Het laatste kwart van de zeventiende eeuw staat in de Nederlandse geschiedschrijving bekend als de periode waarin de glans van de Gouden Eeuw er af was. Grotere Europese landen kropen uit hun schulp en eisten de positie op die ze gelet op hun demografische en economische potentieel gepast achtten. De Republiek was een grootmacht geweest bij de gratie van de tijdelijke zwakte van anderen en moest, toen die flauwte voorbij was, een paar stappen terugzetten.
Zo rond 1713 was dat proces voltooid: na een enorme financiële en militaire inspanning van veertig jaar oorlog en oorlogsvoorbereiding tegen het expansieve Frankrijk bevestigde de Vrede van Utrecht die nieuwe positie. Dat was een vrede ‘bij u, met u, maar zonder u’, aldus een sarcastische (Franse) formulering in die dagen.
In het hier te bespreken boek relativeert de Utrechtse militair historicus Olaf van Nimwegen dat beeld: de Republiek was vanaf 1672 wel degelijk succesvol. Ergens in het boek valt de term ‘containment’, ooit gemunt door de Amerikaanse diplomaat George Kennan die in 1947 in ‘indamming’ van de Sovjet Unie de best mogelijke strategie zag. Frankrijk werd, aldus de auteur, met succes ingedamd, het land zou drie kwart eeuw geen bedreiging meer vormen. Dat netto resultaat werd bereikt in opgeteld veertig jaar oorlog tussen 1672 en 1712. De tussentijdse vredes waren feitelijk gevechtspauzes, min of meer vergelijkbaar met het Twaalfjarig Bestand tijdens de Tachtigjarige Oorlog. De vergelijking met die strijd tegen de Spaanse tirannie roept ook vragen op: hoe kan het dat die tachtigjarige strijd zo in ons geheugen is blijven voortleven, terwijl dat voor dit vier decennia durende conflict veel minder het geval is? Waarom kennen we politieke leiders als Heinsius, Fagel, Van Slingeland en Hop nauwelijks en hun militaire tegenvoeters al helemaal niet?
Deze ‘Veertigjarige oorlog’ bestond uit de Guerre de Hollande (aldus Franse historici) van 1672-1678, de Negenjarige Oorlog (1688-1697) en de Spaanse Successieoorlog (1702-1712). De Vrede van Utrecht maakte een einde aan deze conflicten.
Universele monarchie
Van Nimwegen brengt de politieke en vooral de militaire krachtmeting tussen 1672 en 1712 goed voor het voetlicht. Slag na slag en jaar na jaar trekt de strijd tussen de partijen aan de lezer voorbij. Aan de geallieerde kant bevonden zich steeds wisselende coalities van landen die zich naar eigen zeggen wilden verdedigen tegen het streven naar een ‘universele monarchie’ onder Franse leiding. Onbetwistbaar leider was Willem III wiens gezag na het afwenden van de Frans-Brits-Duitse aanval op de Republiek in 1672 in eigen land onaantastbaar was geworden. Willem was, als ik van Nimwegen goed lees, een groot organisator, een goed strateeg en een dapper soldaat, maar als tacticus op het slagveld nogal eens te impulsief, waardoor de Staatse verliescijfers vaak hoog opliepen. Het bijzondere was dat de Republiek dat kon hebben: de reserves waren groot genoeg om verliezen snel weer aan te zuiveren.
De eerste helft van deze veertig jaar is nog wel redelijk bekend. De schok van de bijna ondergang in Rampjaar 1672 leidde tot mobilisatie van de enorme financiële reserves die de Republiek had opgebouwd en tot hervorming van het landleger tot een uiterst effectieve strijdmacht. Dat landleger was – van Nimwegen is er trots op en meldt het diverse keren – in de decennia voor en na 1700 misschien wel het beste van Europa, zij het dat cavalerie lange tijd achterbleef bij de infanterie. Betere geweren maar vooral training, discipline, motivatie en een sterk kader verklaren die slagkracht. De vloot bleef imponeren. Beroemd is natuurlijk Willem ’s strategische meesterzet in 1688: de verovering van de Britse kroon voor zichzelf en zijn vrouw. Een vloot van honderden schepen zette een leger over dat in Londen de bakens verzette en Engeland aan de Staatse kant bracht. Tot 1712 zouden Engeland en de Republiek samen met de Habsburgers uit Oostenrijk en Spanje ruimschoots opgewassen zijn tegen de Franse gigant.
Slopen
Veel minder bekend is de tweede helft van die veertig jaar. In talloze bloederige veldslagen probeerden de beide partijen elkaar te ‘slopen’, zoals de auteur dat plastisch uitdrukt. Een andere tactiek was het ‘kaalgrazen’ van elkaars platteland: roven, plunderen, brandschatten. Verder ging het om vestingbouw en de inname van steden, waarbij artilleristen als Menno van Coehoorn zich onderscheidden. Het ging uiteindelijk steeds meer om een uitputtingsoorlog. Elk van die slagen komt uitgebreid aan bod, geïllustreerd met kaartjes en voorzien van telkens omstreden verliescijfers. Die veldslagen vonden in heel Europa plaats: behalve in de Zuidelijke Nederlanden ook in Spanje, Duitsland en Italië. Voor de lezer krijgt het boek daarmee soms het karakter van een wedstrijdverslag en een opsomming. De legers werden groter en dodelijker en de verliezen groeiden mee naar soms bijna Eerste Wereldoorlogachtige proporties: op 11 september 1709 sneuvelden in de slag bij Malplaquet bijna 40.000 man, waarvan een kwart Nederlanders.
Bataille
‘Ik ben erg blij , dat u niemand van de uwen in de afschuwelijke bataille verloren hebt. Elke dag zien wij officieren op krukken gaan. … Er is hier ook een edelman uit de Elzas…, die is net zo toegetakeld. Het is afschuwelijk alles wat men nu hoort en ziet’.
– Brief van Elisabeth Charlotte van de Palts, (1652-1722), schoonzus van Lodewijk de XIV n.a.v. de slag bij Malplaquet (pag. 20)
Uiteindelijk eindigde het duel tussen de twee allianties in een soort remise. De Fransen, uitgeput door de meerfrontenoorlog en enkele malen geteisterd door hongersnood, slaagden er desondanks in een deel van hun veroveringen in wat nu Noord-Frankrijk is te houden; de Republiek legerde militaire garnizoenen in de Zuidelijke Nederlanden en bouwde zo een eigen ‘Maginotlinie’ tegen Frankrijk; de Oostenrijkers namen er de rol van de Spanjaarden over terwijl de Engelsen die afspraken garandeerden. Ook over Spanje, Italië en Duitsland werden de partijen het uiteindelijk eens. Was dat resultaat te mager? Van Nimwegen benadrukt dat de Republiek zijn oorlogsdoelen wel degelijk wist te bereiken. Dat Frankrijk niet nog verder kon worden teruggeduwd naar de grenzen van de jaren ’60, was te wijten aan Engeland, dat dreigde de coalitie te verlaten en aan aparte besprekingen met Frankrijk was begonnen.
Marlborough
Terug naar de beginvraag: waarom kennen we die Vrede van Utrecht van 1713 zo veel minder dan die van 1648, de Vrede van Munster? Misschien omdat de strijd zich – behalve aan het begin – niet op Nederlands grondgebied afspeelde. De oorlog was voelbaar in de portemonnee en pijnlijk waar het ging om verliescijfers, maar toch ook een ver van mijn bed show. De jonge natie zelf werd niet in zijn existentie bedreigd, zoals in 1672 of tijdens de Tachtigjarig Oorlog. Misschien ook omdat historici zich liever richten op de hoogtijdagen van de Republiek dan op het aflopende tij. Wellicht ook omdat de onmisbare bijdrage die de Republiek aan die beteugeling van Frankrijk leverde overschaduwd werd door de grotere rol van Engeland (John Churchill alias de eerste Hertog van Marlborough) en Oostenrijk. Niettemin was die rol aanzienlijk.
Een paar kanttekeningen tenslotte. Willem III is de grote held van dit verhaal. Des te opvallender is dat zijn dood de lezer overvalt. Ineens is de koning-stadhouder ziekelijk, ziet zijn dood naderen en sterft op 52-jarige leeftijd, in 1702, zijn levenswerk onvoltooid. Iets meer aandacht daarvoor was logisch geweest. Ander punt: dat Van Nimwegen in zijn ondertitel rept van ‘de strijd van de Nederlanders’ tegen de Zonnekoning is een anachronisme. Nederland bestond nog niet. Dat saamhorigheidsgevoel moest nog rijpen, wat ook blijkt uit de soms eigenzinnige opstelling van de noordelijke provincies. Brabanders en Limburgers zouden ruim honderd jaar later nog weinig nationaal voelend zijn toen België zich in 1830 van het Koninkrijk afscheidde. Derde punt is dat de nadruk in het boek wel erg ligt op het ‘winnen’ van veldslagen en het ‘beste’ leger hebben waarbij de opsomming van menselijke verliezen over en weer wat plichtmatig blijft. Dat maakt dit boek soms te veel een traditioneel oorlogsverhaal. Tenslotte is de vertaling van allerlei begrippen niet consequent, zodat de lezer het spoor een enkele keer bijster raakt.
Niettemin komt de correctie die Van Nimwegen wil aanbrengen op het bestaande beeld goed over: de Republiek stond in die decennia rond 1700 nog wel degelijk zijn mannetje en bereikte in een lange en kostbare oorlog middels het vredesverdrag van Utrecht van 1713 zijn doelen: veiligheid aan zijn zuidelijke grenzen. Daarna was het wonden likken en uithijgen geblazen.
Boek: De veertigjarige oorlog – Olaf van Nimwegen
Ook interessant: De bijzonder bloedige Slag bij Malplaquet (1709)