Dark
Light

Islamitische Staat – Ontstaan en geschiedenis van de terreurbeweging

20 minuten leestijd
Islamitische Staat - Vlag van de terreurbeweging
Islamitische Staat - Vlag van de terreurbeweging
September 2016 verscheen bij uitgeverij Bert Bakker een geactualiseerde versie van Midden-Oosten. Een kleine geschiedenis. Historicus en docent Jan van Oudheusden beschrijft in dit boek de geschiedenis van het Midden-Oosten, van het vroege begin tot nu. De nieuwe versie is onder meer uitgebreid met verhalen over de Arabische Lente en opkomst van terreurbeweging Islamitische Staat. Over deze beweging gaat onderstaand fragment uit het boek:


De oorsprong van Islamitische Staat

Met een combinatie van middeleeuwse wreedheid en eenentwintigste-eeuwse media-expertise beheerste sinds 2014 Islamitische Staat (IS) het nieuws uit het Midden-Oosten. De oorsprong van IS lag in Irak en vloeide voort uit de oorlog die George Bush in 2003 had ontketend tegen Saddam Hoessein. Na diens val was het onmogelijk gebleken om in Irak orde te scheppen. Jarenlang vochten Amerikaanse en Britse militairen van de internationale bezettingsmacht tegen soennitische opstandelingen. Het vertrek van de laatste westerse troepen gaf in 2012 het sein aan opstandige soennieten om in het machtsvacuüm te springen.

Nouri Al-Maliki
Nouri Al-Maliki
Hun optreden was een reactie op de discriminerende maatregelen van het sjiitische regime in Bagdad onder Nouri Al-Maliki (premier van Irak van 2006 tot 2014). Onder dictator Saddam Hoessein waren Iraakse soennieten de bevoorrechte groep geweest. Na 2003 konden velen van hen hun nieuwe tweederangspositie niet verkroppen. Maliki streek hen tegen de haren in. Deze oud-verzetsman tegen het Saddam-bewind had vanuit Damascus leiding gegeven aan de sjiitische Dawa-partij. Na zijn terugkeer in Bagdad vestigde hij een bewind dat de sjiieten sterk bevoordeelde. Mede op zijn advies werden de Baath-ambtenaren ontslagen. Sjiitische milities kregen de vrije hand. Met de rechterlijke macht als zijn instrument kreeg hij gedaan dat veel soennieten (op basis van een antiterreur-artikel) naar de galg gingen. Daarnaast was sprake van grootscheepse corruptie door de nieuwe machthebbers. Wie een baantje bij de overheid wilde, moest betalen. Politiemensen verrichtten arrestaties om familieleden van arrestanten geld af te persen. De aftocht van Amerikaanse troepen uit Irak gaf Maliki nog meer armslag. Iraakse troepen pakten soennitische leiders op, ook gematigden. De soennitische vicepresident Tarik al-Hashimi ontvluchtte zijn land en werd bij verstek ter dood veroordeeld. Kennelijk wilde Maliki testen hoe ver hij zonder de VS als pottenkijkers kon gaan. Evenmin als zijn voorganger Bush ondernam president Obama veel om Maliki tot de orde te roepen.

Islamitische Staat in Irak

Van de ontevredenheid over de onderdrukking van soennieten plukte Al-Qaida al sinds 2003 de vruchten. De tak van Al-Qaida in Irak (AQI) kwam in actie. Weldra volgden aanslagen en explosies elkaar op. De terrorist Abu Mussab al-Zarqawi was de allereerste, zeer gevreesde leider van deze terreurgroep. Hij koesterde een obsessieve haat tegen de sjiieten, en gaf orders tot zelfmoordaanslagen. In juni 2006 werd Zarqawi door een Amerikaans commando gedood. Nog in datzelfde jaar werd de naam AQI veranderd in ‘Islamitische Staat in Irak’ (ISI). Dit zette in West-Irak een provisorisch bestuur op, een embryo van de Islamitische Staat van enkele jaren later.

Tijdelijk kwam de guerrilla-activiteit van ISI op een laag pitje te staan, onder meer door de succesvolle ‘surge’-operatie van de Amerikaanse commandant Petraeus. Maar ondertussen kregen de gefrustreerde soennieten wel versterking: vanuit buurland Syrië begonnen geloofsgenoten met busladingen tegelijk Irak binnen te stromen. Gedeeltelijk waren dat ex-gedetineerden die door het regime-Assad over de grens werden gezet. Assad was hen liever kwijt dan rijk, en hij dacht zo de spanningen in eigen land te verminderen. Deze groep vormde de voorhoede van de stroom jihadisten die zouden gaan deelnemen aan de opstand tegen het sjiitische bewind in Bagdad.

Resten van het huis waarin al-Zarqawi werd getroffen door een Amerikaanse aanval (US Army)
Resten van het huis waarin al-Zarqawi werd getroffen door een Amerikaanse aanval (US Army)

Na de jaren van verminderde activiteit kwam in 2010 de leiding over ISI in handen van Abu Bakr al-Baghdadi. Deze heette eigenlijk Ibrahim Awwad Ibrahim Ali al-Badri. Aan de universiteit van Bagdad had hij de islam bestudeerd. Als leider van een guerrillagroep was hij in 2005 door de Amerikanen opgepakt, en opgesloten in de Camp Bucca-gevangenis in Zuid-Irak. Daar legde hij contact met Baathisten (voormalige Saddam-aanhangers) die later leiding zouden geven aan de strijdgroepen van IS. Camp Bucca werd een broedplaats van salafisme en een ontmoetingsplaats tussen islamisten en voormalige Baathisten: ‘een snelkookpan voor extremisme’, aldus later de Amerikaanse gevangeniscommandant. In 2009 werd de gevangenis gesloten; velen kwamen toen vrij, onder wie Al-Baghdadi.

Abu Bakr al-Baghdadi in 2004 (US Army)
Abu Bakr al-Baghdadi in 2004 (US Army)
Onder leiding van Al-Baghdadi pleegde ISI veel aanslagen op sjiitische heiligdommen. Zo zette hij het werk voort van zijn idool, Osama Bin Laden, die in 2011 door de Amerikanen werd gedood. De Amerikaanse veiligheidsdiensten bestempelden hem als gevaarlijke terrorist. Op zijn hoofd kwam een prijs van 10 miljoen dollar te staan. Al-Baghdadi meed daardoor de publiciteit. Er waren maar twee foto’s van hem in omloop. Hij werd ook wel de onzichtbare sjeik genoemd.

In 2013 breidde ISI de acties uit naar Syrië; vanwege de burgeroorlog kon dat gemakkelijk. Er was in Oost-Syrië al een infrastructuur voor jihadisten opgebouwd. Daarvan gingen ook leden van de ondergrondse Moslimbroederschap profiteren, overlevenden van het bloedbad van Hama (1982) en hun nazaten. Velen van hen keerden uit ballingschap naar Syrië terug. De Oost-Syrische stad Deir ez-Zour functioneerde als springplank. Daar hadden AQI en ISI al jaren eerder heimelijk trainingskampen opgezet en schuilplaatsen ingericht, vanwaaruit ze hun acties op Iraakse bodem ondernamen.

Zo ontstond ISIS (= Islamitische Staat in Irak en Syrië; de tweede S kon ook staan voor El-Sham = de Oriënt; in de afkorting ISIL wordt ‘Levant’ gebruikt in plaats van El-Sham). Tijdelijk kwam er een soort fusie tot stand met Jabhat Al-Nusra, die was voortgekomen uit Al-Qaida. Veel van die strijders lieten zich bij ISIS inlijven, en Al-Baghdadi verklaarde dat Jabhat al-Nusra een vleugel was van ISIS. Daar waren veel strijders op tegen. Nog in 2013 braken er gevechten uit tussen beide bewegingen, aangezien Golani en andere commandanten van Jabhat al-Nusra zich niet wilden onderschikken. Bij die gevechten tussen de geloofsbroeders kwamen meer dan duizend jihadisten om het leven. Golani bleef trouw aan Al-Qaida. De Egyptenaar Al-Zawahiri, de al wat oudere zelfbenoemde opvolger van de gedode Bin Laden, maande de jonge generatie terroristen van ISIS tot eenheid en onderschikking, maar dat was tegen dovemans oren gezegd. De woordvoerder van ISIS, de radicale Abu Mohammed al-Adnani, zette de oude man weg als een zwakkeling die de jihad alleen maar frustreerde.

Islamitische Staat krijgt vaste grond onder de voeten

Begin 2013 werd de Noord-Syrische stad Raqqa gewapenderhand door ISIS-strijders ingenomen. Onmiddellijk werden daar de christenen verdreven, dan wel gedwongen zich tot de islam te bekeren. Op christelijke gebedshuizen kwam de zwarte vlag van ISIS te wapperen. Toen de scholen hun deuren weer openden, waren vakken als muziek, geschiedenis en sport geschrapt. Ze maakten plaats voor religie. Leraren mochten alleen nog maar lesgeven na een speciale sharia-cursus.

In januari 2014 viel de soennitische stad Fallujah in de West-Iraakse provincie Anbar eveneens in handen van ISIS, en ook de nabijgelegen stad Ramadi werd overrompeld. Plotsklaps was vrijwel heel Anbar onder ISIS-controle. Ook werden dorpen bij de Turkse en Syrische grens ingenomen. Van groot belang was in juni 2014 de supersnelle verovering door niet meer dan 1500 strijders van Mosoel, de tweede stad van Irak. Iraakse militairen kozen het hazenpad. Zij verruilden hun legeruniform voor burgerkleding en lieten al hun materieel achter. ISIS-strijders werden verwelkomd door de plaatselijke bevolking, die haar buik vol had van het corrupte bewind van Maliki. Weliswaar weken enkele honderdduizenden burgers van Mosoel uit naar elders, maar velen keerden na korte tijd terug. ISIS maakte tal van legervoertuigen en wapens buit, en executeerde in een ravijn buiten de stad 600 sjiitische gevangenen. Dergelijke massa-executies werden korte tijd later ook gemeld uit onder meer de steden Tikrit (Irak), Homs en Deir ez-Zour (Syrië).

Mosoel na een aanval van IS (Omar Siddeeq Yousif - cc)
Mosoel na een aanval van IS (Omar Siddeeq Yousif – cc)

Op het bericht van de verovering van Mosoel sloeg de internationale gemeenschap alarm. Vooral doordat ook de nabije Iraaks-Koerdische oliestad Erbil werd bedreigd, de hoofdstad van de autonome regio Iraaks-Koerdistan. Erbil was van groot belang, gezien de aanwezigheid van westerse bedrijven, een militaire basis en een CIA-kantoor. Het aantal inwoners van Syrië en Irak onder controle van ISIS werd ruw geschat op zes miljoen; drie miljoen in Syrië, drie miljoen in Irak.

Een belangrijk strijdtoneel in 2014 was de Syrisch-Koerdische stad Kobani, aan de grens met Turkije. Nadat ISIS tot die stad was doorgedrongen, rukten Koerdische strijders op. De strijd woedde tot in de loop van 2015. Het lukte ISIS niet om het grotendeels verwoeste Kobani te behouden; maar een groot deel van het lange grensgebied tussen Turkije en Syrië bleef wel in handen van ISIS. De Yezidi’s, een kleine etnische minderheid, werden daarvan in 2014 het slachtoffer. ISIS verdreef duizenden van hen, en veel anderen werden ontvoerd en in gevangenkampen vastgehouden.

In 2015 viel de woestijnstad Palmyra met zijn Romeinse ruïnes, strategisch gelegen halverwege Damascus en het Oost-Syrische Deir ez-Zour, viel in 2015 in handen van ISIS. Onmiddellijk begonnen jihadisten met het vernietigen van 2000 jaar oude kunstschatten, die op de UNESCO-werelderfgoedlijst stonden. Beelden uit de oudheid werden aan diggelen geslagen, zoals eerder al vertoond was in Mosoel. De tempel van de god Baal werd verwoest. De beeldenstorm schokte de wereld. In 2015 vormde het antieke theater van de Romeinse stad het decor voor de openbare executie van 28 regeringssoldaten. De bejaarde directeur van het archeologisch museum werd onthoofd. In 2016 werd IS weer uit Palmyra verdreven – een pr-succes voor het regime, met dank aan Hezbollah en Russische elitetroepen – en konden archeologen de schade gaan opnemen.

Ruines van Palmyra (cc - James Gordon)
Ruines van Palmyra (cc – James Gordon)

Het ‘islamitisch kalifaat’

Met de opening naar Oost-Syrië werd de naam ISIS verkort tot IS, ‘Islamitische Staat’. Deze propagandistische naam drukte uit dat de staatkundige eenheden Irak en Syrië eigenlijk geen bestaansrecht hadden. Die waren immers een creatie van de westerse imperialisten tijdens en vlak na de Eerste Wereldoorlog. IS-publicaties kondigden aan de lijn door het woestijnzand van ‘Sykes-Picot’ te zullen elimineren. Die lijn uit 1916 accentueerde immers de ondergang van het oude kalifaat.

IS-leider Al-Baghdadi liet zich op 29 juni 2014 uitroepen tot kalief. Alle moslims moesten hem volgen als leider van de islam. Als ‘kalief Ibrahim’ hield hij in de moskee van Mosoel een toespraak. De tijd was gekomen, zo sprak hij, dat de gemeenschap van Mohammed na eeuwen van duisternis en oneer uit hun slaap ontwaakte:

‘De zon van de jihad is opgekomen’.

Zijn toespraak leek bedoeld om jihad-strijders aan te trekken. Hij riep moslims wereldwijd op om naar zijn kalifaat te komen. Herstel van het kalifaat was een hartenwens geweest van orthodoxe moslims die geloof hechtten aan de mythe van een gouden oertijd, de eerste eeuwen van de islam en een culturele bloeiperiode van de Arabieren. Hedendaagse salafistische supporters van het kalifaat vergaten echter gemakshalve dat het rijk der Abbasiden (750-1258) juist een toonbeeld van tolerantie, vrijheid en geleerdheid was geweest.

“Hedendaagse salafistische supporters van het kalifaat vergaten gemakshalve dat het rijk der Abbasiden (750-1258) juist een toonbeeld van tolerantie, vrijheid en geleerdheid was geweest.”

Baghdadi’s ambitie was grenzeloos: allereerst moest hij ‘Bagdad’ in handen krijgen, vervolgens de Golfstaten en Jordanië. Bij de opmars zou de staat Israël van de kaart worden geveegd. Hij pochte dat zijn mannen niet zouden halthouden voordat ze ‘Rome’ hadden bereikt. De zwarte vlag moest wapperen op alle continenten. Op een cover van het glossy-tijdschrift Dabiq van IS stond een afbeelding van het Sint-Pietersplein met een gefotoshopte zwarte IS-vlag in top. De titel van het tijdschrift verwees naar de plaats in Noordwest-Syrië waar volgens de IS-interpretatie van de islam de eindstrijd zou plaatsvinden waarin de moslims glorieus zouden zegevieren over de christenen. In het blad werd iedere westerse leider consequent voorzien van het adjectief ‘crusader’.

Het doel van IS was niet alleen wereldheerschappij, maar ook religieuze zuivering. Niet-gelovigen en afvalligen dienden te worden gedood; hun vrouwen en kinderen tot slaaf gemaakt. Dit lot zou ook gematigde moslims treffen die de democratie omarmden, aangezien zij de wetten van de mens boven die van God stelden. Alleen bekering tot de zuivere islam kon hen redden. De belangrijkste vijanden van IS waren de sjiieten; dat waren ketters die gedood moesten worden. Joden en christenen zou men tolereren als ‘religies van het Boek’, maar zij werden wel gedwongen een extra belasting te betalen. Zij mochten geen wapens dragen, hun geloof niet buiten de gebedshuizen uitoefenen, enzovoort. De waslijst van voorschriften werd gepubliceerd in een ‘dhimmi-pact’. De vernederende dhimmi-status greep terug op het samenlevingsmodel uit de middeleeuwen.

Een casco-staat

Baghdadi vormde een soort ministerraad, voor onder andere financiën, oorlogvoering en propaganda. Verder kwam er een commandant voor het Iraakse gedeelte, en een voor het Syrische. Beiden waren officieren in het vroegere leger van Saddam Hoessein. Een groot aantal andere oud-Baath-officieren diende in de bureaucratie. Het IS-gebied leek een staat in opbouw, met een sharia-rechtssysteem en met min of meer functionerende nutsvoorzieningen. Dit zou de nieuwe heersers een mate van legitimiteit verschaffen. Misdaad zou aan banden worden gelegd, en stabiliteit zou zijn verzekerd. Onder een deel van de ‘burgers’ van het kalifaat genoot IS sympathie, met name bij diegenen van de soennitische minderheid in Noord- en West-Irak die de onderdrukking door Maliki niet vergeten waren.

Bewerkte foto van Islamitische Staat op het Sint-Pietersplein
Bewerkte foto van Islamitische Staat op het Sint-Pietersplein
In 2014 publiceerde IS een document met details over de behandeling van krijgsgevangenen: mochten die worden onthoofd, gedood, tot slaaf gemaakt of verminkt? Hoe wreed ook, het document gaf jihadstrijders een handvat voor hun gedrag. Het geweldsmonopolie in het kalifaat zou bij de overheid liggen. Er heerste een verbod op roken en op niet-islamitische muziek. Filmbeelden toonden hoe men vrachtwagens vol sloffen sigaretten uitlaadde en die in brand stak. Kaart- en bordspellen werden verboden; films en cartoons gingen in de ban. Straffen konden variëren van zweepslagen tot steniging en kruisiging. Homo’s konden van de daken worden gegooid. Van dieven werd de hand afgehakt; vrouwen mochten alleen gesluierd de straat op en wie zich op straat onvoldoende bedekte, kreeg stokslagen. Er was streng toezicht op deelname, vijf maal per dag, aan bidstonden in de moskee. Tegenstanders van het bewind werden in het openbaar onthoofd of gekruisigd. Wekelijks waren er executies. In Raqqa werden afgehakte hoofden op pleinen tentoongesteld, gestoken op hekken of palen.

Anno 2015 was er nog niet echt sprake van een compleet functionerende staat; maar wel van een ‘casco-staat’ (een typering van de journaliste Loretta Napoleoni): een organisme met ruwweg de infrastructuur, maar zonder de politieke erkenning en de burgerlijke consensus van een echte staat. De jihadkenner C. Lister gebruikte de term proto-staat. Eind 2015 lekte via dagblad The Guardian een document uit, de ‘ISIS-papers’, met een complete blauwdruk van de opbouw van de staat: buitenlandse zaken, justitie, onderwijs, gezondheidszorg, handel, infrastructuur, energiebeheer, enzovoort.

Informatie uit IS-gebied was moeilijk te verkrijgen. Er was een ondergronds netwerk van journalisten actief onder de naam Raqqa is Being Slaughtered Silently (RBSS) die met levensgevaar video’s, foto’s en boodschappen de wereld instuurden. Ook functioneerden in diverse landen persbureautjes van ballingen die geheime informatiekanalen uit IS-gebied onderhielden.

Aan geld had de Islamitische Staat geen gebrek. Verkoop van olie, afkomstig van de olievelden in het oosten van Syrië, bracht per maand 1 tot 3 miljoen dollar op. De olie werd verkocht aan Turkije, aan de Iraakse Koerden en zelfs aan de Syrische regering. Door de bombardementen vanaf de zomer van 2014 en door de dalende olieprijzen kwamen deze inkomsten onder druk te staan. Naast oliegelden waren er ook donaties van individuele sponsoren uit de Golfregio en uit Europa. Een andere manier om aan geld te komen was de verkoop van geroofde kunstschatten, zoals die uit de oude Assyrische hoofdstad Niniveh. Verder verkocht men buit, zoals kuddes schapen, goederen uit leeggeplunderde huizen en … tot slaaf gemaakte Yezidi-vrouwen. IS werd gezien als de rijkste terroristenorganisatie ter wereld.

Geld vormde een belangrijke factor bij de rekrutering van nieuwe strijders voor IS. In Syrië ontvingen zij 600 euro per maand; een buitenlandse strijder kon bovendien nog rekenen op 330 euro ‘emigratiecompensatie’.

Propaganda en geweld

IS investeerde in media-activisme. Elk dorp of stad had een ‘overtuigingskantoor’ waar burgers geïnformeerd en gerekruteerd werden. Plattelandskinderen kregen speciale trainingskampen en lessen in religie. Fysiek sterke kinderen werden geselecteerd om te vechten; intelligente kinderen kregen een opleiding voor in het bestuur. De band met de familie werd doorgesneden. IS beschikte over een geavanceerde propagandamachine die sociale media inventief gebruikte.

Bij de invoering van de sharia-rechtspraak trok een islamitische rechtbank met een politiemacht door het IS-gebied, om publiekelijk doodvonnissen te voltrekken, en geselingen te organiseren. Ook kinderen vanaf 10 jaar kregen beelden van executies te zien, om hen aan te sporen het moorddadig gedrag van de ‘filmsterren’ te imiteren. Bij wijze van huiswerk moesten ze soms met een mes een blonde speelpop onthoofden.

Het extreme geweld van IS vormde een instrument in haar streven om het Midden-Oosten te veroveren. Geweld was inherent aan samenlevingen in het Midden-Oosten, getuige onder meer de wrede methodes van de Baath-regimes in Irak en Syrië en de extravagante lijfstraffen voor wetsovertreders in landen als Saoedi-Arabië of Iran. Het verschil was echter, dat IS absoluut geen geheim maakte van gepleegde barbaarse daden. Integendeel, executies van hele rijen krijgsgevangenen werden professioneel gefilmd en op sociale media verspreid. Bij tegenstanders en onderdanen sloeg dan de schrik om het hart. Tegelijkertijd oefende dit extreme geweld aantrekkingskracht uit op jihadisten, als ware het een soort drug. ‘Terrorisme is theater’, zo zeiden waarnemers, die het fenomeen betitelden als ‘cyberjihad’. Geweldsfilmpjes ondersteunden de rekrutering en scholing. Er waren drie categorieën van gefilmd geweld bij IS. Ten eerste was er het geweld in de vorm van terreuraanslagen zoals bijvoorbeeld in Bagdad of in sjiitische steden van Irak. Ten tweede het geweld tegen leger- en politieposten, om het gevoel van onzekerheid onder de burgerbevolking te versterken. Ten derde was er het militaire geweld waarmee steden, dorpen of olievelden werden veroverd. Bij elke veldslag en elke massamoord gingen de cameralieden mee.

Jihadisten naar IS-gebied

De combinatie van de zuivere islam en een ‘echte’ staat, ver weg van de verdorven westerse cultuur, werkt als een magneet op radicale moslims uit heel de wereld. Veel jihadisten reisden af naar IS-gebied. Bij hen speelden velerlei motieven een rol, zoals ergernis over Arabische leiders die steunden op het Westen; desillusies van de bevolking na het mislukken van de ‘Arabische Lente’; het onvermogen te aarden in westerse samenlevingen. Voor gemarginaliseerde Iraakse soennieten gold: IS voor ons de voorvechter. De allereerste Syriëgangers (2012) werden nog niet als levensgevaarlijke menselijke tijdbommen gezien, maar juist als vrijheidsstrijders die metterdaad wilden bijdragen aan de val van de dictator Assad. De val van Assad was ook officieel de doelstelling in Europa en Amerika. De strijders werden wel vergeleken met leden van de internationale brigades die in de tijd van de Spaanse Burgeroorlog naar Spanje afreisden om het fascisme te bestrijden.

Binnen een jaar veranderde het beeld van de vrijheidsstrijder in dat van de jihadist. Veel moslims luisterden naar de oproep van de gezaghebbende soennitische islamgeleerde Yusuf al-Qaradawi, die in mei 2013 vanuit Qatar liet weten:

‘Elke moslim die daartoe getraind en in staat is, moet beschikbaar zijn (naar Syrië te komen). Iran stuurt mensen en wapens, dus waar blijven wij? De leider van de partij van Satan (Hezbollah) komt de soennieten bevechten … Nu weten wij wat de Iraniërs willen … Zij willen aanhoudende bloedbaden om soennieten te doden. Hoe kunnen 100 miljoen sjiieten 1,7 miljard soennieten verslaan? Alleen doordat soennitische moslims zwak zijn.’ (C. Lister, Syrian Jihad p. 136-137).

Ruwe schattingen (van de Soufan Group) wezen in 2015 uit dat Tunesië met 6000 strijders qua aantal aan kop ging in het jihadisten-vreemdelingenlegioen; Saoedi-Arabië volgde met 2500 man; daarna kwamen Jordanië (2000), Marokko (1200), Libanon (900), Egypte en Libië (elk 600). De deplorabele situatie van jongeren in Arabische landen zoals Tunesië vormde een verklaringsgrond. In 2016 was 30 procent van de jongeren in de Arabische wereld werkloos. Turkije was goed voor 2100 jihadisten. Uit Rusland kwamen er 2400; de strijders uit dit land werden meestal aangeduid als Tsjetsjenen. De aantallen jihadisten uit de westerse wereld vielen gemiddeld lager uit: Frankrijk 1700; Verenigd Koninkrijk en Duitsland elk 760; België 470; Nederland 220. Het totale aantal actieve ISIS-strijders van buitenlandse komaf werd in 2013 op 11.000 geschat en in 2015 op 31.000.

Vanaf 2014 sorteerden de gewiekste pr-activiteiten van IS – inclusief de beruchte zelfmoordfilmpjes – effect om bepaalde soorten jihadisten aan te trekken. Niet alleen jongemannen die in eigen land waren mislukt, maar ook veel hoogopgeleiden meldden zich. Voor hen was het kalifaat een toevluchtsoord. De schrijfster Napoleoni trok de volgende vergelijking:

‘Zoals het oude Israël voor de Joden altijd het beloofde land is geweest, zo vormt het kalifaat voor moslims de ideale staat, de perfecte natie waarin ze bevrijding kunnen vinden na eeuwen van vernedering (…) door toedoen van ongelovigen.’

IS globaliseert terroristisch geweld

Abu Mohammad al-Adnani, voormalige woordvoerder van Islamitische Staat (gedood in 2016)
Abu Mohammad al-Adnani, voormalige woordvoerder van Islamitische Staat (gedood in 2016)
In een audioboodschap in september 2014 richtte Adnani, de woordvoerder van IS en chef externe operaties, zich tot het Westen. De moslims moesten overal Europeanen gaan vermoorden. ‘We zullen u in uw eigen land treffen … speciaal de vuile Fransen.’ Hij gaf ook een advies hoe:

‘Smijt zijn hoofd tegen een rots, slacht hem af met een mes, rijd over hem heen met je auto!’

Op dat moment had het eerste IS-geweld Europa al getroffen. In Brussel kostte een aanslag op het Joodse Museum het leven van vier mensen. De dader werd in Marseille opgepakt en bleek een jaar lang als strijder in Syrië actief te zijn geweest. In 2015 volgden er bloedige aanslagen: in Parijs op een Joodse supermarkt en op de redactie van het Franse satirische tijdschrift Charlie Hebdo (11 doden) in Jemen op een moskee (ruim 100 doden), in Tunesië op het Bardo Museum (23 doden) en op strandgasten(39 doden), in Libanon op een sjiitische wijk van Beiroet (40 doden), en in Parijs op gasten van een popconcert, een voetbalwedstrijd en caféterrassen (130 doden). Een vliegtuigbom aan boord van een Russisch lijntoestel dat boven de Sinaïwoestijn explodeerde(224 doden), droeg de handtekening van IS. In maart 2016 werd Brussel getroffen door twee gelijktijdige aanslagen op het vliegveld en op een metrotrein (31 doden). Daders van ‘Parijs’ en ‘Brussel’ bleken oud-Syriëgangers of hun relaties. Zo werd de lange arm van IS voelbaar. In alle gevallen eiste IS de verantwoordelijkheid op, al viel niet meteen vast te stellen in hoeverre de aanslagen het eigen initiatief waren van de zelfmoordenaars. Er waren tekenen dat IS in staat was om in westerse landen en in Turkije zogeheten ‘slapende cellen’ te activeren: geradicaliseerde groepjes of individuen (soms homegrown terrorists genoemd), op afroep beschikbaar om hun moordende werk te doen. Onrust in landen met teruggekeerde Syriëgangers nam spoorslags toe.

Politie bij het kantoor van Charlie Hebdo, kort na de aanslag - cc
Politie bij het kantoor van Charlie Hebdo, kort na de aanslag – cc

Een coalitie tegen IS

In augustus 2014 lanceerden de Amerikanen hun eerste luchtaanvallen op IS-gebied. Dat was een rechtstreekse reactie op de tragische verdrijving van de Yezidi’s, van wie velen zich in mensonterende omstandigheden verschanst hadden op de berg Sinjar. President Obama kondigde aan dat IS wereldwijd zou worden ‘vernietigd’. Dat betekende dat er doelen van IS zowel in Irak als in Syrië zouden worden bestookt. Tegelijk met het bombarderen van IS-stellingen werd er ook een humanitaire luchtbrug geopend om de benarde Yezidi’s bij te staan. Amerika deed dat niet op eigen houtje, maar verzamelde een internationale coalitie van meer dan vijftig landen om zich heen. Daaronder bevonden zich ook tien Arabische staten: Egypte, Irak, Jordanië, Koeweit, Libanon, Bahrein, Oman, Qatar, Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten. Tot de coalitie traden ook westerse landen toe. Net als Britse, Franse en Deense gevechtseenheden voerden Nederlandse en Belgische F-16-gevechtsvliegtuigen vanaf 2014 aanvallen uit op IS-doelen in Irak. Begin 2016 besloot Den Haag ook tot missies boven Syrië. Nederlandse militairen trainden Iraakse eenheden in Bagdad.

De boodschap van Obama was:

‘IS is niet islamitisch. Geen godsdienst gelast het vermoorden van onschuldige mensen, en de slachtoffers van IS zijn grotendeels moslims. En IS is zeker niet een staat … Het is zuiver een terroristische organisatie.’

Het sturen van grondtroepen naar het strijdperk was voor Obama echter geen optie. Na het Irak-debacle van zijn ambtsvoorganger zou hij hiervoor in Washington niet voldoende steun kunnen vergaren, en de president was een verklaard volger van de diplomatieke weg, onder het motto: ‘Don’t do stupid shit’. Met die woorden gaf hij impliciet een sneer naar de rampzalige Midden-Oosten-politiek van Bush. Obama had vroegtijdig (2009) de Nobelprijs voor vrede in Oslo mogen ophalen, dat schiep verplichtingen. En hij beschouwde het beëindigen van de oorlogen in Afghanistan en Irak als zijn prestaties (al viel daar veel op af te dingen). Het enige wat Amerika naast inzet van de luchtmacht op poten zette was een trainingsprogramma voor gematigde Syrische rebellen in de strijd tegen IS. Maar dit peperdure program leverde niets op, en de wapens kwamen in verkeerde handen terecht. Buiten de Koerden had Amerika geen betrouwbare bondgenoten die de noodzakelijke ‘boots on the ground’ konden leveren. De Amerikaanse terughoudendheid leek voort te komen uit gebrek aan strategie en doortastendheid. Zij leverde Obama veel kritiek op, juist toen Poetins ingrijpen in het najaar van 2015 de positie van Assad versterkte.

Obama: “ISIS is niet islamitisch”

Jihadisten juichten de westerse inmenging in de strijd tegen IS toe. Zij hoopten dat door de beslissing van ‘de zwarte kruisvaarder uit Washington’ de Amerikanen zo hun graf zouden vinden; en dat de moslims van de wereld hun taak zouden begrijpen door de IS-vlag van Rome tot Washington te ontplooien. De Amerikaanse gevechtsvliegtuigen gingen feitelijk optreden als luchtmacht van de grondtroepen van de Iraaks-Koerdistan, de zogeheten peshmerga’s (‘zij die oog in oog staan met de dood’), onder meer bij de verdediging van de Mosoel Dam in de Tigris.

“De gruwelen speelden Assad in de kaart: de Syrische dictator was gebaat bij het vertoon van wreedheden door IS.”

In reactie op de Amerikaanse bombardementen onthoofdden IS-strijders gevangen genomen Amerikaanse en Britse journalisten en hulpverleners. Die handeling werd telkens vertoond in een huiveringwekkende, professioneel gemaakte film: in augustus 2014 was James Foley het eerste slachtoffer, gevolgd door Steven Sotloff, David Haines, Alan Henning en Peter Kassig. Ook publiceerde IS diverse malen filmpjes met gruwelijke collectieve onthoofdingsscènes, zoals één van 22 Syrische soldaten door evenzoveel IS-strijders. Een andere film toonde hoe de gevangen genomen Jordaanse piloot Muath al-Kasabeh in een kooi levend werd verbrand. Wereldwijd werd geschokt gereageerd. In juni 2015 doodden IS strijders 220 burgers in Kobane, toen die stad door het FSA en de peshmerga’s was terugveroverd.

Al die gruwelen speelden Assad in de kaart: de Syrische dictator was gebaat bij het vertoon van wreedheden door IS. Zijn regime kon dan poseren als redelijk alternatief. Assad werd ervan beticht dat hij IS geen strobreed in de weg had gelegd toen die haar macht in Oost-Syrië ontplooide. In 2015 was slechts 6 procent van Assads militaire operaties gericht tegen IS; de rest was bestemd voor de andere rebellen.

Kort na de eerste Amerikaanse bombardementen op IS-doelen in Irak begonnen in september 2014 ook luchtoperaties boven het grondgebied van Syrië. De bombardementen van de coalitie op IS-doelen sorteerden het eerste jaar slechts matig effect. Een echte strategie ontbrak vooralsnog. In december 2014 voerde ook Iran, Amerika’s vijand, enkele bombardementen uit op IS-gebied in Irak. Iran stuurde niet alleen naar Syrië militaire adviseurs en bewapende sjiitische milities, maar ook naar Irak om daar IS te bestrijden en de regering-Abadi (van gematigde sjiieten) te steunen. Premier Haider al-Abadi was de opvolger van de in 2014 tot aftreden gedwongen Maliki, die verantwoordelijk werd gehouden voor de onderdrukking van de soennieten in Irak. De nieuwe premier beloofde een niet-sektarisch beleid te voeren en genoot vooralsnog het vertrouwen van Washington. Opmerkelijk genoeg bevonden Iran en de VS zich nu in hetzelfde kamp. De kans bestond dat de groeiende rol van Iran averechts kon uitpakken: de soennieten in Irak zouden zich blijvend gemarginaliseerd voelen en daardoor de lokroep van IS niet kunnen weerstaan.

Turkije en ISIS

Het Midden-Oosten - Jan van Oudheusden
Het Midden-Oosten – Jan van Oudheusden
Tegen wil en dank sloot ook Amerika’s bondgenoot Turkije zich in 2015 aan bij de landen die IS bestreden. Lange tijd had Turkije IS genegeerd, en toegestaan dat westerse jihadisten via zijn grondgebied de Syrische grens overstaken. De aanleiding tot de koerswijziging werd gevormd door enkele bloedige aanslagen op Turkse doelen, die het stempel van IS droegen, en dus niet zoals gewoonlijk aan de Koerdische terreurbeweging PKK konden worden toegeschreven. In juli 2015 vonden tientallen jongeren de dood in Suruç, vlakbij de grens met Syrië, waar een zelfmoordenaar zich opblies. Aanslagen in Ankara en Istanbul maakten korte tijd later wel duidelijk dat IS de Turkse staat niet zou ontzien. Turkije besloot de Amerikanen toestemming te geven voor het gebruik van het vliegveld van Inçirlik, voor hun operaties tegen IS, en ook zelf IS te gaan bestoken. Maar tevens hervatten de Turkse strijdkrachten met volle kracht hun oorlog tegen de PKK. Die laatste strijd leek prioriteit te hebben.

Het IS-kalifaat ontving steunbetuigingen van jihadistische groepen in andere landen. zoals van de militante Egyptische terreurorganisatie Jama’at Ansar Bayt al-Maqdis, die een basis had gevestigd in de Sinaï. Ook uit Algerije, Saoedi-Arabië, Jemen en Libië bereikten trouwverklaringen het hoofdkwartier van ‘kalief’ Al-Baghdadi. Zusterorganisaties zoals Boko Haram (Nigeria), Al-Shabaab (Somalië) en Abu Sayyaf (Filipijnen) verklaarden zich loyaal aan de kalief in Raqqa. Op het grondgebied van Libië, Egypte, Jemen en Saoedi-Arabië slaagden IS-sympathisanten erin vilayets (‘staatjes’) te stichten, filialen van IS die voor de overheid een soort no-go-area vormden. In Libië manifesteerde IS zich met een gruwelijke onthoofdingsfilm van 21 Egyptische koptische christenen op een strand. In dat land zouden zich eind 2015 al meer dan zesduizend IS-strijders bevinden. Al-Baghdadi moedigde deze expansie aan, en beloofde dat er weldra een wereldwijde jihad-vulkaan zou losbarsten.

In 2016 slaagden de troepen van Assad, met luchtsteun van de Russen, erin de stad Palmyra te heroveren, een belangrijk symbolisch succes. De weg naar Deir ez-Zour leek nu open te liggen. Ook in Irak leken de kansen te keren, na de herovering van Ramadi, hoofdstad van de provincie Anbar. Het Iraakse leger maakte zich op voor een nog grotere opgave: de langverwachte poging de grote stad Mosoel te heroveren.

~ Jan van Oudheusden

Boek: Midden-Oosten – Een kleine geschiedenis
Lees ook: De historische achtergrond van Boko Haram

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.015 actieve abonnees)


Ruim 50.000 geschiedenisliefhebbers ontvangen wekelijks onze gratis nieuwsbrief.

Meld u ook aan

×