Het is een constante in de wereldgeschiedenis: rustige periodes van vrede worden afgewisseld door rumoerige tijden van oorlog. Of, beter gezegd, al millennia lang wordt op ƩƩn plek in de wereld een verbitterde oorlog uitgevochten, terwijl elders een fragiele vredesperiode is aangebroken.
Aanstichters en slachtoffers
Holslag laat zien dat de westerse landen, Nederland niet in de laatste plaats, in de laatste paar eeuwen op wereldwijde schaal veel (voor hen) succesvolle oorlogen uitvochten, andere landen koloniseerden en natuurlijke grondstoffen en rijkdommen exploiteerden. Maar daarin staan de westerse landen zeker niet alleen. Neem China. Hoewel dat land zich graag beroept op confucianistische principes, kent ook die wereldmacht een eeuwenoude geschiedenis van kolonisatie, gepaard gaande met grof geweld. Zo is het grootste gedeelte van het grondgebied van de huidige Volksrepubliek China, zo laat Holslag zien, in het verleden gekoloniseerd door Han-Chinezen.
Naast de kolonisatie-oorlogen komt er uiteraard nog een hele rits aan grote en kleine militaire conflicten op vrijwel alle continenten aan de orde: oorlogen tussen de Mogols en het Chinese Rijk, de islamitische kaliefen die over de Dar al-Harb ten strijde trokken, de Franse koning Lodewijk XIV versus het Habsburgse Spanje, de christelijke kruisvaarders tegen de Seltsjoeken, talloze conflicten tussen boeddhisten en hindoestanen, de Egyptische koning die in de negende eeuw voor onze jaartelling de Levant introk om zijn voormalige bondgenoot de koning van Israƫl te steunen en de oorlogen tussen Chinese heersers met zowel nomaden als het Koreaanse koninkrijk Goguryeo. Kortom, oorlog is een permanent terugkerend verschijnsel in de wereldgeschiedenis, waar alle landen aanstichter, deelnemer, slachtoffer en oplosser van zijn.
Verhevenheid
Oorlogen zijn dus een universeel verschijnsel, waaraan vaak dezelfde oorzaken ten grondslag liggen. Zo is het beƫindigen van een oneerlijke of onrechtvaardige wereldorde, voortkomend uit aangedaan onrecht of vernederingen uit het verleden, een steeds terugkerende reden om de wapens op te pakken. Hannibal, inclusief beruchte krijgsolifanten, koerste bijvoorbeeld op Rome af om wraak te nemen voor de nederlaag van Carthago in de Eerste Punische Oorlog en Hitler ontketende de Tweede Wereldoorlog onder meer uit wrok voor al het onrecht dat Duitsland door het Verdrag van Versailles was aangedaan.

Een tweede veelvuldig gebruikt argument om oorlog te gaan voeren is het brengen van beschaving naar volkeren of om kleine mogendheden ’te beschermen’ tegen de agressie van anderen. De grote broer, die het, naar eigen zeggen, met de allerbeste bedoelingen voor zijn kleine broertje op wil nemen. Zo voerde het Sassanidische Rijk in de derde en vierde eeuw herhaaldelijk strijd met de Romeinen vanwege vermeend onrecht aangaande de bufferstaat ArmeniĆ«. Of neem de Nederlanders die, met de welbekende ‘voogdijgedachte’ in het achterhoofd en met het welberuchte pistool in de hand, IndonesiĆ«rs wilden ‘opvoeden’, de Amerikanen die meenden de Irakese bevolking te moeten bevrijden van de grote boze dictator Saddam Hoessein of de rechtstreekse militaire interventie van Rusland in de Syrische burgeroorlog, omdat de Syrische overheid – of wat daarvoor moet doorgaan – de Russen formeel om hulp heeft gevraagd in de strijd tegen rebellen, jihadisten en andere oproerkraaiers. Voorbeelden te over.
Aan beide redenen ligt ƩƩn gedachte ten grondslag, namelijk de veronderstelde verhevenheid van het eigen doen en denken. Hoezeer grote mogendheden ook beloven dat zij een rechtvaardigere nieuwe orde voorstaan en hoezeer zij zich ook beroepen op een hoge moraal – vaak mondt juist die strijd voor rechtvaardigheid en die wedijver om het morele gelijk uit in geweld. Het rotsvaste geloof in de zuiverheid van het eigen handelen is dus, aldus Holslag, het belangrijkste ingrediĆ«nt voor oorlog.

Mondiale benadering
Deze onderliggende oorzaken kan Holslag ontwaren doordat hij in zijn boek bewust een mondiale benadering kiest. Door het kiezen van dat perspectief is hij namelijk in staat om verbanden te leggen die specifieke regio’s of historische periodes overstijgen. Daardoor toont hij aan dat oorlog van alle tijden is ā en van alle tijden zal zijn. Een ontnuchterende conclusie.
Ook behandelt dit boek – en dat is een tweede verdienste van Holslag – niet alleen (de oorzaken van) oorlogen, maar kijkt hij tevens naar wat oorlog voor de ‘gewone mens’ betekent, hoe diplomaten op het geopolitiek toneel wanhopig naar oplossingen zoeken en wat vredesperiodes nu daadwerkelijk betekenen. Dat levert eveneens ontnuchterende conclusies op: vrede is namelijk niet per definitie een conflictloze periode. Het ontbreken van een externe vijand zorgt er vaak voor dat juist interne, sociale conflicten aan de oppervlakte kunnen komen.
De mondiale benadering is tevens een risico. Doordat Holslag zo’n brede scope kiest kan hij geen enkel conflict tot in detail bestuderen, waardoor hij het gevaar loopt specifieke historische omstandigheden te negeren. De zorgvuldigheid van Holslags onderzoek ondervangt dat probleem echter goeddeels. Een tweede valkuil – die overigens minder goed wordt ondervangen – is dat het boek soms aanvoelt als een enorm feitenrelaas: oorlog na oorlog, hoofdrolspeler na hoofdrolspeler en jaartal na jaartal worden in no-time op de lezer afgevoerd. Die duizelingwekkende stortvloed aan informatie zorgt ervoor dat de lezer wat overweldigd achterblijft – maar misschien zet dat Holslags boodschap juist extra kracht bij.
Remedie
Holslags ontnuchterende, actuele en tot nadenken stemmende boek illustreert eens te meer dat periodes van stabiliteit vaak fragiel en precair zijn. Toch zijn juist die vredesperiodes het koesteren waard. Daarom pleit Holslag voor meer nederigheid, gevoeligheid en inlevingsvermogen ā die opstelling is de beste remedie tegen oorlog.
Boek: Vrede en oorlog – Een wereldgeschiedenis