Top 50 Jiddische woorden in het Nederlands

4 minuten leestijd
1
De Jodenbreestraat in 1884 vanaf de Portugese synagoge. Uiterst links het Anatomisch Laboratorium, in het midden de achterkant van de Zuiderkerk (Stadsarchief Amsterdam)
De Jodenbreestraat in 1884 vanaf de Portugese synagoge. Uiterst links het Anatomisch Laboratorium, in het midden de achterkant van de Zuiderkerk (Stadsarchief Amsterdam)

Het Jiddisch is de Hebreeuws-Duitse mengtaal van de Joden die zich in de zeventiende eeuw in de Nederlanden – met name in Amsterdam – vestigden. Op markten, in winkels en cafés spraken deze Joden hun eigen taal. Uiteindelijk kwamen veel woorden zo in het Amsterdamse dialect terecht, ook in hogere kringen in die stad, en verspreidden zich later over heel Nederland. Niet alleen vanuit Amsterdam, maar ook vanuit plaatsen met (relatief) veel Joodse inwoners zoals Enschede, Groningen en Winschoten.

Historiek stelde naar eigen smaak een top 50 samen van de mooiste en fraaiste Jiddisch-Nederlandse woorden. Ter lering en vermaak:

Nummer 1 t/m 10

bolleboosslimmerik (van ba’al haba’jit = vader van het huis)
gabbervriend (van chaveer = vriend, maat, kameraad)
hoteldebotelin de war, volledig van slag, stapelgek, dolverliefd. Lees ook dit artikel over hoteldebotel
mesjoggegestoord, gek
geinplezier, lol (van chen = pret, behagen)
jattenhanden, ‘klauwen’. Bijv.: ‘Blijf met je jatten van een ander af!’ (van jad, wat ‘hand’ betekent)
sjacheraarbeunhaas
geteisemuitschot, slecht volk (van chatat = zondeoffer)
penozeboeven, onderwereld (van parnasa = werk, broodwinning)
kapsoneshoogmoed
Corry van Gorp en André van Duijn in de tv-serie Hotel de Botel, 1975. Door deze show werd hert woord 'hoteldebotel' in heel Nederland bekend. Bron: Wikimedia.
Corry van Gorp en André van Duijn in de tv-serie Hotel de Botel, 1975. Door deze show werd het woord ‘hoteldebotel’ in heel Nederland bekend. Bron: Wikimedia.

Nummer 11 t/m 20

schlemielarme man, loser, kneusje
geen tittel of jotahet allerkleinste. De tittel en jota zijn de twee kleinste tekens uit het Hebreeuwse alfabet. Bekend geworden als gezegde: ‘ergens geen (tittel of) jota van snappen’: je snapt er dan helemaal niks van, zelfs het allerkleinste, de meest eenvoudige lettertjes en tekentjes (de tittel en jota) begrijp je niet. De ’tittel en jota’ worden genoemd door Jezus van Nazareth in het Bijbelboek Mattheüs 5: 17-18.
Mokumlett.: ‘plaats A’, makom, verwees naar de plaats Amsterdam. Rotterdam werd eerst Mokum Resh (plaats R) genoemd door de Joden. Maar Mokum is dus bekend geworden als aanduiding voor (een deel van) Amsterdam
achenebbisjarmoedig, rommelig. Dit woord is door lezers van Het Parool in 2006 uitgeroepen tot het mooiste Amsterdamse woord. Het kreeg de voorkeur boven concurrenten als pikketanussie, attenoje, drijfsijssie en Mokum.
bajesgevangenis (van bajit = huis)
majemwater, regen (vooral in Amsterdams dialect, van majiem = water)
gajesuitschot, slecht volk (afkomstig van het woord voor ‘dierenkhayes).
‘Daar ga je!’Proost! (ontleend aan lechajiem = ‘op het leven!’)
kafferboer, lomperd. Afkomstig van kofer, dat ‘ketter’ betekent (vgl. met het Arabische woord kafir).
gozerkerel, makker (van chatan = bruidegom)



Nummer 21 t/m 30

pleiteweg, verdwenen. ‘Zullen we pleite maken!’ (‘Zullen we weggaan?’, van pleta = vlucht)
mazzelgeluk
meierbenaming voor biljet van 100 gulden (van mei’oh = honderd)
gotspeonbeschaamde brutaliteit, vrijpostigheid
koosjerin orde, oké, zuiver
‘Alles kits?’kits komt (als gies) uit het Jiddisch en betekent ‘goed’.
gappenstelen
pieremachochel (of piermegoggel)naam voor een waggel bootje, een gammel schip of een log voorwerp; in negatieve zin wordt deze term gebruikt als schertsende benaming voor een dik of log persoon. Vroeger betekende ‘pieremachochel spelen’: gemeenschap hebben met een vrouw).
tofgoed
stiekemheimelijk
Laatste briefje van 100 gulden (muntenkabinet.nl)
Voorlaatste briefje van 100 gulden (muntenkabinet.nl)

Zie ook: Nostalgie – bankbiljetten uit het guldentijdperk

Nummer 31 t/m 40

gallischboos, wrevelig
porem (of: ponem)gezicht
sjoegekennis, begrip, benul
lefdurf (van lev = hart)
joetbiljet van 10 (gulden). Afkomstig van jod, het tiende karakter uit het Hebreeuwse alfabet.
smerisscheldwoord voor een politieagent (van shomer = wachter)
ramsjongeregeld goed, rommel. In de boekenwereld staat ramsj voor nieuwe, niet eerder verkochte boeken die door de uitgever via boekhandels tegen spotprijzen worden verkocht (onder de standaard boekenprijs), omdat ze het niet goed doen in de verkoop. Ramsj slaat dus op nieuwe, goedkope boeken en niet op antiquariaten of tweedehands boeken.
stennisophef, kabaal, stampij (stennis schoppen, stennis maken)
rambam“de ziekte”. Bijv. ‘Krijg de rambam! – verkort uit de persoonsnaam Rabbi Mōshe ben Maimon, meer bekend onder zijn wetenschappelijke naam Maimonides (1135-1204), de grootste joodse geleerde van de Middeleeuwen en arts, wat kan verklaren dat de rambam de suggestie van een ziekte oproept.
togus (tokus)achterwerk, kont, tegenwoordig ook gebruikt als aanduiding van het mannelijk lid aan de voorzijde. Een aardig, aanvullend woord is hier de combinatie van nr. 40 en nr.32: togusponem, wat in boeventaal ‘blotekontengezicht’ betekent.
Ramsjafdeling in een boekhandel in Maastricht (wiki)
Ramsjafdeling in een boekhandel in Maastricht (wiki)

Nummer 41 t/m 50

mazzeltofgefeliciteerd, gelukgewenst (lett. ‘goed geluk’)
smoesexcuus, uitvlucht (van schmuck/sjmoes, lett.: ‘mist maken’)
noppesniets. Bv. Iets voor noppes krijgen, dus: gratis en voor niets
soreszorgen, problemen (van tsarot = benauwdheid, moeilijkheden).
jofelfijn, goed (van jafe = mooi, aangenaam, nuttig). Vb. Iemand die niet jofel is, is niet helemaal bij zijn verstand.
snikkelverhullende term voor het mannelijk geslachtsdeel
miesgasserakelig persoon, naar iemand, vervelende gast
gallemiezestuk, kapot, blut. De uitdrukking naar de gallemiezen gaan is hieraan ontleend
wieberenwegwezen, oprotten (plat Amsterdams, ontleend aan Jiddisch)
goochemerdslimmerik

En net buiten de top 50 vielen deze woorden en gezegden

sjoemelen, misjpoge, versjteren, nebbisj, snaaien, schorremorrie, sappelen, de mist ingaan, nakketikker, kinnesinne, sof, ratsmodee, heibel, kloffie, lawaai, sjofel, afgepeigerd zijn, linkmiegel, iets in de ‘smiezen’ hebben, pulsen (woord dat tijdens de Tweede Wereldoorlog werd gebruikt als de nazi’s na een razzia Joodse huizen leeghaalden, wat gebeurde door verhuizer Abraham Puls), tofelemonen, habbekrats, gezwans, vernachelen, alterwetsj, et cetera.

Niet uit het Jiddisch afkomstig, maar uit het Bargoens, zijn deze begrippen (hoewel ze Jiddisch lijken):

schorem en schnabbel

Boek: Gids van joods erfgoed in Nederland

Links naar andere taaloverzichten:

Bronnen

Boeken
– Justus van de Kamp en Jacob van der Wijk, Koosjer Nederlands: Joodse woorden in de Nederlandse taal (Amsterdam: Uitgeverij Contact, 2006).
– Marissa van der Valk, Jofel Jiddisj. Van achenebbisj tot zwansen (Amsterdam: Veen, 2003).

Internetsites:
https://ghdesign.home.xs4all.nl/jiddisch/jidisch.html
http://www.sofeer.nl/woordenlijst/abc_barg.htm
http://synagogeenschede.nl/s/b/joodsewoorden.asp
http://www.amsterdam-nu.nl/woordenlijst/2776-jiddische-woorden-in-het-nederlands.html
http://www.anstuin.nl/mokum.html
http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/article/detail/2609546/1999/10/15/Grasduinen-in-een-duizend-jaar-oude-taal.dhtml
http://www.mokums.nl/cursus_amsterdams.html
http://www.zuidelijkewandelweg.nl/archief/poezie/idioom.htm

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
1 Reactie
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
1
0
Reageren?x
×