Een prijs voor het RMO

4 minuten leestijd
Delacroix, De dood van Sardanapalos

Terwijl ik op Cyprus was, las ik dit leuke bericht op de website van de NOS: het Rijksmuseum van Oudheden heeft “met ruime meerderheid van stemmen” de wedstrijd gewonnen die Museumtijdschrift had uitgeschreven – wat was de favoriete expositie van de stemmers? Nineveh dus. Een ronkerig persbericht roept van alles (“brengt een streek die bijna dagelijks negatief in het nieuws is nu eens op een positieve manier onder de aandacht”) maar het is wel degelijk fijn om te lezen.

Om te beginnen dus omdat de expositie een streek die bijna dagelijks negatief in het nieuws is, op een positieve manier onder de aandacht heeft gebracht. Dat mag dan een cliché zijn, het is wel waar. Er zijn echter nog twee andere redenen. Eén: deze expositie was belangrijk.

Nineveh, het anti-Athene

Mensen denken, voor zover ik weet, allemaal in termen van “wij” en “zij”, waarbij beide termen soms breed en soms beperkt zijn. En ze zijn nu eens neutraal en dan weer liefhebbend of hatelijk. Dát je denkt in tegenstellingen mag dan universeel zijn, de door jou gebruikte matrix is cultuurgebonden. Een voorbeeld is de door veel West-Europeanen herkende tegenstelling tussen Oost en West, die ook die is tussen barbaars en beschaafd. Eén van de oudste voorbeelden daarvan is Herodotos van Halikarnassos, die de Perzische Oorlogen niet alleen beschouwde als een conflict tussen Grieken en Perzen maar ook als een conflict tussen enerzijds vrije burgers die gehoorzaam waren aan de wet en anderzijds slaven die gehoorzaamden aan een grillige despoot.

Wie in dit sjabloon de “zij” is, is in de loop der eeuwen veranderd. Het konden de Perzen zijn, maar ook de Parthen waarmee de Romeinen oorlog voerden. Het konden de Arabieren zijn, waartegen de Byzantijnen streden. Het konden de Saracenen zijn, de tegenstanders van Karel de Grote. Het konden de Mongolen zijn. De Seljuken of de Ottomanen. De “war on terror” plaatst de Amerikanen tegenover… ja, waartegenover eigenlijk? De slechte definiëring toont dat ons Oost-West-sjabloon voor president Bush belangrijker was dan de feiten.

Toen de Britse diplomaat Layard Nineveh onderzocht, nam hij deze noties mee. Het tweede deel van de Leidse expositie toonde de negentiende-eeuwse ideeën, misschien wel het beste geïllustreerd met het schilderij van Eugène Delacroix waarvan in het RMO een enorme kopie was te zien: de Assyrische vorst Sardanapalos laat, voordat hij sterft, zijn vrouwen en paarden doden. “De” Aziaat is hier een sadistische en irrationele despoot en dit was hoe Nineveh en Assyrië aan het moderne Europa werden voorgesteld.

Dat beeld werd in het derde deel van de expositie krachtig gedemonteerd. Je zou het “Nineveh als Nineveh” kunnen noemen, om aan te geven dat de stad niet het anti-Athene was. De Assyriërs waren net mensen. Dat was de boodschap van de expositie, die dus in feite hielp om ons eigen denkbeeld over die Oost-West-tegenstelling te nuanceren. Zo leer je je eigen vooronderstellingen beter kennen, zo begrijp je waarom je denkt zoals je denkt, zo leer je dat die ideeën cultuurgebonden zijn, zo zet je jezelf open voor de alternatieven.

Cultuur, omdat het moet

Dat brengt me bij een tweede punt. Het begrijpen van je eigen ideeën, dat is waar het in de humaniora om gaat en dat is waarom we musea en culturele manifestaties subsidiëren. Maar als het gaat om de oude wereld, blijft die dimensie onderbelicht. Terwijl het daar nou net om draait. Hoewel er aardige boeken zijn verschenen over de Romeinse limes, zoals dit en dat, beperken die zich tot het presenteren van de onderzoeksresultaten, zonder dat duidelijk wordt gemaakt dat een kennismaking met het Romeinse denken over grenzen ons helpt inzien hoezeer onze eigen denkbeelden over dat onderwerp teruggaan op negentiende-eeuwse opvattingen over territoriaal begrensde staten.

Ander voorbeeld: ik ken geen website waarop wordt uitgelegd hoezeer in de Oudheid en Middeleeuwen, vóór wetenschappers zich bewust werden van het bestaan van de natuurwetten en vóór we leerden onderscheid te maken tussen natuurlijk en bovennatuurlijk, het wonderbaarlijke onderdeel was van de werkelijkheid. Ik denk dat we sinds de dagen van Stevin, Galilei en Bacon winst hebben geboekt, maar je begrijpt pas hoeveel winst als je ziet wat moest worden overwonnen. Belangrijk, zou ik zeggen, dus waar is die website?

Een voorbeeld dat mij persoonlijk de laatste tijd bezighoudt is dat onze visie dat je maximaal één godsdienst kunt hebben, teruggaat op het laatantieke christendom. Constantijn de Grote was nog én christen én heiden. Als je dat herkent, zie je ook dat er geen reden waarom je niet tegelijk én islamitisch én christelijk én atheïst zou kunnen zijn. Voor mensen die zich een valse keuze hebben laten opdringen, is de ontdekking van de betrekkelijkheid een bevrijding. Ideeëngeschiedenis lijkt me dus redelijk belangrijk, maar dit thema schittert door afwezigheid als oudheidkundigen het belang van hun vak willen tonen.

Waar ik heen wil: de humaniora zijn er om aan te geven waarom we denken zoals we denken. Soms leiden ze tot het inzicht dat we het zo slecht niet doen, zoals wanneer we de ontdekking van de natuurwetten in perspectief plaatsen. Soms helpen de humaniora ons om alternatieven voor onze eigen denkbeelden te herkennen. Je kunt dus niet zeggen dat de humaniora onbelangrijk zijn, maar het wordt zelden voldoende getoond, zodat de groeiende minachting voor de humaniora alleszins logisch is.

Terug naar de Nineveh-expositie: die was belangrijk omdat ze wél deed wat je van de culturele sector verwacht.

Jona Lendering is historicus, webmaster van Livius.org en docent bij Livius Onderwijs. Hij publiceerde verschillende boeken en verzorgt een nieuwsbrief over de Oudheid. Zie ook zijn blog: mainzerbeobachter.com

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×