Aladin en Ali Baba werden mogelijk in Parijs bedacht

5 minuten leestijd
Scène uit Ali Baba en de veertig rovers - Albert Robida
Scène uit Ali Baba en de veertig rovers, verbeeld door Albert Robida

Het Institute du Monde Arabe op de linker Seine-oever in Parijs is met zijn strakke façade van talloze rijkversierde vensters een blikvanger die op zonnige dagen met de hemel lijkt te versmelten. Deze ‘Erfenis aan het Franse Volk’ van voormalig president François Mitterand (1916-1996) biedt onderdak aan een museum voor Arabische kunst, een bibliotheek en onderhoudt banden met de beroemde Sorbonne-universiteit en het Collège de France.

Het was deze plaats van kennis en wetenschap over de Arabische wereld die zo’n tien jaar geleden opheldering verschafte over de oorsprong van een aantal zeer bekende sprookjes, die al drie eeuwen lang voor het slapen gaan aan kinderen worden voorgelezen, namelijk die van Ali Baba en de veertig rovers en Aladin en de wonderlamp. Van Aladin bestaan inmiddels tientallen verschillende versies, maar van geen enkele daarvan is de totstandkoming met zoveel geheimzinnigheid omgeven als het origineel.

Institute du Monde Arabe
Deel van de geve van het Institute du Monde Arabe in Parijs (CC BY 2.0 – Fred Romero – wiki)
Eind zeventiende eeuw was in het Syrische Aleppo een zekere Hannah Diyab (1688-?) werkzaam bij een handelsagentschap voor Franse kooplieden in Marseille. De jongeman was half-wees en moest opboksen tegen zijn dominante broer. Toen hij achttien jaar was geworden besloot hij dit bestaan te ontvluchten om de wereld te gaan verkennen. Hij had een Fransman genaamd Paul Lucas (1664-1737) leren kennen die in opdracht van de koninklijke academie de Oriënt was gaan bereizen om munten, documenten en kunstobjecten te verzamelen. Lucas was na aankomst in Aleppo op zoek gegaan naar een manusje-van-alles dat hem kon helpen bij het vertalen, gidsen en onderhandelen en had al snel door dat Diyab daarvoor de aangewezen persoon was.

Betoverend Parijs

De Syriër sprak Arabisch, Turks, Frans, Italiaans en een klein beetje Provençaals. Samen maakten ze een lange reis door Cyprus, Egypte, Tunesië, Italië, Marseille en tenslotte naar Parijs, waar ze in het najaar van 1708 arriveerden. Ze namen er hun intrek in een woning op de Pont Saint-Michel, waar Diyab dagelijks vol verwondering de klokken van de Notre Dame hoorde luiden. Aangezien er in Aleppo überhaupt geen kerkklokken waren had dit een betoverende werking op hem. Als Maronitische christen interesseerde hij zich voor religie, monumenten en gastronomie en hield nauwgezet al zijn observaties bij. Zo beschreef hij de ziekenhuizen Hôtel Dieu en La Salpêtrière, de winter van 1709 die de strengste sinds mensenheugenis was en de pracht en praal van het koninklijke paleis in Versailles.

Eerste Europese versie van Duizend-en-één-Nacht van Antoine Galland én Hannah Diyab, ca. 1730
Eerste Europese versie van Duizend-en-één-Nacht van Antoine Galland én Hannah Diyab, ca. 1730 (CC BY-SA 4.0 – Osama Shukir Muhammed Amin – wiki)

Assistent van de bibliothecaris

Diyab bezocht samen met Paul Lucas ook koning Lodewijk XIV in Versailles om een kooi met woestijnspringmuizen te tonen. Aan het hof was men enthousiast over deze beestjes, maar de vreemde oosterling met zijn grote snor, tulband en kaftan trok al snel meer aandacht. Bovendien bracht Paul Lucas hem in contact met een wetenschapper die aan het Collège de France de Arabische taal onderwees: Antoine Galland (1646-1715). Die was op dat moment bezig met de vertaling van een veertiende-eeuws manuscript met de titel Duizend-en-één-Nacht en vroeg Diyab om het daarbij te helpen, zo beschreef laatstgenoemde het tenminste in 1763 in zijn levensverhaal.

Antoine Galland
Begin achttiende eeuw vertaalde Antoine Galland het manuscript ‘Duizend-en-één-nacht’ in het Frans.
Hij noteerde hierover dat hij de bibliothecaris van de koning getroffen had, die klassiek Arabisch met hem kon spreken en bezig was om Arabische sprookjes voor het Franse lezerspubliek toegankelijk te maken. Diyab vervolgt dan dat er enkele sprookjes ontbraken en dat hij die aan Galland vertelde, zonder daar verder specifiek over te zijn. En dat laatste is jammer, omdat het er alle schijn van heeft dat hij een belangrijke rol speelde bij de overlevering van de sprookjes die Galland publiceerde.

De Oriëntalist Galland trof de Syriër meerdere malen om samen het manuscript te ontcijferen. Toch wordt Hannah Diyab in de publicaties van Galland nergens genoemd. Alleen zijn latere levensverhaal geeft uitsluitsel over de belangrijke bijdrage die hij als jongeman leverde aan de totstandkoming van de Sprookjes van Duizend-en-één-Nacht.

Weeskinderverhalen

Het boek van Antoine Galland was meteen een groot succes en pas in de loop van de vorige eeuw begonnen er twijfels te ontstaan rond de oorsprong van een aantal verhalen die door literatuurwetenschappers als de ‘weeskinderverhalen’ betiteld werden. Tot op heden zijn er namelijk geen Arabische bronnen voor gevonden.

Arabisch manuscript van Duizend-en-een-nacht, waarschijnlijk 14e-eeuws
Arabisch manuscript van Duizend-en-een-nacht, waarschijnlijk 14e-eeuws
Sprookjeskenners zijn van mening dat hun structuur en plotwendingen erg Europees, en vooral Mediterraan, aandoen en vermoeden dat ze door Hannah Diyab zijn bedacht. Daartoe behoren de beroemdste vertellingen van Duizend-en-één-Nacht, namelijk die over Aladin en Ali Baba. Dat juist deze in Europa zo populair werden moet worden toegeschreven aan het feit dat ze zich weliswaar in de Oriënt afspeelden, maar hun vertelwijze allerminst Oosters is.

Mogelijk heeft de Syriër Antoine Gallant dus voor de gek gehouden. De sleutel tot dit geheim ligt vermoedelijk besloten in diens eigen vertellingen die zich in de bibliotheek van het Vaticaan bevinden. In 2015 vertaalden drie academici het reisbericht van Hannah Diyab in het Frans en wreven toen bij wijze van spreken over de wonderlamp van Aladin. De overeenkomsten tussen Aladin en Diyab zijn namelijk erg opvallend. Beiden verloren op jonge leeftijd hun vader en werden door een ‘oom’ uit een ver land geholpen. Deze maakte Aladin vertrouwd met edelstenen en kostbare stoffen en nam hem mee naar een grot waarin zich een lamp bevond.

Parallelen

Afbeelding van ‘Aladin en de Wonderlamp’ uit de eerste druk van de sprookjes van ‘Duizend-en-één-Nacht’.
Afbeelding van ‘Aladin en de Wonderlamp’ uit de eerste druk van de sprookjes van ‘Duizend-en-één-Nacht’.
Hannah Diyab bevond zich in een vergelijkbare situatie toen hij Paul Lucas uit het verre Frankrijk tegenkwam, die voor hem een leermeester werd net als de oom van Aladin. Toen ze Aleppo verlieten, zo meldde Diyab in zijn latere reisbericht, ontdekten ze een diepe holte achter een rotsblok die doet denken aan de wondergrot uit ‘Aladin’. En wat troffen ze in die grot aan? Een kostbare lamp!

En zo bevat het sprookje nog meer autobiografische elementen van Hannah Diyab. Niettemin werd het een wereldsucces, dat bewerkt werd voor de opera, cinema, speelfilms en televisieseries, zonder dat de Syriër ook maar één keer werd genoemd. Die verliet in het najaar van 1709 Parijs om naar zijn thuisstad Aleppo terug te keren, waar hij als lakenhandelaar zijn geld ging verdienen. Net zoals Aladin…

Trailer van de meest recente verfilming van ‘Aladin en de wonderlamp’

Disney, 2019

Boek: De vertellingen van duizend en een nacht

Bronnen

-Arte TV Invitation au Voyage/ Stadt, Land & Kunst 14-06-2024

Marc Busio (1970) is chemisch technoloog en amateurhistoricus, gespecialiseerd in industrieel verleden. Naast Historiek publiceert hij regelmatig artikelen op zijn eigen website www.fabriekofiel.com en in het tijdschrift 'Erfgoed van Industrie en Techniek'.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×