‘Beware the Ides of March’, zei de waarzegger tegen Julius Caesar in het gelijknamige toneelstuk van Shakespeare. Maar niet alleen Julius Caesar werd op 15 maart vermoord. In Berlijn werd op die dag in 1921 Talaat Pasja uit de weg geruimd. Hij was de voormalig grootvizier van het Ottomaanse Rijk en de belangrijkste architect van de Armeense Genocide.
De genocide
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden tussen de 1 à 1,2 miljoen Armeniërs vermoord door het Ottomaanse Rijk, samen met enkele honderdduizenden Arameeërs en Pontische Grieken. Architecten van de Armeense Genocide waren de drie pasja’s: minister van binnenlandse zaken (en vanaf 1917 grootvizier Talaat Pasja, minister van Oorlog Enver Pasja en minister van Marine Djemal Pasja. Talaat Pasja gaf in 1915 het bevel om de Armeniërs te deporteren, met als doel ze uit te roeien.
In de nacht van 2 op 3 november 1918, als het Ottomaanse Rijk de oorlog heeft verloren, ontvluchtten de drie pasja’s Istanbul met een Duitse duikboot. De bestemming was Berlijn. In 1919 werd het trio bij verstek ter dood veroordeeld door een Turks tribunaal in Istanbul. Groot-Brittannië en de sultan wilden dat de drie pasja’s zouden worden uitgeleverd. Het Duitse Rijk wilde wel meewerken, maar dan moest men wel bewijzen dat de beschuldigingen waar waren en de verdachten moesten traceerbaar zijn. Ergo: er gebeurde niets. De Britten riepen daarom samen met de Armeniërs Operatie Nemesis in het leven, genoemd naar de Griekse wraakgodin, om de architecten van de Armeense Genocide te vermoorden.
De moord
Negen dagen voor zijn dood sprak Talaat Pasja uitgebreid met de Britse agent Aubrey Herbert. Ze maakten enkele afspraken in een park in een Duitse stad. Talaat Pasja vertelde dat hij van plan was om naar Ankara te gaan, om zich aan te sluiten bij de Turkse nationalisten die een tegenregering hadden gevormd tegen de sultan in Istanbul. Ook zei Talaat dat hij niks tegen Groot-Brittannië had, maar waarschuwde hij de Britten wel om een nieuw en gunstiger vredesverdrag met de Turken te sluiten, want anders zouden ze de Pan-Turkse beweging op hun dak krijgen.
Het proces tegen Tehlirian, dat op 2 juli van start ging, was sensationeel. Hij werd aangeklaagd voor moord, maar het proces ging vooral over de Armeense Genocide. Hiervoor werden ook Duitse militairen als getuigen opgevoerd, die tijdens de Eerste Wereldoorlog als verbindingsofficieren voor het Ottomaanse Rijk hadden gewerkt en de wreedheden tegen de Armeniërs dus met eigen ogen hadden gezien. Een van deze officieren was Armin T. Wegner, die tijdens de Armeense Genocide honderden foto’s had gemaakt en stiekem naar het Duitse Rijk had gesmokkeld. Mede dankzij zijn getuigenis besloot de jury, na ruim een uur te hebben gedelibereerd, om Tehlirian vrij te spreken. Hij zou tijdelijk krankzinnig zijn geweest en dus ontoerekeningsvatbaar.
Nazi’s
Hitlers grote voorbeeld, naast natuurlijk de Italiaanse dictator Mussolini, was niet Talaat Pasja maar Kemal Atatürk. De vader van het moderne Turkije had begin jaren twintig de Grieken verslagen en de vernederde Vrede van Sèvres van 1920 ongedaan gemaakt. De Duitsers konden hier een voorbeeld aan nemen, om zo onder het Dictaat van Versailles uit te komen.
Niettemin had Hitler ook waardering voor Talaat Pasja. Op 25 februari 1943 werden de overblijfselen van Talaat Pasja op bevel van Hitler vanuit Berlijn naar Istanbul vervoerd, met militair eerbetoon. Talaat Pasja werd begraven onder het Monument voor de Vrijheid (Ābide-ʾi Ḥürrīyet). De architect van Holocaust eerde op de deze manier de architect van de Armeense Genocide. De tombe van Talaat Pasja staat er nog steeds.
~ Ewout Klei
Eerder gepubliceerd op Jalta
Lees ook: De Armeense genocide (1915)