De Italiaanse filosoof en theoloog Thomas van Aquino (ca.1225-1274) is na Augustinus van Hippo (354-430) de invloedrijkste denker uit de katholieke theologiegeschiedenis. Zijn gedachtegoed had in de Middeleeuwen beperkte invloed, maar vanaf de zestiende eeuw stempelde Aquino’s denken het katholicisme. Belangrijk was dat hij een synthese tot stand bracht tussen de filosofie van Aristoteles en het christendom. Thomas van Aquino’s hoofdwerk was Summa Theologiae (ca.1273). Ook is hij bekend vanwege zijn ‘vijf godsbewijzen’.
Historische context: universiteiten, scholastiek en Aristoteles
In de late elfde eeuw ontstond in Europa de eerste universiteit (de Universiteit van Bologna in 1088), naast en als alternatief voor de abdijscholen. In de twaalfde eeuw volgden de universiteiten van onder meer Parijs en Oxford. De wetenschappelijke methodiek die op deze universiteiten werd toegepast, is bekend geworden als de ‘scholastische methode’. Deze methode was rationeel, argumentatief en kritisch, en minder – wat tot die tijd gangbaar was – meditatief en literair van karakter.
In het recent verschenen boek 25 eeuwen theologie (2017) geeft Harm Goris, universitair docent Systematische theologie in Tilburg, een kernachtige omschrijving van de scholastieke methode:
Bij deze benadering hoort de zogenoemde quaestio-methode: een methode die veel vergt van de denkkracht van de lezer. Men begint met een gesloten vraag en geeft daarbij goede argumenten vóór en tegen, vervolgens neemt de professor stelling, waarbij hij ook probeert recht te doen aan de tegenargumenten. Hij analyseert de argumenten, onderzoekt vooronderstellingen, interpreteert en relativeert eventueel. In deze dialectische voortgang denkt de professor logisch na, maar wel in voortdurende discussie met klassieke gezaghebbende teksten: Schrift, kerkvaders, antieke filosofie. Het gaat om een creatieve en kritische herneming van de theologische en filosofische traditie. (p.328)
De ontwikkeling van de scholastiek was mogelijk door nieuwe vertalingen van het werk van de Griekse filosoof Aristoteles vanaf de jaren 1140. Aristoteles’ werken waren in het Westen verloren, maar werden in de elfde tot dertiende eeuw in Spanje door islamitische en joodse filosofen herontdekt. Belangrijk hierin waren de islamitische geleerden Avicenna (980-1037, ook wel Ibn Sina genoemd) en Averroës (1128-1198, Ibn Rushd), en de joodse filosoof Maimonides (1138-1204, alias Rambam).
Thomas van Aquino sloeg de nieuw begaanbare wegen in. Als theoloog baseerde hij zich – anders dan Augustinus, die leunde op Plato en diens introspectieve benadering – op het gedachtegoed van Aristoteles. In Aristoteles’ filosofie had de zintuiglijke waarneming een spilfunctie en Thomas van Aquino bouwde hierop voort. Niet de introspectie, maar het ‘naar buiten kijken’ was hierbij het focuspunt: kennis ligt niet opgeslagen in de mens, maar wordt feitelijk uit de dingen gehaald die mensen zien.
Volgens Aquino kon de wisselwerking tussen waarneming en verstand niet de gehele werkelijkheid verklaren. Een belangrijke toevoeging was het geloof. Religie vormde voor Thomas van Aquino de bevestiging en zekerheid van veel zaken die deels ook met het verstand vielen te beredeneren. Filosofie of wetenschap (rede) enerzijds en religie (geloof) anderzijds waren als twee ‘indrukken’ die elkaar aanvulden.
Jeugd en opleiding van Thomas van Aquino (1225-1256)
Thomas van Aquino werd vermoedelijk geboren in januari 1225, op de burcht Roccasecca bij Aquino, een plaats tussen Rome en Napels in het toenmalige Koninkrijk Sicilië. Thomas’ familie was van adellijke afkomst.
In zijn kinderjaren stuurden Thomas’ ouders hem naar de bekende benedictijnenabdij Monte Cassino. Toen Thomas van Aquino een jongeman werd, koos hij er in 1244 voor om zich bij de bedelorde van de dominicanen aan te sluiten. Dit tot ongenoegen van zijn familie, die hem vervolgens twee jaar in huisarrest hield.
Meteen hierna, in 1246, verkaste Thomas van Aquino naar Parijs en kort daarna naar Keulen, waar hij onder leiding van Albertus Magnus (Albert de Grote, ca.1200-1280) studeerde. De huisdetentie was overigens op de lange termijn niet succesvol, want na zijn vertrek uit Italië sloot Thomas zich opnieuw aan bij de dominicanen. In 1252 zette Thomas van Aquino zijn studie voort in Parijs en rondde deze in 1256 af.
Magister in Parijs, veelschrijver en ‘broeder der Joden’ (1256-1272)
Nadat hij zijn studie had afgerond, doceerde hij van 1256-1259 als magister (een academische titel die vergelijkbaar is met de tegenwoordige doctorstitel) aan de Universiteit van Parijs. In deze jaren schreef Thomas een indrukwekkende hoeveelheid geschriften.
Vervolgens verhuisde hij in 1259 naar Orvieto in Italië, waar hij tot 1268 verbleef. Hier voltooide hij zijn boek Summa contra gentiles (Totaalschrift tegen de heidenen). De ‘summa’ was de typische publicatiestijl van de scholastiek: een geschrift dat een synthese, totaalvisie of totaaloverzicht vormde van de kennis binnen een bepaald vakgebied. Tijdens een verblijf in Rome begon Thomas van Aquino vervolgens aan zijn hoofdwerk Summa theologiae (Totaaloverzicht van de theologie), een omvangrijk maar uiteindelijk onvoltooid boek. Dit boek omvatte de complete christelijke geloofsleer in drie delen, maar het vierde deel (over de sacramentenleer en eschatologie) heeft Aquino nooit geschreven.
Naast deze werken schreef Aquino diverse Bijbelcommentaren, reflecties op allerlei werken van Aristoteles, een commentaar op het toenmalige theologische standaardwerk Sententiae (1252-1256) van Petrus Lombardus (ca.1100-1160), verscheidene monografieën en een bekend geworden verhandeling uit 1267 getiteld De regimine principum (Over het regiem van vorsten).
Ten slotte moet de korte verhandeling De regimine judaeorum (Over het beleid ten aanzien van de Joden, 1271) genoemd worden. In deze brief nam Aquino een voor de Middeleeuwen – toen antisemitisme endemisch was (zo was kerkvader Augustinus fel antisemitisch) – gematigd standpunt in ten opzichte van het jodendom.
Prof. dr. Henk Schoot, bijzonder hoogleraar in de theologie van Thomas van Aquino aan de Universiteit van Tilburg (en directeur van het Thomas Instituut aldaar), stelde in 2010 in het Reformatorisch Dagblad over Aquino’s houding ten opzichte van de joden dat er bij hem…
“…geen spoor van haatdragende opmerkingen jegens Joden te vinden is. Er is bij hem geen sprake van ‘rabiate anti-Joodse haat’. Hij neemt een gematigd standpunt in. (…) Hij heeft hoge waardering voor de besnijdenis als sacrament en begrijpt dat Jezus Zich liet besnijden. Thomas heeft oog voor de Joodse komaf van Jezus. Hij noemt Hem “de broeder der Joden.” Dat betekent dat hij Jezus niet losmaakt van het jodendom.”
Wel moesten de Joden volgens Thomas van Aquino een herkenningsteken dragen. Maar dit diende niet zoals de latere Jodenster ter registratie om zo makkelijker maatregelen tegen de Joden te kunnen nemen, maar juist ter bescherming van de Joden.
Na zijn Italiaanse periode volgde een tweede verblijf in Parijs (1269-1272) en later een tweede Italiaanse periode (1272-1274).
Anselmus’ en Aquino’s ‘bewijzen’ voor het bestaan van God
Net als andere vooraanstaande theologen uit de geschiedenis – denk aan Anselmus van Canterbury (1033-1109) en diens ‘ontologische godsbewijs’ of aan de ‘Gok van Pascal’ van de zeventiende-eeuwse theoloog Blaise Pascal (1623-1662) -, trachtte Thomas van Aquino het bestaan van God te bewijzen. Anselmus’ ontologische godsbewijs wees hij af. Anselmus redeneerde in de volgende stappen:
- God is ‘aliquid quo nihil maius cogitari possit‘: ‘iets waarboven niets groters bedacht kan worden’;
- Het is beter om te bestaan dan om niet te bestaan, want iets dat niet bestaat is nooit volmaakt;
- Een bestaande God is volmaakter dan een niet-bestaande God;
- Dus: God bestaat.
Deze redenering wees Thomas van Aquino, die als empirist uitging van de zintuiglijk waarneembare wereld, af: de schepping is wel zichtbaar, maar God niet. God is immaterieel en dus is over hem geen directe kennis verkrijgbaar. Thomas van Aquino koos voor een andere route dan Anselmus en meende het bestaan van God te kunnen bewijzen via het denken van Aristoteles. Hij deed dit aan de hand van ‘de vijf godsbewijzen’ (de quinque viae), ook wel het ‘kosmologische godsbewijs’ genoemd
- Er is beweging en verandering in de wereld, waarvoor een oorzaak moet zijn. Deze eerste beweger of oorzaak is God;
- Oorzaken komen altijd voor in series. Dus moet er een eerste oorzaak zijn om tot deze serie te komen;
- In de wereld komen en verdwijnen er dingen. Maar dit kan niet voor alle dingen gelden, immers: dan zou er ooit ‘niets’ geweest moeten zijn. Maar in dat geval had er ook niets kunnen ontstaan, want iets kan niet uit niets voorkomen. Er moet dus iets zijn dat altijd bestaan heeft;
- Sommige dingen komen in diverse kwaliteiten voor, die worden veroorzaakt door iets wat de grootste of perfecte hoeveelheid van die kwaliteit bezit. Er moet een volledig ‘goed’ ding zijn dat alle andere dingen goed maakt: en dat is dan God;
- Alle dingen streven naar een ultiem doel (hierin volgde Aquino de teleologie van Aristoteles). Het hebben van een doel impliceert een geest die dat doel stelt, namelijk God.
Een keur aan filosofen – onder wie David Hume (1711-1776), Immanuel Kant (1724-1804) en Bertrand Russell (1872-1970) – keerden zich later tegen de ‘godsbewijzen’ van Anselmus en Thomas van Aquino, door aan te tonen dat Aquino uitgaat van vooronderstellingen en cirkelredeneringen. Net als Anselmus veronderstelde Aquino in zijn argumentatie reeds datgene wat hij wilde aantonen. Zie bij beiden bijvoorbeeld stap 1 in hun denkproces – die er beide al vanuit gaan dat God bestaat, terwijl dat nu net het punt is dat beide filosofen graag willen bewijzen.
Mystieke ervaring en overlijden (1273-1274)
In 1272 was Thomas van Aquino weer vanuit Parijs naar Italië verkast. Daar had hij op 6 december 1273 een bijzondere mystieke ervaring tijdens het opdragen van de mis. Hierna stopte hij met schrijven, want alles was nutteloos geworden met wat hij had meegemaakt. Toen zijn secretaris erop aandrong om het schrijven weer op te pakken, zou Thomas gezegd hebben:
Alles is stro in vergelijking met wat ik gezien heb.
In het voorjaar van 1274 was Aquino op weg naar het Tweede Concilie van Lyon (7 mei-12 juli 1274), waar paus Gregorius X (1210-1276) hem als specialist had uitgenodigd. Onderweg stierf hij in de Abdij Fassanova bij de plaats Priveno in Italië, op 7 maart 1274 .
Invloed Thomas van Aquino in latere tijden
Enkele jaren na Thomas’ dood, in 1277, werden Thomas van Aquino’s geschriften verboden door de bisschop van Parijs. Deze vond de ‘heidense’ aristotelische invloeden bij Aquino te groot. Paus Johannes XXII trok dit verbod in toen hij Thomas van Aquino in 1323 heilig verklaarde. Als heilige geldt Aquino tegenwoordig als schutspatroon van het katholiek onderwijs en van de Radboud Universiteit Nijmegen. Tevens fungeert hij als schutspatroon van potloodfabrikanten, boekhandelaren en bierbrouwers, helpt hij mensen hun kuisheid te bewaren en beschermt Thomas van Aquino volgens katholieke gelovigen tegen de gevaren van onweer en bliksem.
In de vijftiende en zestiende eeuw leefde de belangstelling voor Aquino’s werk op, toen verscheidene theologen zijn werk bestudeerden, onder wie Thomas Cajetanus (1468-1534) – die in 1518 in Augsburg met Maarten Luther discussieerde -, Domingo Banez (1528-1604) en Luis de Molina (1535-1600). Belangrijk was ook dat de domincaner paus Pius V (1504-1572) in 1567 Aquino tot Kerkleraar benoemde, een eretitel die de pausen verleenden aan belangrijke heiligen, trouwe kerkleden of grote geleerden.
Thomas van Aquino’s theologie werd in de negentiende eeuw zeer relevant binnen de Rooms-Katholieke Kerk. Zijn denken was van grote invloed op het neothomisme, de filosofische theologie die van de jaren 1880 tot 1960 de Rooms-Katholieke Kerk domineerde. Het neothomisme begon met paus Leo XIII (1810-1903) die in 1879 Aquino’s leer als verplicht onderdeel van de theologische studie verklaarde en eindigde met het Tweede Vaticaanse Concilie (1962-1965).
Boek: 25 eeuwen theologie – Laurens ten Kate en Marcel Poorthuis
Citaten van Thomas van Aquino
De mens is een spiritueel wezen, dat om werkelijk spiritueel te kunnen zijn, een lichaam nodig heeft.
Alles is stro in vergelijking met wat ik gezien heb.
Als het hoogste doel van een kapitein zou zijn, zijn schip te behouden, zou hij het voor altijd in de haven houden.
Verwondering is het verlangen naar kennis.
Er is niets op deze aarde dat meer gewaardeerd wordt dan ware vriendschap.
Wat in het algemeen door iedereen wordt gezegd, kan onmogelijk helemaal onwaar zijn.
Bronnen ▼
Boeken en artikelen
-Jan Bor en Errit Petersma, Verbeelding van het denken. Geschiedenis van de westerse en oosterse filosofie (7e druk; Amsterdam & Antwerpen: Atlas Contact, 2015 [1995]) 331-341.
-Harm Goris, ‘Thomas van Aquino’ in: Laurens ten Kate en Marcel Poorthuis (red.), 25 eeuwen theologie. Teksten/toelichtingen (Amsterdam: Boom Uitgevers, 2017) 327-333.
-Klaasvan der Zwaag, ‘Van Aquino: Belofte Israël vervuld‘, Reformatorisch Dagblad (1 februari 2010) p.2.
Internet
Algemeen:
-http://www.filosofie.nl/thomas-van-aquino.html
-http://www.cie.ugent.be/scholastiek/4thomas.htm#4.
-http://www.allaboutphilosophy.org/dutch/thomas-van-aquino.htm
-http://citaten.net/zoeken/citaten_van-thomas_van_aquino.html
-http://filosofischeverhalen.nl/uitspraken-quotes-en-citaten-van-thomas-van-aquino/
-https://nl.wikipedia.org/wiki/Thomas_van_Aquino
-http://www.hetkatholiekegeloof.nl/sub/h-thomas-van-aquino-/
-http://www.rozegeschiedenis-nijmegen.nl/thema/albertus-thomas.html
Specifiek:
-Engelse vertaling van De regimine judaeorum (1271): http://www.ccjr.us/dialogika-resources/primary-texts-from-the-history-of-the-relationship/268-aquinas
-Over ‘de vijf godsbewijzen’ van Thomas van Aquino: http://www.contemplationem.com/publications/20070524.html of http://isereengod.blogspot.nl/2011/06/10-godsbewijzen.html
-Complete en heldere inleiding op de scholastiek (1993) door Herman de Ley, emeritus professor aan de Universiteit Gent: http://www.cie.ugent.be/scholastiek/index.htm