Dark
Light

De parallelle levens van Joseph Luns en Paul-Henri Spaak

3 minuten leestijd
Joseph Luns & Paul-Henri Spaak (foto Europees Parlement)
Joseph Luns & Paul-Henri Spaak (foto Europees Parlement)

Ogenschijnlijk waren het tegenpolen, de eeuwige buitenlandministers Paul-Henri Spaak (1899-1972) en Joseph Luns (1911-2002). De Belg Spaak was socialist en atheïst, de Nederlander Luns was conservatief en katholiek. Luns was een machtspoliticus, Spaak een idealist. Desondanks hadden de mannen veel met elkaar gemeen.

Vlag van de NAVO
Vlag van de NAVO
De belangrijkste overeenkomst betreft hun loopbaan: na de Tweede Wereldoorlog bepaalden ze, als minister van Buitenlandse Zaken en als secretaris-generaal van de NAVO, langdurig het buitenlandse beleid van Nederland en België. De carrière van Luns verliep overzichtelijk: in 1938 trad hij in diplomatieke dienst, tot hij in 1952 voor de KVP minister van Buitenlandse Zaken werd (een functie die hij omwille van coalitieverhoudingen tot 1956 deelde met Wim Beyen), wat hij bleef tot hij in 1971 vertrok naar de NAVO.

Het cv van Spaak oogt rommeliger. In België wisselden de socialistische en de katholieke (in de praktijk de conservatieve) partij de regeringsmacht af. Spaak was doorgaans buitenlandminister voor de socialisten. Daarnaast was hij actief in internationale organisaties. Hij was voorzitter van de eerste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, van 1957 tot 1961 secretaris-generaal van de NAVO en bovenal betrokken bij de oprichting van diverse Europese instellingen.

In een ander opzicht was Spaak consistenter dan Luns: van 1932 tot 1966 was hij werkzaam in de politiek. Zijn tijd bij de NAVO uitgezonderd is hij al die jaren parlementariër, minister en zelfs premier geweest.

Europese samenwerking

Beide mannen waren tevens voorstander van Europese samenwerking en westerse eenheid (samenwerking tussen West-Europa en de VS). De grondslag hiervoor vormde de Koude Oorlog: beide ontwikkelingen waren noodzakelijk om het communisme te kunnen weerstaan. Spaak geloofde oprecht in de Europese eenwording: hij meende dat supranationalisme – het afstaan van nationale bevoegdheden aan samenwerkingsverbanden die boven de staten stonden – een goede zaak was. Weliswaar was hij bezorgd dat grotere Europese landen de kleinere konden overheersen, maar als alle landen dezelfde bevoegdheden zouden afstaan aan Europese instellingen, zouden kleine landen beter beschermd zijn. Hij hoopte ook dat de NAVO op den duur naast een militaire ook een politieke unie tussen Europa en Amerika zou worden.1

Luns keek hier anders tegenaan. Hij hechtte aan nationale soevereiniteit en betreurde het dat deze bondgenootschappen ervoor zorgden dat de individuele landen minder diplomatieke bewegingsvrijheid kregen. Als pragmaticus meende hij echter dat dit opwoog tegen de dreiging van het communistische blok. Daarnaast erkende hij dat Nederland binnen de bondgenootschappen meer invloed zou hebben dan daarbuiten.

De Gaulle

Charles de Gaulle
De Gaulle
Deze opvattingen brachten hen in de jaren zestig in conflict met Charles de Gaulle. Die zag Europese samenwerking als manier om Europa onafhankelijker te maken van de Amerikanen. De Gaulle meende dat Europa vervolgens een derde macht tussen Amerika en de Sovjet-Unie zou vormen. Spaak en Luns vonden dit te riskant. Zonder Amerika zou Europa de Sovjet-Unie niet kunnen weerstaan. De Gaulle wilde bovendien dat de EEG een confederaal samenwerkingsverband zou worden. Luns en Spaak hielden echter vast aan de ingeslagen weg richting supranationale samenwerking.2 Ze wilden De Gaulle echter niet op alle fronten voor het hoofd stoten. Luns – van huis uit francofiel – benadrukte altijd dat het om de zaak ging; de overige verhoudingen met Frankrijk wilde hij goed houden. Spaak wilde evenmin een blijvende breuk, vanwege een associatieverdrag met Afrika waar Frankrijk en België vóór waren.3

De levensloop van Spaak en Luns had ook minder prettige dingen gemeen. Hun binnenlandse politieke carrières eindigden met een nare bijsmaak. Spaak en een fractiegenoot stemden in 1966 vóór de komst van het politieke hoofdkwartier van de NAVO naar België. Hun partijgenoten stemden echter tegen: de Belgische Socialistische Partij (BSP) was in de greep geraakt van het antiamerikanisme van de jaren zestig. Spaak verliet hierop het parlement en zijn partij. Luns’ pragmatische Realpolitik stond haaks op de maatschappelijke voorkeur voor idealistische buitenlandpolitiek. Zijn benoeming bij de NAVO was een eervolle uitweg.

Allebei waren ze in hun jonge jaren radicaal geweest. Spaak zelfs zo uitgesproken, dat zijn partij hem bijna geroyeerd had. Luns was een blauwe maandag lid geweest van de NSB – wat hij vergeefs ontkende. Spaak steunde in 1971 een uitgesproken linkse Waalse partij (het Front Démocratique des Francophones, FDF). Luns rekte zijn termijn bij de NAVO langer dan betamelijk was. Na zijn pensioen verspeelde hij zijn reputatie door steeds reactionairder uitspraken in de media.4

Op dit ogenblik lijkt Luns minder populair dan hij als buitenlandminister was.5 Over Spaak oordeelt de geschiedenis vooralsnog gunstig.

Meer politieke geschiedenis
Boek: Joseph Luns – Ter Herinnering 1911-2002
Boek: De rafelranden van Europa

Noten:

1 – Rik Coolsaet, België en zijn buitenlandse politiek 1830-1990 (Leuven, 1998), 391-393 en 400-401.
2 – Vincent Dujardin e.a. (red), Nieuwe geschiedenis van België, dl III 1950-heden (Tielt, 2005), 1499.
3 – Albert Kersten, Luns. Een politieke biografie (Amsterdam, 2010), 318-319 en 322.
4 – Martin Bossenbroek, Fout in de Koude oorlog. Nederland in tweestrijd, 1945-1989 (Amsterdam, 2016), 309-319.
5 – http://anderetijden.nl/aflevering/239/Joseph-Luns-on-Nederlandse-diplomaat

×