In de Spaanse Burgeroorlog streden ruim zeshonderd Nederlandse vrijwilligers, vooral communisten, anarchisten en socialisten in internationale republikeinse brigades mee tegen de fascistische generaal Francisco Franco.
In 1936 pleegde Franco na een linkse verkiezingswinst een mislukte coupe. Daarna ontbrandde een bloedige burgeroorlog, waarbij republikeinen steun kregen uit Rusland, Mexico en 35.000 brigadisten uit drieënvijftig landen. Franco daarentegen werd met moderne wapens en elitetroepen gesteund door Hitler en Mussolini.
Een van de markantste, Nederlandse voorstanders van de nieuwe Spaanse republiek was de Rotterdamse Henk Sneevliet (1883-1942). Al eerder was hij SDAP-gemeenteraadslid in Zwolle, vakbondsman, Tweede Kamerlid en wegbereider van de communistische beweging in Indonesië. En kort na de Russische revolutie drukte hij, aanvankelijk als speciaal afgezant van Lenin en vertegenwoordiger van de Komintern, zijn stempel op de vroege Chinese Communistische Partij. In China was hij zo’n gevierde held, dat zijn afbeelding op een bankbiljet werd afgedrukt. Later brak hij met de Komintern en sloot zich aan bij de Russische revolutionair Leon Trotski. Hij was zo onder de indruk van het revolutionaire proces in Spanje onder de Republikeinen, dat hij hen steunde en een toespraak hield voor de Republikeins gezinde radio.
Slachtoffers
Republikeinse vrijwilligers kregen eerst een kort militaire training en werden vaak ingezet als stoottroepen, waardoor ze ook wel beschouwd werden als ‘kanonnenvoer’. Aanvankelijk werden de Nederlanders ondergebracht bij een Duitse gevechtseenheid. Maar in 1937 hadden zich er genoeg aangesloten voor een Nederlandse compagnie: De zeven Provinciën, onder commando van kapitein Piet Laros. Iets minder dan tien procent van de Nederlanders kwam om. In televisieprogramma Andere Tijden verhaalde Dieuwertje Dolstra hoe haar vader hevig in de war raakte, nadat hij een soldaat van Franco van dichtbij had neergeschoten; na een shellshock werd hij uiteindelijk brancardier.
Naast veel jongeren uit arbeidersmilieus vocht ook polyglot Jef Last (1898-1972) mee. Deze romancier, sinoloog, schilder, journalist, en later provo, kwam zijn leven lang op voor de underdog, was adviseur van Soekarno en bevriend met Willem Drees, Willy Brandt en Andre Gide. Hij vocht maandenlang binnen een Spaanse eenheid en werd gepromoveerd tot kapitein. Achteraf schreef hij dat hij in Spanje…
…al het geluk leerde kennen dat het socialisme een mens vergeven mag. (…) Nooit zijn mensen zo boven hun eigen bekrompenheid en beperktheid verheven als de Spaanse strijders, die wisten voor een betere en liefderijker mensheid te strijden.
Niet alle vrijwilligers vochten. Zo werd het ziekenhuis in Villanueva de la Jara (tweehonderd bedden) eind 1937 omgedoopt tot Hollands Hospitaal, omdat er verpleegsters en een geneesheer-directeur uit Nederland werkten. Een vrouwelijke vrijwilliger die wel meevocht, was Fanny Schoonheijt (1912-1961). Zij werkte aanvankelijk voor de Nieuwe Rotterdamse Courant, maar vertrok naar Spanje in de hoop daar correspondent te worden. Voordat de oorlog uitbrak en ze ging meevechten tegen Franco woonde ze in huis bij schrijver Albert Helman in Barcelona. Schoonheijt werd wapeninstructrice en bracht het tot luitenant. Nadat ze gewond raakte bij een jeep-ongeluk, vertrok ze in 1938 naar Parijs voor een opleiding tot piloot, maar kon zich als zodanig niet meer inzetten in de Spaanse Burgeroorlog.
Stateloos
De Nederlandse regering moest niets hebben van de deelname van ‘linkse’ onderdanen aan de strijd. De inlichtingendienst maakte overuren, ronselen werd strafbaar en in 1937 werd een koninklijk besluit genomen: ‘… om het dienstnemen bij een der strijdende partijen in Spanje te beletten.’ Reizen naar Spanje werd in nieuw verstrekte paspoorten ongeldig verklaard, waarna vrijwilligers veelal via smokkelroutes naar Spanje werden gebracht.
Het te voet oversteken van de Pyreneeën betekende voor veel Nederlandse vrijwilligers een eerste kennismaking met het verschijnsel bergen. Eind 1938, na een zware veldslag die Franco won, werden de Internationale Brigades door de Spaanse Republikeinse regering ontbonden. Toen de Nederlanders – op 5 december – per trein terugkeerden, werd het hen verboden De Internationale te zingen. Uit balorigheid zongen ze in plaats daarvan: ‘Zie ginds komt de stoomboot uit Spanje…’. Ze kregen de boodschap dat ze stateloos waren geworden (pas in de jaren zeventig werd dit voor de laatste strijder weer ongedaan gemaakt). Ook de getrouwde partner verloor het Nederlanderschap; daarnaast betekende het minder kans op een baan vanwege een aan te vragen werkvergunning, geen actief/passief stemrecht meer, toestemming nodig hebben om te verhuizen naar een andere stad en naar het buitenland reizen was verboden.
Overigens mat de Nederlandse overheid met twee maten. Zo schreef Last achteraf: ‘Beter verging het de Nederlanders die aan de kant van Franco hadden gevochten.’ Zij werden ongemoeid gelaten, omdat Franco nog niet als officieel staatshoofd was erkend, wat in 1939 wel gebeurde; hij bleef dictator tot 1975.
De Spanjestrijders werden hetzelfde behandeld als de pauselijke strijders (zoeaven) eind negentiende eeuw, die pas nadat de laatste overleden was in 1947 postuum het Nederlanderschap terugkregen. Later waren er nog andere ‘foreign fighters’, zoals vijfentwintigduizend Nederlanders die bij de Waffen-SS dienst namen en meer recent jihadisten die naar Syrië reisden om met IS mee te strijden.
Henk Sneevliet – Nederlander aan het roer van de Chinese revolutie
Francisco Franco – Biografie van de dictator
Martelaren voor de paus
Boek: Nederlanders in de Spaanse burgeroorlog
Website: www.spanjestrijders.nl