Op 17 juli 1936 brak de Spaanse Burgeroorlog uit, nadat een groep generaals (de nacionales) een staatsgreep pleegde tegen de regering van de Tweede Republiek onder president Manuel Azaña. Generaal Francisco Franco begon in de ontstane chaos een langdurige oorlog tegen de gevestigde regering, die aanhield tot 1 april 1939 en eindigde in een dictatuur onder Franco die tot 1975 bleef bestaan. Het totale aantal doden van de burgeroorlog, inclusief de daaropvolgende dictatuur, lag boven de 500.000 personen. De burgeroorlog leidde niet alleen tot enorm veel doden, maar ook tot een levendige wapensmokkel op het Europese continent.
Ook Nederland had een aandeel in deze smokkelhandel, die voor schippers en handelaren een erg lucratieve onderneming was in een tijd dat Europa gebukt ging onder een diepe economische crisis. De opa van Cor Faber voer in 1937 als matroos mee op een schip naar Spanje om smokkelwaar te lozen en maakte daar een hachelijk avontuur mee. Fabers opa hield tijdens de reis een dagboek bij dat door Cor Faber in verhaalvorm is gepubliceerd onder de titel Reis naar de Spaanse Burgeroorlog (Uitgeverij Brave New Books, 2016).
Het boek is een indringend reisverslag, dat door Faber levendig op papier is gezet en aangevuld is met diverse andere bronnen. Als lezer reis je met opa Cors Louwerens mee op het schip de Andra, dat uiteindelijk voor de kust van Noord-Spanje getorpedeerd werd. Er vielen twee dodelijke slachtoffers. De overlevenden belandden in een Spaanse gevangenis. Cors overleefde het spannende avontuur en keerde in de zomer van 1937 in de haven van Rotterdam terug.
Aan de hand van enkele passages rond de hoofdmomenten van de reis – vertrek en reis, de ondergang, de gevangenis en terugkeer – geef ik een indruk van Fabers verzorgde en goed leesbare boek.
Vertrek en reis
Het gezelschap, dat bestond uit in totaal 26 Nederlanders en Polen, vertrok vanuit Gdynia in Polen – waar Louwerens en de andere Nederlanders eerst heen moesten varen – op het stoomschip de Andra. Dit schip was in 1922 in Hamburg gebouwd. Het was slecht onderhouden en stelde niet veel voor.
Over het vertrek van de Andra in februari 1937 lezen we onder andere:
“Er klinken drie lange en twee korte stoten met de stoomfluit ten teken dat we bezig zijn de haven uit te varen en daarna naar bakboord zullen gaan zwenken. We zullen om Denemarken heen varen, door het Skagerak gaan, om dan langs de kust van Nederland te varen. Daarna zullen we via het Kanaal zuidelijk gaan, door de Golf van Biskaje naar de noordkust van Spanje – als we het redden tenminste.” (37)
Op 18 maart 1937 schrijft Cors het volgende in zijn dagboek:
“Na het pikheet van die morgen sta ik op de railing geleund een sigaret te roken. Naast met staat Bep en we praten een beetje over mijn avond van gisteren. Ik bestook hem met mijn nieuw opgedane kennis door er zo af en toe een woordje Esperanto tussen te gooien – waarna ik trots uitstraal als hij me niet verstaat. ‘Volgens mij verzin je dat allemaal maar een beetje, Cors.’
‘Nee, echt niet. Dat heb ik gisteravond allemaal geleerd, Bep.’
Dan stoot hij me aan en wijst naar de loopplank.
‘Wat gebeurt daar nou?’ zegt hij.
‘Dat zijn toch die twee Poolse stokers?’
Bij de valreep staan die twee te praten met de kapitein en er worden heftige handgebaren uitgewisseld. Dan heft de kapitein zijn handen omhoog en maakt een soort wegwerpgebaar. Samen met het weinige dat de twee stokers in een soort plunjezak hebben, lopen ze de loopplank over de wal op terwijl de kapitein ze zo te horen de nodige verwensingen achterna gooit.’
‘Die stoppen ermee, joh’ zegt Bep…. ” (121)
De ondergang van de Andra
Bij aankomst in Santander wordt er gelost. Er breken voor de bemanning spannende momenten aan als er allerlei gevechtsvliegtuigen overvliegen en, klaarblijkelijk want in de buurt klinken explosies, bommen afwerpen. De bemanning ziet Duitse gevechtsvliegtuigen overvliegen, die daarna ook met luchtafweergeschut bestookt worden. Het loopt gelukkig allemaal goed af voor de bemanning.
Na het lossen brengt de bemanning op uitnodiging van een republikeinse strijder een bezoek aan een ziekenhuis, waar ze allemaal zwaargewonde mensen zien liggen. Mensen zonder arm, met hun been in het gips en mensen met zwaar hoofdletsel. Dit maakt natuurlijk grote indruk op de bemanningsleden van de Andra. Even later, het is 5 april 1937, gaan de trossen van het schip los en vertrekt weer. Van de kapitein krijgt de bemanning te horen dat ze naar een andere Spaanse stad zullen gaan om ijzererts te laden voor Engeland.
Dan, op 5 april, wordt het schip door een vaartuig van Franco’s nationalistische troepen aangevallen en beschoten. Cros schrijft hierover onder meer:
“In een flits zie ik Kuraskinsky achter ons langs glippen. Er wappert iets in zijn handen en als we klaar zijn met het dekzeil zie ik op hert achterschip nu de Panamese vlag wapperen. In de seinmast hangt de vlag dat we gestopt zijn. Ondanks dat hoor ik de knallen vanaf het andere schip en zie ik rondom ons schip de fonteinen opspatten waar de granaten inslaan. Sommigen zo dichtbij dat her opspattende water door de wind wordt meegenomen en ons om de oren sproeit.” (176)
Als de beschieting voorbij is, blijkt dat er twee dodelijke slachtoffers (H.A. Deekens en F.J. Stolk) zijn te betreuren. Met hun sloepen, waarmee ze de Andra hebben verlaten, moet de bemanning de Galerna, het schip dat hen aanviel, opgaan. Hun spullen worden in beslag genomen, terwijl ze er getuige van moeten zijn hoe de Galerna hun schip de Andra bestookt en binnen drie kwartier tot zinken brengt.
Gevangenschap en terugkeer
Nadat ze aan land zijn gebracht, worden ze ondervraagd en vervolgens in twee groepen per bus vervoerd naar de gevangenis in San Sebastián. Daar verblijven ze ongeveer twee maanden onder erbarmelijke omstandigheden. Hoe de mannen deze twee maanden beleven, wordt uitgebreid beschreven en is lezenswaardige kost. Een klein citaat:
“In de gang buiten de cel klinkt wat rumoer, een beetje onderdrukt gelach. Nieuwsgierig sta ik op, loop naar de open celdeur en steek mijn hoofd naar buiten – Bep staat ergens naar te kijken.
‘Gebeurt er?’ vraag ik
‘Geen idee, ik sta hier ook net,’ antwoordt Bep.
We zien de deur van de cel aan het einde van de gang opengaan. Er stapt een bewaker door de deur., tot zover niets bijzonders. Dan zien we dat hij een trapje achter zich aan sleept en een metalen staaf naast zich draagt. Samen met een andere bewaker, die blijkbaar voor de deur de wacht moet houden, lopen ze naar de volgende cel.’
‘##fsj!!4@,’ vloekt Bep, ‘ze gaan ons toch niet martelen?’ ” (252)
Boek: Reis naar de Spaanse Burgeroorlog