Toen na afloop van de Tweede Wereldoorlog de verschrikkingen van de holocaust in haar volle omvang tot het grote publiek begonnen door te dringen, overheerste uiteraard ontzetting en woede over deze genocide op de joodse bevolking van Europa. Maar ook was er sprake van ongeloof, niet alleen over het feit dat deze massamoord zo lang onopgemerkt kon blijven, maar ook omdat de slachtoffers zich er ogenschijnlijk niet tegen verzet hadden.
Dat van dat laatste wel degelijk sprake was geweest, illustreert onder meer de opstand in het getto van Warschau in het voorjaar van 1943, toen de daar ingesloten Joden zich vier weken lang verzetten tegen deportatie door een heroïsche strijd tegen een grote Duitse militaire overmacht. Het verzet was bij voorbaat kansloos en leidde tot volledige verwoesting van het getto, zevenduizend doden en het alsnog afvoeren naar vernietigingskamp Treblinka van de laatste veertigduizend Joden.
Dat zich ook tijdens de Eerste Wereldoorlog een genocide had afgespeeld, namelijk die van de Armeniërs door de Turken in 1915, raakte overschaduwd door de holocaust en al helemaal het feit dat deze bevolkingsgroep ook gewapend weerstand bood. Dit verzet had echter wél succes en betekende de redding van duizenden Armeniërs. Een roman uit 1933 die op deze gebeurtenis gebaseerd was vormde tien jaar later een inspiratiebron voor de Joden in het getto van Warschau om in opstand te komen.
Ottomaanse Rijk
Net zoals Joden in het Russische Rijk eind negentiende eeuw al regelmatig het slachtoffer waren van pogroms, gold dat ook voor de Armeniërs in het Ottomaanse Rijk. Daar woonden zij hoofdzakelijk in het oosten van het huidige Turkije, maar ook in de grote steden, waar zij net als Joden en Grieken vooral in de handel actief waren.
Toen door het verval van het Ottomaanse Rijk enkele volkeren op de Balkan er met Russische steun in slaagden hun eigen rijk te stichten, ontstond onder de eveneens christelijke Armeniërs het verlangen naar autonomie en eisten zij hervormingen. De machthebbers in Constantinopel reageerden hierop met repressie en het opzetten van de Turkse bevolking tegen de Armeniërs, wat tussen 1894 en 1896 tot slachtingen leidde waarbij naar schatting enkele tienduizenden de dood vonden.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog schaarde het Ottomaanse Rijk zich aan de kant van de Centralen en vocht aan de fronten van Gallipoli en het Midden-Oosten vooral tegen de Britten, Australiërs en Nieuw-Zeelanders. Minder bekend is echter het Kaukasische Front waar Russische troepen het rijk binnendrongen en door de Armeense bevolking als bevrijders werden gezien. Dat leidde al snel tot beschuldiging van collaboratie door de regering in Constantinopel, maar alleen in de stad Van was dat ook daadwerkelijk het geval en kwam het tot een Armeense opstand. Als reactie werden april 1915 tal van Armeniërs in Constantinopel gevangengenomen en vermoord.
Die zomer ging men over tot deportatie van de Armeniërs naar Syrië, wat toen nog een Ottomaanse provincie was. In veel dorpen en steden van Oost-Anatolië gingen daar moordpartijen door Turkse gendarmes en militairen aan vooraf. Vooral vrouwen en kinderen kwamen na een tocht vol ontberingen terecht in concentratiekampen in de Syrische Deir ez-Zor woestijn, waar honderdduizenden van honger en dorst omkwamen. De schattingen van het totale aantal Armeense slachtoffers van deze volkerenmoord lopen uiteen, maar de meeste berekeningen komen uit op één à anderhalf miljoen.
‘Berg van Mozes’
De Armeense bevolking van zes dorpen in het Turkse district Hatay, gelegen tussen de Middellandse Zeekust en de grens met Syrië, besloten zich echter teweer te stellen tegen de deportatie. In totaal betrof het vierenhalfduizend mensen, waarvan zo’n zeshonderd mannen over vuurwapens beschikten. Voor de verdediging trokken ze zich samen op het bergplateau van Musa Dagh (Armeens voor ‘Berg van Mozes’), waar ze eind juli 1915 werden ingesloten door vierduizend Turkse militairen.
Ruim zeven weken lang wisten de Armeniërs aanval na aanval af te slaan. De voorraden aan voedsel en munitie begonnen al uitgeput te raken, toen de vlaggen die ze hadden uitgestoken eindelijk werden waargenomen door een kruisereskader van de Franse marine onder leiding van viceadmiraal Louis Dartige du Fournet (1856-1940). Die liet sloepen uitzetten om in totaal duizend mannen en drieduizend vrouwen en kinderen aan boord van zijn schepen te brengen en ze vervolgens naar het Egyptische Port Saïd te evacueren.
In 1918 ging het gebied onder de naam ‘Alexandrette’ onderdeel uitmaken van het Franse Mandaatgebied in het Midden-Oosten, bestaande uit Syrië en Libanon. Daardoor konden de vluchtelingen terugkeren naar hun dorpen, waar ze in 1932 een monument oprichtten ter herinnering aan de gebeurtenissen van 1915. Toen Frankrijk het in 1939 bij verdrag weer afstond aan de nieuwe staat Turkije, was dat voor velen van hen reden om naar Libanon te emigreren, waar hun nazaten nog altijd in en rond de stad Anjar wonen, gelegen in de Bekaa-vallei. Alleen in het dorpje Vakifli besloot men te blijven en haar honderdvijftig bewoners zijn vandaag de dag vrijwel de laatste Armeniërs die nog in Turkije leven.
Roman
Het Armeense verzet op de Musa Dagh was mogelijk in de vergetelheid geraakt als schrijver Franz Werfel (1890-1945) het niet had gebruikt voor één van zijn romans. Hij was in Praag geboren in een welgesteld Joods familie en had tijdens de Eerste Wereldoorlog bij de verbindingstroepen van het Oostenrijks-Hongaarse leger gediend aan het Russische front. Na afloop zette hij zijn literaire carrière voort, die hem in de Weense kunstkringen deed belanden waar hij een relatie kreeg met Alma Mahler (1879-1964), weduwe van de beroemde componist Gustaf Mahler (1860-1911). Hij trouwde met haar in 1929 en kort daarna maakten ze samen een reis door het Midden-Oosten.
Gedurende hun verblijf in Damascus vernam Werfel van Armeense vluchtelingen over de genocide van 1915, evenals de evacuatie van de Musa Dagh. Op basis van zijn aantekeningen begon hij in 1932 aan een manuscript, dat hij een jaar later als antwoord op de opkomst van de nazi’s in Duitsland versneld in romanvorm uitbracht onder de titel Die Vierzig Tage des Musa Dagh. Internationaal gezien was het een groot succes, maar Duitse kranten verklaarden het werk tot Armeense- en Joodse propaganda. Na de Anschluss van 1938 zag Werfel zich genoodzaakt Wenen te ontvluchten en kwam via Marseille, Madrid en Lissabon in 1940 in de Verenigde Staten terecht, waar hij in 1945 in Los Angeles stierf.
In tegenstelling tot de drieënvijftig dagen die het verzet op Musa Dagh had geduurd, koos Werfel in zijn roman voor veertig dagen om een associatie te maken met de veertig dagen die de zondvloed zou hebben geduurd en de veertig dagen die Mozes zou hebben doorgebracht op de berg Sinaï. Gabriel Bagradian, de hoofdpersoon in het boek, was geïnspireerd op Moses Der Kalousdian die leiding gaf aan het verzet op Musa Dagh. Werfel liet Bagradian echter ter wereld komen in Parijs en hem de opstand niet overleven. Wat dat eerste betreft had hij een duidelijke bedoeling, omdat hij voor zijn lezers de historische context van de Armeense Genocide moest uitleggen en dus ook de politiek die in de hoofdsteden gemaakt werd. Een hoofdpersoon die nooit buiten zijn dorp was gekomen leende zich daar nu eenmaal niet voor.
Het boek genoot grote populariteit onder de Armeniërs in de diaspora die overwegend de Engelstalige versie lazen die in 1934 verscheen. Zij beschouwden het als een belangrijk middel om hun tragedie onder de internationale aandacht te houden en als weerwoord aan het adres van de Turkse regering die de gebeurtenissen bleef ontkennen en dat tot op de dag van vandaag doet.
Parallellen
Ook veel Joden verwelkomden het boek omdat zij daarin parallellen zagen met hun eigen lot. In eerste instantie had dat nog betrekking op de pogroms waarvoor zij in de negentiende eeuw het Russische Rijk ontvlucht waren. Maar al snel was het de vervolging door de nazi’s die hen gedurende de Tweede Wereldoorlog in dezelfde positie bracht als de Armeniërs onder de Turken tijdens de Eerste Wereldoorlog, met eveneens genocide als gruwelijks sluitstuk. In het getto van Warschau was het één van de meest gelezen boeken omdat men er net als de Armeniërs op Musa Dagh zat ingesloten door een vijand die hun volk aan het uitmoorden was. Het inspireerde mede tot de gewapende opstand van 1943 die uiteindelijk echter niet de wonderbaarlijke redding bracht die de Armeniërs in 1915 gegund was.
Bronnen ▼