Sommigen menen dat Europa, vanwege de verkiezing van Donald Trump tot Amerikaans president, een nieuw buitenlandbeleid moet voeren, onafhankelijker van de Verenigde Staten. Soortgelijke ideeën zijn niet nieuw: ze passen volledig in de visie van generaal Charles de Gaulle (1890-1970), Frans president van 1958 tot 1969.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog hadden de Verenigde Staten, de Sovjet-Unie en het Verenigd Koninkrijk samen de As-mogendheden verslagen. Na de oorlog kwamen het kapitalistische westen en het communistische oosten echter tegenover elkaar te staan: de Koude Oorlog. Binnen het westen vonden veel landen het vanzelfsprekend dat de VS de leidende macht werd. Frankrijk was sceptischer. Zouden de Amerikanen bij een Russische aanval op West-Europa werkelijk een kernoorlog riskeren om landen aan de andere kant van de Atlantische Oceaan te beschermen? Zekerheidshalve besloot Frankrijk in de jaren vijftig zelf atoomwapens te ontwikkelen.
De Suez-crisis van 1956 bevestigde het Franse wantrouwen. Frankrijk, Groot-Brittannië en Israël probeerden met militaire middelen de nationalisering van het Suezkanaal door Egypte ongedaan te maken. Amerika keurde de operatie af. Omdat Groot-Brittannië financieel afhankelijk was van Amerika, besloot het de campagne te staken – zonder zelfs maar met Frankrijk te overleggen. De Fransen voelde zich in de steek gelaten door beide Angelsaksische landen. De gaf de Franse regering het zetje dat nodig was om het Verdrag van Rome (1957) te ondertekenen.
De Gaulle was dus de eerste noch de enige Fransman die argwaan koesterde tegen Amerika. Eenmaal president maakte hij het een speerpunt van zijn buitenlandbeleid. Tijdgenoten zagen de Koude Oorlog als een ideologisch conflict. Kapitalisme en communisme sloten elkaar principieel uit. De westerse kapitalistische democratische landen aan beide kanten van de Atlantische Oceaan moesten dus wel economisch en militair samenwerken – al was het maar om de Sovjet-Unie, dat na 1945 Oost-Europa onder haar invloedssfeer had gebracht, van verdere expansie af te houden. De Gaulle daarentegen zag het als een conflict van belangen. Ideologieën zag hij als tijdelijke, vergankelijke verschijnselen. Staten zouden daarentegen altijd hun belangen blijven verdedigen.
De Europese landen moesten inderdaad voorkomen dat Rusland (zoals De Gaulle het bleef noemen) hen zou domineren. De blokvorming tussen Oost en West verwierp hij echter. Het ontnam landen hun individuele diplomatieke bewegingsvrijheid. Daarnaast zouden de spanningen tussen de twee blokken de kans op oorlog vergroten. In plaats van een Trans-Atlantisch westers blok streefde hij naar samenwerking tussen Europese staten, ’Europa van de Atlantische Oceaan tot de Oeral’. Europa kon wel samenwerken met Amerika, maar moest zich daar niet aan onderwerpen.
Verschillende belangen
De Gaulle was niet anti-Amerikaans. In zijn ogen hadden Amerika en Europa echter verschillende belangen. Dit bleek uit de Amerikaanse houding ten opzichte van de Europese koloniën. Volgens De Gaulle verhulde de Amerikaanse retoriek over vrijheid en zelfbeschikking enkel het Amerikaanse geopolitieke belang: eenmaal onafhankelijk van Europa, zouden deze nieuwe landen deel worden van het Amerikaanse vrijhandelsimperium. Dan kon Europa beter zelf de band met de voormalige koloniën in stand houden (het moet gezegd worden: hij zette zich in voor de ontwikkeling van Afrika).
Ondanks zijn voorkeur voor pragmatische Realpolitik speelde hier hoogstwaarschijnlijk rancune een rol. Na de Franse capitulatie aan Duitsland in 1940 was De Gaulle naar Engeland gevlogen, waar hij de Fransen opriep de strijd voort te zetten. De Amerikaanse president Franklin Roosevelt zag hem echter niet als belangrijke militaire partner. Winston Churchill bemiddelde weliswaar, maar besefte dat Amerika meer militaire middelen had dan De Gaulle. In de ogen van De Gaulle was dit kenmerkend voor de Britten:
‘de blik is gewend naar de zee, niet naar het continent’.
De Britten zouden altijd Amerika verkiezen boven Europa. Mede daarom blokkeerde hij Britse toetreding tot de EEG. Groot-Brittannië zou maar een Trojaans paard voor de Amerikanen zijn.
Te dominant?
De Gaulle kreeg de andere Europese landen hierin niet mee. De Gaulle – altijd omschreven als iemand die wel bevelen kon uitdelen, maar niet opvolgen – was te dominant. Andere landen zagen niet in waarom Franse overheersing binnen Europa beter zou zijn dan Amerikaanse binnen een verenigd Westen. Amerika had tenminste economisch en militair meer te bieden. Alleen Konrad Adenauer was in de laatste twee jaar van zijn bondskanselierschap (1949-1963) op hand van de Gaulle. De rest van de Duitse politieke elite, inclusief zijn eigen partijgenoten, wilde echter vasthouden aan het bondgenootschap met de VS.
Stond de afkeer van de persoon de uitvoer van diens ideeën in de weg? Opvallend genoeg ontstonden in de jaren zeventig alsnog gesprekken tussen West- en Oost-Europa, culminerend in de Helsinki-akkoorden van 1975. In 2002-2003 verklaarden Duitsland en Frankrijk zich tegen de Amerikaanse invasie van Irak. Diplomaten en buitenlandexperts kunnen onderverdeeld worden in ‘continentalen’ en ‘atlantici’, die beurtelings de overhand krijgen.
Mogelijk betekent het aantreden van Trump dat de Europese diplomatieke slinger richting continentalen beweegt. Dat is eerder gebeurd en hoeft niet blijvend te zijn.
Lees ook: Europa, grillig bondgenoot van de VS
Boek: De man die nee zei – Charles de Gaulle, 1890-1970
Boek: Charles de Gaulle. Op de bres van Europa