reve richtte aan de Nederlandse regering. De aanhef van het document gaat over de talrijke politieke arrestaties die in Oekraïne zijn verricht onder de jeugd in Kiev en in de rest van het land.
‘Intellectuelen en andere invloedrijke figuren in de Oekraïne wendden zich tot de regering in Moskou met de vraag waarom dit gebeurde, maar kregen geen antwoord. Tot de gearresteerden behoorden een in Rusland bekende filmregisseur en de schrijvers Leonid Serpilin, Klina Kostenko en Iwan Dratsj.’
Deze arrestaties hadden volgens het document onder de bevolking van Oekraïne aanleiding gegeven tot tal van panische geruchten. ‘Hoe dan ook’, zo staat er in het document,
‘…er is een volkomen abnormale en mensonwaardige toestand ontstaan, die de elementaire staatsburgerlijke gevoelens kwetst en de volledig natuurlijke vraag oproept, of dit wel verenigbaar is met de normen van de socialistische rechtsstaat en of die rechtsstaat onder dergelijke omstandig heden bestaanbaar is.’
De gearresteerden zijn volgens de schrijver van het manuscript: ‘geen willekeurige scharrelaars’gauwdieven of straatslijpers. Het zijn – ieder op zijn eigen gebied – competente, gezaghebbende en geachte mensen en bekende literatoren en kunstenaars.’
Wat de schrijver vooral op zijn hoede doet zijn is, ‘dat zowel voor als na de arrestaties uit de mond van enige officiële persoonlijkheden kwaadaardige verklaringen en toespelingen konden worden vernomen over een zogenaamd in Oekraïne bestaande nationalistische ondergrondse beweging en andere onmogelijk waandenkbeelden.’ We weten echter inmiddels dat dit geen waandenkbeelden zijn geweest en dat Oekraïne maar al te graag uit de Sovjet-Unie wilde stappen.
‘Het is geen geheim’, zo vervolgt de schrijver. ‘dat in de Oekraïne een steeds grotere hoeveelheid mensen – vooral de jeugd (studenten, geleerden, kunstenaars en gedeeltelijk ook arbeiders) tot de conclusie komt ’dat er veel niet in orde is in de Socialistische Sovjetrepubliek.’
Karel van het Reve, die kennelijk de hand heeft weten te leggen op het manuscript, schrijft op 25 april 1968 aan Polak, minister van justitie:
‘Waar ik eigenlijk om schrijf is dit: ik heb hier enige manuscripten verworven van literaire, historische en juridische aard. Ik wil ze doen toekomen aan collega Bezemer in Amsterdam en collega Szirmai in Leiden, voor hun respectieve verzamelingen. Daar het unieke stukken van historische waarde betreft wil ik ze niet aan de posterijen van dit land toevertrouwen, maar ze via de ambassade hier versturen. De mensen daar is het echter nog niet gelukt toestemming daarvoor te krijgen van Binnenlandse Zaken. De chef van de afdeling Oost-Europa, Paultje Polak, is niet onbekwaam, maar ontzettend bang zich aan koud water te branden. Je snapt waar ik heen wil: misschien dat een woordje van jou aan Luins er toe zou kunnen leiden dat B.Z. aan onze ambassadeur, de zeer vriendelijke en behulpzame Beelaerts van Blokland, doet weten dat de regering er geen bezwaar tegen heeft dat ik de stukken die voor de Nederlandse Universiteitsverzameling bestemd zijn via de diplomatieke koerier verstuur. Uiteraard staat dit alles geheel los van mijn werk voor Het Parool: mijn artikelen in dit blad gaan per telefoon. Op mijn discretie kan worden gerekend. Misschien liggen de zaken veel delicater dan ik weten kan. In dat geval verzoek ik je deze brief als ongeschreven te beschouwen.’
Op 21 mei 1968 schrijft de chef van de Directie Europa (DEU):
Het mag als vaststaand worden aangenomen, dat niet slechts een poging tot verzending doch ook reeds het bezit van dergelijke documenten door de Sowjetrussische autoriteiten wordt aangemerkt als een strafbaar feit. De bedoeling van de heer Van het Reve is derhalve geen andere dan het materiaal in kwestie per diplomatieke koerier uit de USSR gesmokkeld te krijgen.
Het spreekt vanzelf dat dezerzijds generlei officiële bemiddeling terzake in overweging kan worden genomen. Zeker in een geval als het onderhavige dient niet van de vigerende voorschriften te worden afgeweken. De gevaren van compromitteering, ook voor Prof van het Reve zelf, zijn immers evident, vooral ook waar er sprake is van een kring van vakgeleerden, van wie bezwaarlijk mag worden verondersteld dat zij in staat of zelfs bereid zullen zijn, strikte geheimhouding van de op een dergelijke wijze verworven wetenschap te waarborgen.”
In een andere brief geeft de chef van Directie Europa Van het Reve een plaagstootje en schrijft hij:
‘Indien van Russische zijde tegen de uitvoer van handschriften geen bezwaar zou bestaan, is voor de verzending per koerier overigens evenmin aanleiding aangezien ik van Mr. H.W. Sandberg, hoofdredacteur van Het Parool, vernam dat Dr. Van het Reve in september a.s. naar Nederland zal terugkeren, weshalve hij de (niet urgent benodigde) manuscripten alsdan zelf zal kunnen medenemen.’
Of Karel van het Reve het manuscript zelf heeft meegenomen, is niet bekend. Wel is bekend dat Van het Reve een zeer belangrijke rol heeft gespeeld in het bekend maken van Russische dissidenten in het Westen, zoals bijvoorbeeld de schrijver Andrej Amalrik, wiens boek Haalt de Sovjetunie 1984? hier verscheen. Volgens een interview van Rob Hartmans met Amalrik was de Rus een zeer lastig figuur na zijn emigratie naar het westen. Hij overvroeg degenen die hij tegenover zich had. Van het Reve legde dat als volgt uit:
‘Toen Amalrik niet langer met Russische, maar met westerse personen en instanties te maken had ging hij gewoon door met overvragen. (…) Zoals niemand terrorist wordt die niet een zekere neiging voelt tot het doden van ongewapende medemensen, zo wordt misschien ook zelden iemand “dissident” die er niet van houdt in de contramine te zijn en daarbij veel op het spel te zetten.’