León is de hoofdstad van de gelijknamige provincie in het noordwesten van Spanje en ligt op de meseta, de Spaanse hoogvlakte. De Camino de Santiago (de pelgrimsroute) voert langs de stad die dateert uit de Romeinse tijd en waar de kathedraal, een pareltje van Gotische bouwkunst, het hart van de stad siert.
De leeuwen van León
Het is verleidelijk voor de inwoners van León om ter verklaring van de naam van hun stad trots te wijzen op de gelijknamige leeuwen op de drukste brug over de rivier de Bernesga. Toch is hun stad niet vernoemd naar deze dieren, ook al prijken ze op de stadsvlag en het wapenschild. In de eerste eeuw voor Christus bouwde het Romeinse Legio VI Victrix hier een doorgangskamp dat uitgroeide tot vast legerkamp, knooppunt in het Romeinse wegennet. Op de term legio is de naam van stad en provincie León terug te voeren. In 586 slaagden de Visigoten onder leiding van Leovigild, na enkele mislukte pogingen, de vesting te veroveren. Zij noemden de plaats: Leione. Enkele stukken vestingmuur uit de derde eeuw herinneren nog aan de Romeinse tijd.
In 712 kwam León al bij een eerste aanval in handen van de Moren waarna de stad grotendeels ontvolkt raakte. Ordoño I van Asturië wist haar in 850 te heroveren en zorgde voor herbevolking. Koning Alfons VI verschafte León in het jaar 1017 stadsrechten en de economie bloeide op. Bij de ‘herovering’ van het Iberisch Schiereiland op de Moren, speelde het koninkrijk León een belangrijke rol. De stad wordt wel beschouwd als de bakermat van de parlementaire geschiedenis in Europa, omdat in 1188 koning Alfons IX er de Cortes bijeenriep, waar voor het eerst in de geschiedenis naast edelen en geestelijken vertegenwoordigers van de steden welkom waren.
De oorspronkelijk elfde-eeuwse romaanse basiliek, voluit Real Colegiata Basílica de San Isidoro, is alleen al zeer de moeite waard vanwege het mausoleum, het Pantheon. Het bevat de graftomben van twaalf Leonese koningen en hun familieleden. Behalve zeer levendige Bijbelse voorstellingen, betreft dat ook een calendarium met voor elke maand een mythische figuur, tezamen een metafoor voor het verstrijken der tijd. De meest waardevolle archiefstukken in het museum van de basiliek zijn de kelk van de Leonese koningin Urraca en een ivoren relikwieënkistje, de Arqueta de los Marfiles, beide elfde-eeuws.
Buiten de stad staat sinds 2001 een stijlvolle beeldengroep van de beeldhouwer Salud Parada, de drie infantas van het koninkrijk León voorstellend, een hommage aan koningin Sancha van León (1013-1067), de opdrachtgeefster voor de bouw van het San Marcoshospitaal voor de arme bevolking, met haar dochters Urraca en Elvira. Alledrie vonden hun laatste rustplaats in het pantheon.
De haan van León
Op de toren van de basiliek geeft een stralende windhaan de windrichting aan, mogelijk al sinds de bouw van de toren in de elfde eeuw. De haan is hét symbool van León en de toren heet sinds mensenheugenis La torre del Gallo. Geen enkel bewaard gebleven geschrift verhaalt over de afkomst van de haan of waarom hij daar geplaatst is. Recentelijk werd een tipje van de sluier opgelicht: bij de restauratie van de toren werd de haan voor een schoonmaakbeurt omlaag getakeld en met hedendaagse technieken grondig onderzocht. Hij blijkt van massief koper met gouden deklaag en tot verbazing van de onderzoekers vervaardigd begin zevende eeuw, in voor-islamitische tijd. Waarschijnlijk is de haan afkomstig uit het gebied rond de Perzische Golf. Vast staat dat koning Khusro II van de Sassanieden (590-628) de kruisen op christelijke kerken in door hem veroverde gebieden liet vervangen door hanen. Hoe echter dit exemplaar in León terechtkwam, blijft gissen. Een geschenk? Oorlogsbuit? De naspeuringen gaan voort, maar misschien is het nooit meer te achterhalen. Nu staat een replica van de haan op de toren en het origineel onder een glazen stolp, middelpunt van een kleine expositie in een ruimte bij de romaanse kloostergang.
Vissers hebben bij het begrip ‘de haan van León’ overigens een heel andere associatie, namelijk van de twee hanenrassen, Indio de León en Pardo de León, die al vanaf de zestiende eeuw gekweekt worden in de streek ten noorden van León, geconcentreerd rond het dorp La Vecilla, maar niet voor hanengevechten. Rappe handen maken uit de veren van de hanen kunstvliegen die zeer geliefd zijn bij sportvissers en volgens kenners de allerbeste voor de forellenvisserij.
Een heidense processie?
Duizenden bezoekers komen zich jaarlijks in de nacht van Goede Vrijdag in León vergapen aan een merkwaardige processie. Het betreft El entierro de Genarín (de begrafenis van Genarín), zoals beschreven in het gelijknamige boek uit 1981 van Julio Llamazares en in 2008 verfilmd door Nacho Chueca in de documentaire Bendito Canalla (Heilige schurk). De oorsprong: in 1929 werd in genoemde nacht Jenaro Blanco, een alom bekende drinkebroer, in laveloze toestand overreden, nota bene door de eerste vuilnisauto van de stad. Vier van zijn makkers organiseerden prompt een stille tocht tot zijn nagedachtenis, en gingen zich de evangelisten van Genarín noemen. Sindsdien vindt elk jaar El entierro de Genarín plaats, bestaand uit een rijkelijk besproeide maaltijd van de Broederschap van Genarín, met vele heildronken, een lange declamatie en een processie door de stad. Daarna vindt een symbolische offerande plaats van een fles orujo (Jenaro’s lievelingsdrank) met de levensmiddelen waarop hij placht te leven (een brok kaas, een homp brood en een sinaasappel) plus een lauwerkrans. Een lid van de broederschap plaatst die artikelen in een nis bovenin de eeuwenoude muur bij de Arco de la Cárcel, boven de plek waar Genarín zijn einde vond.
In 1957 werd de processie verboden, maar in 1977 in ere hersteld en oogluikend weer toegestaan. De officiële aanvraag van een heiligverklaring is wellicht zijn volgelingen wat te gortig, maar aan de officieuze ‘Nuestro Santo Padre Genarín’ worden inmiddels vier wonderen toegeschreven. Het eerste verrichtte hij onmiddellijk na zijn overlijden: een na het fatale ongeluk toegesneld hoertje legde een krant op het gezicht van de stervende, zag daarop later zijn konterfeitsel afgedrukt en besloot, voortaan in een klooster te gaan dienen. Zijn andere drie wonderen overtuigen ook alleen zijn gelovigen. Het hele gebeuren lijkt een parodie op serieuze processies, maar wordt met eenzelfde ernst uitgevoerd.
Een oud Leonees gezegde luidt:
‘El que a León vino y no vino a beber vino no supo a lo que vino’.
In vertaling gaat de woordspeling verloren, maar de bedoeling is de bezoeker te wijzen op de luchtige kant van de stad. León is niet zo sober als het weleens wordt voorgesteld.
Overzichtspagina: Geschiedenis van Spanje
Overzicht van Boeken over de geschiedenis van Spanje