Pau Carles Salvador, Pablo voor Castiliaanssprekenden, Casals i Desfilló kan beschouwd worden als dé cellist uit de muziekgeschiedenis. Hij werd te El Vendrell in Catalunya in Spanje geboren op 29 december 1876. Hij zou te San Juan de Puerto Rico in Puerto Rico sterven op 22 oktober 1973.
Hij was meer dan cellist. Hij was ook componist, muziekpedagoog en dirigent. Zijn virtuositeit als cellist staat buiten kijf: die blijkt niet alleen uit lovende artikels in gewone en gespecialiseerde pers, maar vooral uit het ongeëvenaarde en objectieve van platenopnames.
Zijn vader Carles Casals i Ribes was zelf musicus. Zijn moeder was Pilar Desfilló i Amiguet de Casals uit het Amerikaanse Puerto Rico. Ze hadden twaalf kinderen. Pau kwam al zeer jong met muziek in contact. Vanaf zijn vijfde jaar leerde hij piano, viool en fluit spelen en trad voor de eerste keer in het openbaar op. Hij heeft viool leren spelen op een tot viool omgebouwde kalebas die in zijn geboortehuis, het huidige Museu Casa Nadiua de Pau Casals, te El Vendrell bewaard wordt. Op zesjarige leeftijd componeerde hij ter gelegenheid van de feestdag van zijn vader zijn eerste muziekstuk. Toen hij negen was, koos hij voor de cello.
Zijn muzikale loonbaan samenvatten is niet zo moeilijk.
Opleiding
In 1889 ging hij in Barcelona wonen om aan de Escuela Municipal de Música muziek te studeren. Hij bekostigde zijn studies door in café Tost elke avond van de week twee uur muziek te spelen. Nadat hij in 1893 afgestudeerd was, vertrok hij naar Madrid waar hij aan het Conservatorio de Música y Declamación studeerde. Een poging uit 1895 om zijn opleiding aan het Conservatoire te Brussel te vervolledigen draaide door tegenwerking van een leraar op niets uit.
Broodwinning
Hij vestigde zich opnieuw in Barcelona waar hij als leraar aan de Escuela Municipal de Música en het Conservatorio del Liceu werkte. Hij speelde tevens cello bij het Gran Orquesta del Gran Teatro del Liceu. In 1897 speelde hij met de altviolisten Mathieu Crickboom en Josep Rocabruna en violist Rafael Gálvez als cellist bij het “Quartet Crickboom”. Hij reisde met Enrique Granados y Mathieu Crickboom door Spanje.
Solist
In 1901 begon zijn solocarrière. Hij speelde in Europa, Noord- en Zuid-Amerika, Afrika en Azië. In 1928 zou hij de laatste keer als solist optreden, een aantal gastoptredens buiten beschouwing gelaten.
In 1905 richtte hij het “Trio Cortot-Thibaud-Casals” met altviolist Jacques Thibaud en pianist Alfred Cortot op. In 1915 werden de eerste vinylplaten opgenomen door de Columbia Gramophone Company dat tussen 1915 en 1925 meer dan 50 stukken door Casals gespeeld, opnam.
In 1919 richtte hij met zijn broer Enric, die viool speelde, het “Orquesta Pau Casals” op. Het eerste optreden vond plaats in het “Palau de la Música Catalana, een werk van de Modernist Lluís Dmonénch i Montaner, een van dé muziektempels ter wereld. Vanaf 1926 heeft het “Orquestra” samengewerkt met de door Casals opgerichte “Associació Obrera de Concerts” met als doel om de kloof tussen arbeiders en klassieke muziek te verkleinen.
De opmars van het fascisme in Europa en vooral in Duitsland, Italië en Spanje zou het leven van Casals grondig veranderen. Hij verafschuwde het fascistische geweld in het algemeen en het Spaanse van Franco dat hem verplichtte om Catalunya voorgoed te verlaten, in het bijzonder. Steeds heeft hij voor vrede en verdraagzaamheid gekozen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij verklaard heeft dat zijn verzet tegen dictatoriale regimes de cello en het dirigeerstokje zijn. Dit mag niet als een goedkope daad van verzet geïnterpreteerd worden: bij kunstenaars liggen woord (of een andere kunstvorm) en daad immers dicht, zeer dicht bij elkaar: kunst als daad van verzet.
De aanloop tot zijn antifascistische houding vond plaats op 15 april 1931 toen Alfonso XIII die koning was onder de Spaanse dictatuur van Miguel Primo de Rivera, het land al verlaten had. Om het uitroepen van de republiek te vieren werd met Casals als dirigent te Barcelona de Negende Symfonie van Beethoven uitgevoerd.
In 1933 weigerde hij om in Nazi-Duitsland met de Berlijnse Filharmonica op te treden. Op 19 oktober 1938 trad hij voor het laatste in Catalunya, meer bepaald in Barcelona, op om nogmaals zijn steun aan de republiek te betuigen. Nooit nog zou hij op het Iberische schiereiland spelen. Op 28 maart 1939, vier dagen vóór het einde van de Spaanse Burgeroorlog, trad hij in de Royal Albert Hall te Londen op ten voordele van uit Spanje gevluchte kinderen. In 1945 weigerde hij de eredoctoraten van de universiteiten van Oxford en Cambridge wegens de steun van Groot-Brittanië aan het Francoregime.
In 1958 werd hij voor zijn financiële en morele steun aan de Catalaanse en Spaanse vluchtelingen als gevolg van de Spaanse Burgeroorlog en zijn houding tegen dictaturen overal in de wereld voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Vrede. Uiteindelijk greep hij ernaast. De prijs ging ironisch genoeg naar de Belgische pater Dominique Pire die lid was van de katholieke kerk die vanaf het begin van de Guerra Civil dictator en massamoordenaar Franco en zijn fasquisme gesteund had.
Op 24 oktober 1971 ontving hij uit de handen van U-Thant, voorzitter van de UNO, de Medaille van de Vrede van de UNO.
Zoals reeds geschreven stierf Casals op 22 oktober 1973 te San Juan de Puerto Rico. Het zou nog duren tot de dood van Franco in 1975 vooraleer zijn lichaam naar Catalunya werd overgebracht. In zijn testament stond bepaald dat dat pas na de dood van Franco mocht gebeuren. De gelijkenis met de halve Catalaan Pablo Picasso en zijn “Guernica” is treffend. Casals lichaam werd op 9 november 1979 op het kerkhof van El Vendrell bijgezet.
De herinnering aan Casals wordt levendig gehouden
Er zijn muziekfestivals die jaarlijks georganiseerd worden: het “Festival Pau Casals” te Prades in Frankrijk sinds 1950, het “Festival Casals de Puerto Rico” in San Juan de Puerto Rico in Puerto Rico sinds 1956 en het “Festival Internacional de Música Pau Casals” te El Vendrell sinds 1981.
Hoewel hij niet de eerste cellist is voor wie een standbeeld werd opgericht (die eer viel in 1871 Adrien Servais te beurt in zijn geboortestadje Halle in wat België genoemd wordt), is hij de eerste die er meer dan één kreeg en niet alleen in geboortestad en -streek. Ik vermeld ze en ben niet zeker van volledigheid: in Barcelona (1976, Josep Viladomat i Massanas), Montserrat (1976, Joan Rebull i Torroja), El Vendrell (1982, Josep Viladomat i Massanas, een kopie van het beeld in Barcelona) en Wolfenbüttel in Duitsland (1985, Antoni Miró).
Het is merkwaardig dat de eerste twee standbeelden reeds in 1976 of nauwelijks één jaar na de dood van Franco opgericht werden: hét bewijs dat Casals in Catalunya door muziekliefhebbers en vijanden van het fasquisme niet vergeten was.
Er zijn musea: het “Museu Casa Nadiua de Pau Casals” in zijn geboortehuis te El Vendrell, het “Vil.la Museu Pau Casals” te El Vendrell, “Espace Pau Casals” te Prades in Frankrijk en het “Museo Pablo Casals” te San Juan de Puerto Rico.
In 1972 werd de “Fundació Pau Casals” opgericht. De zetel bevindt zich in het “Vil.la Museu Pau Casals” te El Vendrell. In 1981 werd te El Vendrell het “Auditóri Pau Casals” in gebruik genomen.
Geregeld nog verschijnen CD’s met muziek gespeeld door Pau Casals. In 2006 nog verscheen “Pau Casals (-) El cant des Ocells (-) Íntimo” met achttien opnames van stukken van onder meer Johann Sebastian Bach, Gabriel Fauré en de Spanjaarden Enric Granados, Manuel de Falla en Gaspar Cassadó. Maar liefst zestien stukken werden opgenomen tussen 1915 tot 1930.
Zoals uit hierboven staande opsomming blijkt, is de aandacht die tijdens en na zijn dood aan Pau Casals besteed is, niet van voorbijgaande aard gebleken. Zonder enige twijfel mag Casals beschouwd worden als de bekendste en misschien wel beste cellist ooit.
Het bekendste lied dat Casals tal van keren heeft uitgevoerd, is “El Cant del Ocells” of het gezang van de vogels. De Catalaanse componist is niet gekend. Het lied is meer dan driehonderd jaar oud. Het laat het verhaal horen van de blijdschap van de natuur op de dag van de geboorte van Christus.
Casals is al zijn optredens sinds zijn ballingschap in 1939 begonnen met “El Cant dels ocells”. Het is dan ook uitgegroeid tot een lied vol vrede en vrijheid, een soort van Catalaans symbool en een officieuze Catalaanse hymne. Uitgevoerd door Casals kan men niet om een zekere triestheid en heimwee heen van de man die misschien wel bij elke uitvoering van ‘zijn’ lied beseft heeft dat hij Catalunya nooit zou weerzien.
Casals blijft in zijn geboortestreek Catalunya zeer bekend en geliefd. Vragen naar namen van werken die hij gespeeld heeft, zullen “Sant Martí del Canigó” en “El Cant dels Ocells” als antwoord krijgen. Niet zelden zelfs zal de aangesprokene de liederen kunnen neuriën. Beide stukken zijn zelfs bewerkt zodat ze door coblas of muziekgroepen die sardanas of de Catalaanse volksdans begeleiden, kunnen gespeeld worden.