Begin negentiende eeuw ontspon zich tussen Griekse vrijheidsstrijders en het Ottomaanse Rijk een hevig conflict dat al snel ontaardde in een niets ontziende oorlog waarvan de naweeën nog steeds nazinderen. Een relaas over een minder fraai hoofdstuk uit de geschiedenis: het bloedbad van Chios.
Een kijk op wat voorafging
Eind mei 1453 slaagde sultan Mehmet II (1432-1481) erin om na een maandenlange belegering Constantinopel in te nemen wat meteen het begin inluidde van de Ottomaanse hegemonie over het oostelijke Middellandse Zeegebied en de daaropvolgende decennia de weg vrijmaakte voor een verdere expansie in de Peloponnesos en de Balkan. Onder het bewind van sultan Süleyman de Grote (1494-1566) kende het Ottomaanse Rijk zijn hoogtepunt. De Turkse legers veroverden niet alleen grote delen van Noord-Afrika, maar drongen eveneens tot diep in Europa door. Zo werd in 1526 Hongarije geannexeerd en drie jaar later, in september 1529, belegerde Süleyman zelfs Wenen.
De veertiende april 1566 verdreef Piali Pasja (ca. 1515-1578) aan het hoofd van een dertigduizend man sterke troepenmacht de Genuezen op Chios, een eiland in de Egeïsche Zee. En hoewel de eilandbewoners bepaalde privileges mochten behouden, werd de inval met bijster weinig enthousiasme onthaald. Toen in het voorjaar van 1821 op het Griekse vasteland een opstand uitbrak tegen de Turkse overheersers en de revolte algauw oversloeg naar de omringende eilanden, zag ook Chios zijn kans om zich eindelijk van het juk van de Turken te ontdoen. Begin 1822 voegden enkele honderden Griekse opstandelingen van het naburige eiland Samos zich bij de vrijheidsstrijders op Chios en dwongen na hevige gevechten het Turkse garnizoen terug tot in de citadel van de hoofdstad. Een reactie kon moeilijk uitblijven…
De gewelddadige gebeurtenissen
De rebellie had intussen niet alleen op het Griekse vasteland maar ook op de meeste eilanden een dermate grote vorm aangenomen dat sultan Mahmut II (1785-1839) besloot een schrikwekkend voorbeeld te stellen om zo de opstand de kop in te drukken. Met de hulp van de Ottomaans-Egyptische generaal Ibrahim Pasja (1789-1848) bracht Mahmut een grote strijdmacht op de been en viel in april 1822 Chios binnen waarna een ware slachting onder de bevolking plaatsgreep. Alle mannen ouder dan twaalf jaar werden gedood en ook vrouwen en kinderen moesten het ontgelden. Precieze cijfers over het aantal slachtoffers zijn niet bekend, maar naar schatting werden om en bij de vijfentwintigduizend eilandbewoners koelbloedig vermoord en diegenen die niet tijdig wisten te vluchten werden als slaven weggevoerd. Ibrahim Pasja zette nadien zijn strafexpeditie verder, heroverde de Peloponnesos en rukte op tot in Athene. De Griekse onafhankelijkheidsopstand was op bloedige wijze gesmoord…
Ondertussen was de moordpartij die de Ottomaans-Egyptische troepen bij de burgerbevolking van Chios hadden aangericht uitgelekt in de internationale pers en vervulde de publieke opinie in de ganse wereld met afschuw. Het gevolg was dat zowel Groot-Brittannië, Frankrijk als Rusland zich eensgezind achter de Griekse onafhankelijkheidseis schaarden. De Ottomaanse sultan bleef echter koppig iedere vorm van diplomatiek overleg om uit de impasse te geraken van de hand wijzen. Pas nadat een gezamenlijke Brits-Frans-Russische vloot de troepen van Ibrahim Pasja in de Baai van Navarino een verpletterende nederlaag toebracht werden gesprekken schoorvoetend opgestart. Het zou uiteindelijk nog tot in 1832 duren alvorens met het ‘Verdrag van Constantinopel’ een einde kwam aan het Grieks-Turkse conflict en de onafhankelijkheid van Griekenland een feit werd.
Bloedbad van Chios in de kunst
De Franse kunstschilder Eugène Delacroix (1798-1863) maakte kort na de tragische feiten een meer dan vier meter hoog en drie meter breed doek waarop hij in een subtiel kleurenpalet de slachtpartij van de Griekse vrijheidsstrijders op het eiland Chios uitbeeldde. Tegen een bergachtige achtergrond wist Delacroix op indringende wijze de van angst vertrokken gelaatstrekken van de eilandbewoners die gelaten hun lot tegemoet keken op het canvas vast te leggen. Het schilderij werd voor het eerst aan het grote publiek tentoongesteld op het kunstensalon van Parijs in augustus 1824 en vormt nu één van de blikvangers in het ‘Musée du Louvre’.
Kopie
In 2009 werd door de bewoners van Chios een geldinzameling georganiseerd om een kopie van Delacroix’s schilderij aan te kopen bestemd voor het plaatselijk museum. De Griekse autoriteiten in Athene gaven echter geen toelating om het doek op te hangen om, naar eigen zeggen, de goede “Grieks-Turkse relaties” niet in het gedrang te brengen. Het blijft evenwel zeer de vraag of een dergelijke beslissing de wonden tussen beide gemeenschappen ooit zal kunnen helen, laat staan of men hiermee de historische feiten kan verbergen of ontkennen…
Ook interessant: De Armeense genocide (1915)
Boek: De Grieken – Hoe een cultuur zich over de wereld verspreidde