Martin Buber (1878-1965), een Oostenrijks-Israëlisch-joodse godsdienstfilosoof. Ontving in 1963 de Erasmusprijs.
Martin Buber werd op 8 februari 1878 in Wenen geboren als kleinzoon van de zeer rijke Solomon Buber (1827–1906), een historicus en redacteur van Hebreeuws werken. Omdat Solomon Buber binnen deze Hebreeuwse werken zich in de Midrasj (commentaar op de Tora, de eerste vijf boeken van de Bijbel) en andere middeleeuwse Joodse manuscripten specialiseerde en hierdoor een pionier werd in zijn baanbrekende onderzoek rond deze teksten, was het haast vanzelfsprekend dat Martin Buber naast privé-wetenschapper voor sommige mensen ook een Midsraj-expert werd.
Zeker vanwege het feit dat Martin Buber in zijn jeugd een aantal jaren bij zijn grootouders in Lvov (Oekraïne) woonde. Van hen leerde hij onder meer Hebreeuws, Latijn en Frans. Zijn ouders scheidden in deze periode. Op zijn veertiende ging hij bij zijn vader wonen die inmiddels was hertrouwd.In die tijd brak hij met het Jodendom en liet hij zich vooral beïnvloeden door Kant en Nietzsche. Zijn grootvader was als historicus bedreven op het gebied van Oostcentraal Europa. Ook hierdoor leek Martin Buber genetisch aanleg te hebben voor de interesse in modern chassidisme uit Oost Europa.
Martin Buber studeerde aan de universiteiten van Wenen, Leipzig, Zürich en Berlijn. In Berlijn werd hij leerling van de filosofen Wilhelm Dilthey (1833-1911) en Georg Simmel (1858-1918). Hoewel Martin Buber het zionisme (joodse beweging die streeft naar een terugkeer naar Zion / Palestina om daar een nationale staat te stichten) voornamelijk vanuit cultureel aspect benaderde, had hij interesse in het politiek georiënteerde zionistische beweging van Theodor Herzl (1860-1904). Deze Herzl vroeg hem of hij redacteur wilde worden van hun zionistische weekblad “Die Welt”. Uiteindelijk kregen Herzl en Buber een conflict omdat zij het Zionisme veel te verschillend benaderden. Buber vooral cultureel en Herzl politiek. Martin Buber sloot zich uiteindelijk bij de afscheidingsbeweging “De Zionistische Democratische Fractie” aan. In Berlijn richtte hij de uitgeverij “Jüdischer Verlag” op.
Ich und Du / Ik en Jij
Vanaf 1903 ging Martin Buber zich bezighouden met de culturele en esthetische aspecten van het moderne chassidisme. Hij probeerde de werken van Rabbi Nachman van Breslov (1772-1810) in het Duits te vertalen. Dit lukte niet, waardoor hij besloot de verhalen naar zijn eigen inzichten in “Die Geschichten des Rabbi Nachman” na te vertellen. Hetzelfde deed hij met de verhalen van de overgrootvader van Rabbi Nachman, Rabbi Yisroel (Israel) ben Eliezer, ook wel bekend als de Baal Shem Tov (1698-1760), de oprichter van dat moderne chassidisme. Het werk van Buber over de Baal Shem Tov kwam onder de naam “Die Legende des Baalschem” in 1908 uit. Ook schreef hij “Die Erzählungen der Chassidim” (de vertellingen van de Chassidiem). In 1923 kwam zijn meest bekende filosofische werk Ich und du uit. Dit werk, een filosofie van de dialoog, behandelt de verhouding tussen de mens en G’d en tussen de mens en zijn medemens. Volgens Buber kan een mens slechts ‘ik’ zeggen dankzij het ‘jij’. Ook de verhouding van de mens tot G’d was volgens Buber dialogisch.
Tussen 1926 en 1936 vertaalde hij samen met de bekende filosoof Franz Rosenzweig (1886-1929) de TeNaCH (waaruit het Christelijke Oude Testament is ontstaan) in het Duits. Ook werkten zij samen aan de “Freies Jüdisches Lehrhaus”. Het is bekend dat Martin Buber grote interesse had in Nieuw Testamentarische personen. Zo schreef hij onder meer over Maria, de moeder van Jezus.
In 1930 werd Buber honorair hoogleraar in filosofie, Joodse geloofsleer en ethiek aan de universiteit van Frankfurt. Toen Hitler aan de macht kwam werd hij echter ontslagen (1933). Vijf jaar later ging Buber op de zogenaamde alijah (Joodse emigratie naar Israël) en van 1938 tot 1951 was hij hoogleraar in de antropologie en sociologie aan de Hebreeuwse Universiteit in Jeruzalem. Ondertussen werd zijn huis in Duitsland op 9 november 1938, de Kristallnacht, vernield.
Reformjodendom
Na zijn alijah naar Israël, was Martin Buber actief als één van de leiders van de Ihud, een politieke organisatie die zich inzette voor de stichting van een gezamenlijke arabisch-Israëlische staat als onderdeel van de Arabische Federatie. Verder was hij van 1960 tot 1962 de eerste voorzitter van de Israëlische Akademie voor Wetenschappen. Na de Tweede Wereldoorlog hield Martin Buber veel lezingen in het buitenland. In de jaren 1952 en 1957/1958 bezocht hij de Verenigde Staten.
Martin Buber noemde zichzelf reformjoods. Het reformjodendom (niet helemaal hetzelfde als het liberaaljodendom) is een stroming die de halacha (joodse godsdienstige wet) niet als bindend ziet. Zowel de mondelinge- als de geschreven Tora (van Genesis tot en met Deuteronomium) wordt binnen het reformjodendom als mensenwerk beschouwd.
Hij trouwde in 1899 met de niet-joodse schrijfster Paula Winkler. Deze schreef onder het mannelijke pseudoniem Georg Munk. Hij kreeg met Paula twee kinderen: Rafael (1900) en Eva (1901). Buber ontving diverse prijzen, zoals de Vredesprijs van de Duitse Boekhandel (1953), de Goetheplaquette (1958) en de Erasmusprijs (1963). Jaarlijks verleent de Duitse coördineringsraad van de Maatschappij voor Christelijk-Joodse samenwerking de naar hem en Franz Rosenzweig vernoemde prijs, de Buber-Rosenzweig-medaille, aan een persoon die zich heeft ingezet voor de Christelijk-Joodse dialoog.
Martin Buber overleed op 13 juni 1965 in zijn huis in Jeruzalem.
Boek: Ik en Jij (1924)