Op 20 november 1944 werden in de bossen bij Rhenen en Veenendaal zes willekeurige mannelijk gevangenen tussen 20 en 34 jaar door de nazi’s geëxecuteerd, als represaillemaatregel voor de dood van een Duitse soldaat. Het betrof een hervormde predikant, een jonge vader, twee studenten, een getrouwde Joodse oud-officier, een voormalige landwachter en een vertegenwoordiger.
Het boek Het kruis op de berg (uitgeverij Matrijs, 2015), geschreven door docent en historicus Constant van den Heuvel, schetst een indringend persoonlijk portret van de zes slachtoffers, met veel oog voor hun verzetscontacten en de sociale omgeving waarin ze verkeerden. Van den Heuvel heeft ook een primeur: hij schrijft als eerste historicus over de plannen uit het verzet om Kamp Westerbork te bevrijden, zoals Historiek kort geleden berichtte.
Dat er een plan was om Kamp Westerbork te bevrijden is overigens geen primeur, om meteen maar de vraag boven deze bespreking te beantwoorden. Deze plannen zijn al minstens veertig jaar bekend, hoewel misschien niet bij een breed publiek. Zo berichtte hierover op 3 mei 1975 de Nieuwe Leidsche Courant. Maar dit stuk was geschreven door een journalist en geen historicus, dus Van den Heuvel ‘claim’ zijnde de eerste historicus die hierover in boekvorm schrijft blijft wel staan.

Belang van erfgoededucatie
Van den Heuvels boek is onderdeel van een breder project waarbij het Ichtus College in Veenendaal betrokken is, de school waar Van den Heuvel werkzaam is. Het schoolproject richt zich op het ontwerp van een nieuw monument met plaquette langs de provinciale weg van Veenendaal naar Elst (er staat nu een wit herinneringskruis), de organisatie van een grote herdenking, het inrichten van een expositie, het planten van zes bomen en de uitbouw van de website www.hetkruisopdeberg.nl.

In de inleiding onderstreept de auteur het grote belang van erfgoededucatie in het middelbaar onderwijs. Dit soort onderwijs is niet alleen belangrijk om leerlingen moreel te vormen, maar ook om het vak geschiedenis dicht bij hen te brengen:
“Geschiedenis is dichtbij (…) De allesoverheersende gedachte dat alles relatief is en geschiedenis een constructie is, vind ik niet per se winst. Ik denk dat het schoolvak geschiedenis jonge mensen ook moreel en ethisch mag vormen. Er bestaat zoiets als verwondering en ontroering, verontwaardiging en het ontwikkelen van betrokkenheid en verantwoordelijkheid. Geschiedenis is dichtbij, zeker via heemkunde of erfgoededucatie. Het grote geschiedenisverhaal heeft lokaal of regionaal altijd eigen manifestaties. Wie dat de kinderen aanreikt, brengt het verleden tot leven.” (10,11)
Het zijn woorden waarin ik mijzelf, als collega-docent geschiedenis, helemaal kan vinden. En wat Van den Heuvel hier stelt, maakt hij gelukkig helemaal waar in Het kruis op de berg: hij brengt de zes personages die in zijn boek centraal staan weer helemaal ’tot leven’. Deze personen, met tussen de haken de leeftijden waarop ze gefusilleerd werden, waren predikant Bas Ader (34), de studenten Pieter ter Beek (23), Victor van den Bergh (26) en Tom Lambrechtsen van Ritthem (22), de Joodse oud-officier Philip de Leeuw (30) en ten slotte de jongste van de groep, Jan van der Munnik (20). Ze waren afkomstig uit verschillende delen van Nederland. Zonder de andere personentekort te willen doen, richt ik me in het vervolg van deze bespreking op één persoon, omdat deze man – predikant Bas Ader – een spilfunctie vervulde in de plannen om nog tijdens de oorlog Kamp Westerbork te bevrijden.

Verzetsheld Bastiaan Jan Ader
In 1938 – na het afronden van zijn theologiestudie – deed hij intrede in de Nederlandse Hervormde Kerk in Nieuw-Beerta, in het onafhankelijke Noord-Groningen. Ader rekende zichzelf niet tot een van de bestaande modaliteiten (richtingen) in de Nederlandse Hervormde Kerk. Hij stond een praktisch christendom voor, met oog voor de wereld en mensen buiten de kerk.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog hielp Ader, die opereerde onder de verzetsnaam ‘Van Zaanen’, maar liefst 300 Joodse onderduikers aan een onderduikadres. In zijn eigen pastorie in Nieuw-Beerta zat ook een aantal Joodse onderduikers, gemiddeld 5 à 6, maar dit aantal wisselde nu en dan. Zelf was Ader ook nauw betrokken bij andere verzetsactiviteiten, waarvoor hij doordeweeks vaak naar steden als Amsterdam en Haarlem moest.
Plan Westerbork
De kern van het plan was om met een trein Kamp Westerbork in te rijden en zoveel mogelijk Joden te ontzetten. Volgens Ader wilden de Britten helpen met het plan, maar drongen zij er wel op aan dat dan het spoorwegtraject richting Duitsland op enkele strategische plekken opgeblazen moest worden. De Duitsers zouden dan geen extra manschappen en wapens kunnen aanvoeren:
“Gaandeweg werd het plan steeds concreter. Zo’n tweehonderd mensen doen mee. Daarvan zijn [naast Humbert en de beide dames Van der Schaaf] slechts de namen van Crébas, vader en zoon Meilof IJben en het echtpaar Warmelink bekend.” (61)
- Boek: Het kruis op de berg – Constant van den Heuvel
- Lees ook: Westerbork onderzoekt ‘vergeten’ bevrijdingsplan