De politiek leider Enver Hoxha (1908-1985) is een bekend minister-president en dictator uit de geschiedenis van Albanië. Hij stond aan de basis van de in 1941 opgerichte Communistische Partij van Albanië. Hoxha slaagde er met communistische en nationalistische partizanengroepen in 1943 en 1944 in om de Italiaanse en Duitse bezetters te verdrijven uit Albanië. Daarna werd hij de belangrijkste politieke leider van het land. In de decennia erna bouwde Hoxha stap voor stap de communistische staat Albanië op.
Hoxha was een overtuigd en orthodox stalinist, die Albanië vanaf 1944 met harde hand bestuurde. Executies, gevangenisstraffen en verbanningen waren aan de orde van de dag. Verder sloot hij kerken, moskeeën en collectiviseerde hij de landbouw. Onder Hoxha’s regime kwam Albanië als communistisch land internationaal alleen te staan, doordat de diplomatieke banden met Joegoslavië onder Josip Tito (in 1948), de Sovjet-Unie onder Nikita Chroesjtsjov (in 1961) en China na Mao Zedong (in 1978) verbroken werden. Hoxha meende dat deze landen na het heengaan van Hoxha’s grote voorbeeld Jozef Stalin te revisionistisch geworden waren. Ook van de Rode Khmer van Pol Pot, die in 1975 in Cambodja aan de macht kwam, moest Hoxha niets hebben. Hij noemde dit regime ‘de barbaarse fascistische Pol Pot-groep’.
Gedurende Hoxha’s dictatuur, tussen 1944 en 1985, executeerde zijn regime meer dan 6.000 Albaniërs als ‘politiek tegenstanders’ ofwel ‘subversieve elementen’, kwamen circa 34.000 opponenten gevangen te zitten (van wie er duizenden overleden) en werden zo’n 59.000 Albanezen het land uitgezet. In Albanië kwam vanaf 1967 een enorm bunkercomplex tot stand. Op zo’n 3 miljoen inwoners die het land in de jaren 1980 telde, liet de paranoïde Hoxha zo’n 700.000 betonnen bunkers bouwen. Omgerekend betrof dit maar liefst vierentwintig bunkers per vierkante kilometer.
Tegelijk maakte Hoxha van Albanië een moderner land, hoewel de levensstandaard in Albanië tijdens de Koude Oorlog een van de laagste in Europa bleef. Albanië werd in de jaren 1940 tot 1980 grotendeels autarkisch qua voedselvoorziening. Elektriciteit kwam omstreeks 1970 in het hele land beschikbaar, de industrie groeide sterk, terwijl ziekten en epidemieën (met name malaria en syfilis) en ongeletterdheid in Albanië sterk afnamen. Waar de ongeletterdheid in 1939 rond de 80 procent bedroeg, nam deze af tot 30 procent in 1950 en tot hetzelfde niveau als in westerse landen in 1985. Verder kregen Albanese vrouwen onder Hoxha aanzienlijk meer rechten en kansen, met name in het onderwijs en in de politiek. Maar dat betekende niet dat het land in de rijkdom baadde. Er was tijdens zijn regime sprake van relatief grote armoede in Albanië, slecht onderhouden wegen en huizen en van meerdere momenten waarop hongersnood dreigde.
Jonge jaren van Enver Hoxha (1912-1939)
Enver Hoxha kwam ter wereld op 16 oktober 1908 in de plaats Gjirokastër (Argirocastro), in het zuiden van Albanië. Hij was de zoon van een islamitische landeigenaar en imam, die behoorde tot het bektashisme, een soefistische stroming binnen de islam.
Een van Hoxha’s grote voorbeelden in zijn jonge jaren was zijn oom Hysen Hoxha (1861–1934). Hij was een nationalistische, militante Albanese politicus en burgemeester die streed voor de onafhankelijkheid van Albanië van het Ottomaanse Rijk, die in november 1912 werd bereikt. Hysens nationalisme en atheïsme waren van grote invloed op Enver, die een tijd bij zijn oom woonde toen Envers vader enkele jaren naar de Verenigde Staten vertrok om daar te werken.
Na het afronden van basisonderwijs in 1923 studeerde Hoxha aan het Lyceum in zijn geboorteplaats en daarna aan het Franstalige Albanese Lyceum in Korƈë (Korça), in het zuidoosten van Albanië. Hij kreeg een staatsbeurs, waardoor hij in 1930 aan de Universiteit van Montpellier natuurwetenschappen kon gaan studeren. Vanwege onvoldoende studieresultaten werd deze beurs beëindigd. Vervolgens kwam Hoxha na een tijdelijk verblijf in Parijs in Brussel terecht, waar hij in 1936 werkzaam was als secretaris op het Albanese consulaat.
In 1937 keerde Hoxha terug naar Albanië en werkte hij korte tijd als docent op een gymnasium in Tirana en, tot 1939, op het Albanese Nationale Lyceum in de stad Korƈë. Eind 1939 was Hoxha als docent verbonden aan het Gjirokastër Gymnasium, maar keerde al snel weer terug naar Tirana. Daar ging hij in 1940 aan de slag in de tabakswinkel van de neef van een van zijn vrienden.
De Tweede Wereldoorlog: Hoxha vestigt een dictatuur in Albanië (1944)
Vijf maanden voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, op 7 april 1939, kreeg het koninkrijk Albanië te maken met een invasie van het fascistische Italië onder Benito Mussolini. De Albanese koning Ahmet Muhtar Zogolli, beter bekend als koning Zog I (1895-1961), vluchtte naar Griekenland en Mussolini riep Albanië uit tot een Italiaans protectoraat dat voortaan bestuurd zou worden door koning Victor Emmanuel III (1869-1947). In Albanië werd een regering aangesteld die als politiek marionet van Italië dienst deed en tot eind 1941 onder leiding stond van minister-president Shefqet Vërlaci (1877-1946).
In november 1941 werd in Albanië de Communistische Partij van Albanië (CPA) opgericht, waarin Hoxha al snel een leidende rol had. Hoxha kreeg tijdens de oprichtingsceremonie een functie als voorzitter van een uit zeven personen bestaand Centraal Comité. In maart 1943 werd hij benoemd tot Eerste Secretaris van de CPA en was daarmee in principe de machtigste communist in Albanië.
In communistische kringen kwam op 16 september 1942 de Nationale Bevrijdings Beweging tot stand, bekend als Lëvizja Antifashiste Nacional-Çlirimtare (LANÇ). De LANÇ, die onder leiding stond van Hoxha, was bedoeld om de Italiaanse fascisten uit Albanië te verdrijven met partizanengroepen. Het verzet van de partizanen was vooral gericht op sabotageacties in kleine groepen (zo’n 10 tot 30 personen), het doden van de vijand, guerrilla-oorlogsvoering, het maken van antifascistische propaganda en het vernietigen van Italiaanse bases. Aanvankelijk werkten de communisten hierbij samen met de nationalistische verzetstroepen van Balli Kombëtar (BK), maar al snel kwam het tot een breuk tussen beide partijen. De LANÇ, onder commandant Hoxha, slaagde er in 1943 en 1944 de Italianen uit Albanië te verdrijven, de BK-nationalisten uit te schakelen en meerdere Duitse offensieven van april tot juni 1944 te weerstaan.
Op 22 oktober 1944 vormden de communisten een nieuwe regering, die ze de ‘Democratische Regering van Albanië’ noemden. Enver Hoxha trad hierbij aan als minister-president. De regering stelde direct een oorlogstribunaal in dat (vermeende) oorlogsmisdadigers als ‘vijanden van het volk’ begon te berechten. De voormalige koning Zog I werd verhinderd terug te keren naar Albanië. Op 29 november 1944 was Albanië officieel bevrijd van de Asmogendheden, maar wel tegen een hoge prijs. Van de ongeveer 1 miljoen Albanezen kwamen 28.000 burgers om, waren 12.600 gewonden te betreuren en werden zo’n 45.000 personen krijgsgevangen of dwangarbeider gemaakt. Albanese partizanen vochten in de maanden erop nog door in Joegoslavië, waar ze samen met Tito’s groepen en het Rode Leger de laatste Duitse verzetsbolwerken onschadelijk maakten.
Intussen was Enver Hoxha in januari 1945 in het huwelijksbootje gestapt met Nexhmije Xhunglini (1921-2020), een dame die hij in 1941 voor het eerst had ontmoet. Samen kregen Enver en zijn vrouw Nexhmije, die bekend zou worden als de ‘Lady MacBeth van Albanië’, drie kinderen: Ilir (1949), Sokol (1951) en Pranvera (1962).
Op 11 januari 1946 namen de communisten in Albanië, onder leiding van Hoxha, de macht definitief over, na een georkestreerde verkiezing op 2 december 1945, die de communisten 93 procent van de stemmen had opgeleverd. Koning Zog I had zichzelf ruim een week eerder al teruggetrokken als regeringsleider, waarop Enver Hoxha en zijn kompanen op 11 januari de Volksrepubliek van Albanië uitriepen.
Hoxha als communistisch dictator: oriëntatie op Joegoslavië (1944-1948)
De eerste jaren van de jonge Volksrepubliek van Albanië richtten de communisten onder Hoxha zich op machtsconsolidatie. Allereerst voerde het nieuwe regime in augustus 1945 een nieuwe landbouwwet in: de Agrarische Hervormingswet. Deze maakte een begin met de collectivisatie van landbouwgronden, wijngaarden en bosgronden die in bezit waren van de voormalige politieke aristocratie (zogenoemde bej’s of beys: ‘provinciale leiders’) en grootgrondbezitters ofwel koelakken. Door de wet nam het grootgrondbezit af van 52 procent naar 16 procent. De grond kwam in handen terecht van kleinere boeren en er werd begonnen met reorganisatie van gronden in kolchozen. De beginjaren stonden ook in het teken van terreur. Politieke tegenstanders van de communisten werden geëxecuteerd, via tribunalen vals berecht (een van de slachtoffers was de minister van Binnenlandse Zaken Koçi Xoxe in 1949), terwijl ook duizenden Albanezen het land ontvluchtten.
Nadat Hoxha vanaf januari 1946 officieel de macht overnam, kwam twee maanden erna de zogenoemde ‘Grondwet van 14 maart 1946’ tot stand. Binnen twee jaar werd de volledige Albanese industrie genationaliseerd, veestapels ingekort, maar privébezit mocht – naar later zou blijken tot 1976 – blijven bestaan. De grondwet reorganiseerde ook het onderwijs, dat voortaan gratis, niet-confessioneel en inhoudelijk op Russische leest geschoeid was. In Tirana werd een Instituut voor Wetenschappen opgericht, die in 1957 uitgroeide tot een eigen universiteit, de Staatsuniversiteit van Tirana. Verder kwam er een progressief belastingstelsel: hoe rijker de burger, hoe meer belasting hij of zij diende te betalen.
In navolging van zijn grote voorbeeld Stalin en diens economische vijfjarenplannen voerde Hoxha vanaf 1947 een jaarlijks ‘staatsjaarplan’ in dat, anders dan in de Sovjet-Unie niet iedere vijf jaar, maar elk jaar gereviseerd zou worden. Het jaar erop werden tweejarenplannen ingevoerd, met als eerste het tweejarenplan van 1948-1949. Vanaf 1951 volgden er vijfjarenplannen. Verder was de CPA sinds 1946 de enige legale politieke partij van Albanië.
Belangrijk in deze beginjaren was de ideologische breuk met Joegoslavië onder Josip Tito. Beide landen hadden in juli en november 1946 een economisch samenwerkingsverdrag getekend. Maar Tito wenste geen Russische invloeden en drong bij Albanië aan op militaire samenwerking met Tito als enige opperbevelhebber. Hoxha en zijn partij trokken hierop sterk naar de Sovjet-Unie toe, die Tito via een Kominform-resolutie op 28 juni 1948 veroordeelden. Hierop verklaarde Hoxha de eerder gemaakte verdragen met Joegoslavië nietig en stuurde alle Joegoslavische vertegenwoordigers Albanië uit. De CPA in Albanië zelf werd vanaf november 1948 gezuiverd van ‘Joegoslavische en trotskiaanse elementen’.
Oriëntatie op de Sovjet-Unie: 1949-1960
In de jaren 1949 tot 1960 oriënteerden dictator Hoxha en de CPA zich beleidsmatig en ideologisch op de Sovjet-Unie. Zo trad Albanië op 22 februari 1949 toe tot de Comecon, een organisatie voor economische samenwerking onder leiding van de Sovjet-Unie. En op 14 mei 1955 trad Albanië toe tot het Warschaupact, het Oost-Europese militaire antwoord op de in 1949 tot stand gekomen NAVO.
Het waren spannende jaren, waarin ook de belangrijkste westerse partijen in de tijd van de Koude Oorlog, de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, in Albanië probeerden te infiltreren. Tussen 1949 en 1953 probeerden de Amerikaanse (CIA/FBI) en Britse (SIS) geheime diensten Albanese vluchtelingen in het buitenland te laten infiltreren in Albanië, met als doel om het communistische regime omver te werpen. Een berucht geworden Britse dubbelspion, Kim Philby, lekte echter informatie naar Moskou, waardoor de Albanezen geïnformeerd werden en ze driehonderd infiltranten wisten te doden.
Economisch stapte Albanië vanaf 1951 af van de tweejarenplannen en introduceerde het eerste vijfjarenplan (1951-1955), waarin het accent op de zware industrie kwam te liggen. In het tweede vijfjarenplan (1955-1960) werden forse doelen gesteld: de industriële productie diende verdubbeld te worden, terwijl de landbouwcollectivisatie in de gehele agrarische sector moest worden doorgevoerd. Dit laatste lukte aardig: in 1957 was 58 procent van de landbouwgrond gecollectiviseerd en in 1959, volgens het regime zelf althans, álle agrarische grond.
Economisch en cultureel (zo was het socialistisch realisme in de kunst de norm) volgde Albanië de Russische koers, maar in politiek opzicht niet. Na de dood van Stalin in maart 1953 en het optreden van diens opvolger Nikita Chroesjtsjov verzwakten de banden tussen Albanië en de Sovjet-Unie. De verzoeningspoging die Chroesjtsjov in mei 1955 deed richting Tito, noemde Hoxha ‘een bom’ onder de Albanees-Russische betrekkingen. Maar met name Chroesjtsovs destalinisatie-rede, gehouden op het 20e Partijcongres op 25 februari 1956, leidde tot afstand tussen Albanië en de Sovjet-Unie. Het Albanese Instituut van Marxistisch–Leninistische Studies, dat vanaf 1966 geleid werd door Hoxha’s vrouw Nexhmije, citeerde na de speech van Chroesjtsjov diens voorganger Vladimir Lenin:
“Het fundamentele principe van de buitenlandse politiek van een socialistisch of communistisch land is proletarisch internationalisme en niet vreedzame coëxistentie.”
Vanaf dit moment begon Hoxha toenadering te zoeken tot de Mao Zedong, de communistische leider van China. Zedong stond net als Hoxha kritisch tegenover het destalinisatiebeleid van Chroesjtjov. Nog in 1956 ontmoetten Hoxha en Zedong elkaar in China, waarna er al snel nauwe banden ontstonden. Zo groeide de Chinese financiële steun richting Albanië van zo’n 4,2 procent (van de totale buitenlandse steun) in 1955 naar 21,6 procent in 1957.
De breuk tussen Albanië en de Sovjet-Unie kwam dichterbij in juni 1960, toen Chroesjtsjov Albanië ‘een achterlijk land’ noemde vanwege diens stalinistische oriëntatie. Toen op een communistisch congres in Moskou in november 1960 Hoxha en Chroesjtsjov openlijk in conflict raakten, verliet de Albanese delegatie Moskou nog voor het congres ten einde was. In april 1961 staakte de Sovjet-Unie alle economische hulp aan Albanië, waardoor de Albanese economie een flinke klap te verduren kreeg. Een jaar later, op 11 november 1961, verbraken de Sovjet-Unie en alle andere Warschaupact-landen hun diplomatieke banden met Albanië (maar het land werd niet officieel uit het Warschaupact gezet). Dit gebeurde enkele dagen nadat Hoxha in een openbare speech het volgende had gezegd:
“Nikita Chroesjtsjov is een revisionist, een anti-marxist en een doemdenker.”
Op 10 december 1961 vertrokken alle Russische ambassadeurs uit de ambassade in Tirana en riep de Russische leider alle Albanese vertegenwoordigers in de Sovjet-Unie op het land te verlaten. De breuk tussen beide landen was nu de facto onomkeerbaar.
Oriëntatie op China: 1961 tot 1978
In de jaren die volgden, oriënteerde Albanië zich steeds sterker op het communistische China. In het vijfjarenplan dat in deze periode uitkwam (1961-1965), was het realiseren van de volgende historische fase richting een communistische heilstaat de ‘opbouw van een integrale socialistische maatschappij’.
Feitelijk werd deze doelstelling pas gerealiseerd in het daaropvolgende jarenplan (1966-1970), waarin Albanië in navolging van China (haast tegelijkertijd) een Culturele Revolutie ging doorvoeren. Het officiële startschot van de zogenoemde ‘revolutionarisering van het nationale Albanese leven’ vond plaats op 4 maart 1966, toen de bevolking in een speech te horen kreeg dat het ‘bureaucratisme’ in Albanië aangepakt zou worden. Salarissen van hogere ambtenaren werden verlaagd, terwijl de communisten ook militaire rangen afschaften. Technici, academici en studenten dienden minstens een maand per jaar in de productie te gaan werken. Er werden berggebieden ontgonnen om het landbouwareaal te vergroten, wat in een jaar tijd lukte. Verder elektrificeerde men in vier jaar tijd compleet Albanië. Op 25 oktober 1970 hadden alle plattelandsgebieden en dorpjes in Albanië elektriciteit, vijftien jaar eerder dan gepland. Ten slotte propageerde het regime Albanië als een atheïstisch land. Jongeren trokken het land door en maakten duidelijk hoe schadelijk religie was geweest voor de Albanese geschiedenis. In februari 1967 riep Hoxha in een speech Albanië officieel uit tot ‘het eerste atheïstisch land ter wereld’. Kerken en moskeeën worden in enkele maanden tijd verboden, gesloten of omgebouwd tot sportzalen en bioscopen. Een groot deel van de katholieke clerus kwam gevangen te zitten. Tegelijk begon Hoxha een agressieve campagne voor verdere vrouwenemancipatie.
Het vijfde vijfjarenplan van Albanië (1971-1976) stelde zich ten doel om het nationale inkomen met liefst 38 procent te laten groeien. Autarkie qua staalproductie en voedselvoorziening waren twee belangrijke doelstellingen, die volgens het regime in 1976 gerealiseerd werden. In de jaren 1970 begon zich verder rond ‘Grote Leider’ Hoxha een persoonlijkheidscultus te ontwikkelen, zoals ook gebeurde rond communistische leiders als Jozef Stalin, Nicolae Ceausescu, Mao Zedong, Kim Jong-il en (momenteel) Kim Jong-un. Verder nam Hoxha’s paranoïde angst voor politieke subversieve personen midden jaren 1970 grote vormen aan. In de jaren 1973 tot 1976 beschuldigden Hoxha en zijn naaste kompanen tal van partijgenoten van revisionisme of putchisme en volgden er tal van ontslagen en zuiveringen.
Op 28 december 1976 kwam de nieuwe, geplande grondwet van Albanië tot stand. Albanië ging voortaan door het staatkundige leven als de ‘Socialistische Volksrepubliek Albanië’. De grondwet schafte alle privébezit, perceelbezit en dierenbezit af. In Albanië gold de ‘dictatuur van het proletariaat’ en was de communistische partij ‘de enige leidende politieke kracht van de staat en samenleving’.
Ondertussen was er een steeds grotere diplomatieke afstand aan het ontstaan tussen China en Albanië. De eerste haarscheuren in de relatie tussen Albanië en China deden zich voor in de zomermaanden 1971, toen China – tot verontwaardiging van Hoxha – de Amerikaanse president Richard Nixon ontving. Verder gaf China te kennen dat de economische steun aan Albanië verminderd zou gaan worden. Albanië bekritiseerde China van een ‘radicale politieke ommezwaai’, waarna China zweeg en onverwacht besloot om geen Chinese afgevaardigden naar een communistisch congres in Albanië te sturen, in november 1971. Andere belangrijke gebeurtenissen die tot de uiteindelijke breuk leidden, waren de dood van Mao Zedong in september 1976 (waarna in China rond Hua Guofeng een machtsstrijd uitbrak) en bepalingen die in de nieuw grondwet van Albanië stonden en buitenlandse mogendheden verboden om militaire bases of troepen op Albanese grond te stationeren, terwijl buitenlandse (financiële) hulp en investeringen ook afgewezen werden.
In 1977 uitten Hoxha en diens partij herhaaldelijk scherpe kritiek op China, dat beschuldigd werd van het afwijken van de marxistisch-lenistische koers, het afwijken van het internationale proletarisme en van het streven naar hegemonie over Albanië. Op 13 juli 1978 zette China alle steun aan Albanië op een halt. Vervolgens verlieten tussen 13 en 20 juli 1978 ruim vijfhonderd Chinese hoogwaardigheidsbekleders en experts Albanië, terwijl omgekeerd ruim honderd Albanezen China verlieten. In een verklaring op 29 juli 1978 verklaarde Enver Hoxha dat de breuk met China definitief was en dat Albanië zou blijven doorgaan op de route die door Karl Marx, Friedrich Engels, Vladimir Lenin en Jozef Stalin was uitgestippeld.
Albanië komt alleen te staan: 1978 tot 1985
Vanaf 1978 stond Albanië als communistisch land er in internationaal opzicht alleen voor, voor het eerst in zijn geschiedenis. Albanië had geen moderne technologie ontwikkeld en wilde autarkisch zijn. In economisch opzicht verslechterde de situatie in het land hierna snel. Hoxha beperkte de import en stimuleerde de export. De rijen voor de winkels groeiden, terwijl de schappen in de winkels steeds vaker leegraakten. Vanwege de economische neergang zag Albanië zich genoodzaakt contacten te leggen met ‘kapitalistische landen’ als Griekenland, Italië, Frankrijk en diverse Scandinavische landen.
Ondertussen ging de gezondheid van Hoxha achteruit. In 1973 had hij een zwaar hartinfarct gehad, waarna hij voortdurend door een arts op zijn gezondheid gecontroleerd werd. Hoxha paste op advies van zijn arts zijn dagelijkse routine aan, op een vrij absurde manier. Zo lezen we in het Historisch Nieuwsblad:
“Zijn dagelijkse routine bestond eruit op doktersadvies een glas vers getapt babybloed te drinken, Le Monde en de International Herald Tribune te lezen, en te schrijven aan een nieuw boek.”
Na het infarct werd de aanstaande opvolging van de op leeftijd gekomen Hoxha een kwestie. Een gedoodverfde opvolger was eerste minister Mehmet Shehu, na Hoxha feitelijk de tweede man van Albanië, maar deze beroofde zichzelf (volgens de media) in december 1981 plotseling van het leven. Zijn dood was zeer vermoedelijk geen suïcide, maar moord in opdracht van Hoxha. In 1982 volgde een zuivering, waarbij nog meer hoge communisten vermoord werden.
Hierna ging Hoxha met een soort prepensioen, omdat zijn gezondheid verslechterde. Zo kwam hij in een rolstoel terecht en leed hij aan diabetes en ischemie (een metabolische aandoening met een tekort aan doorbloeding). Hoxha wees alvast een opvolger aan, Ramiz Alia (1925-2011), voor als hij zou overlijden. Hij droeg in 1982 meerdere taken over aan deze Alia.
Op 11 april 1985 overleed Enver Hoxha in Tirana. Hij werd inderdaad opgevolgd door Ramiz Alia (1925-2011), die van 1985 tot 1991 de laatste partijleider van het communistische Albanië was. Hoxha kreeg een eigen mausoleum in Tirana, het Enver Hoxha Museum, dat in opdracht van Alia ontworpen was door zijn dochter Pravlana (die architect was) en haar man Klement Kolaneci.
Ook interessant: Albanië en de bunkers van Enver Hoxha
…of: Dansende Beren – Heimwee naar het communisme
Boek: Rudie Kagie De papieren heilstaat Albanië, verslag van een ontgoocheling
Tijdlijn – Albanië tijdens de dictatuur van Hoxha (1944-1980)
- 22 oktober 1944 – de commmunisten vormen de ‘Democratische Regering van Albanië’, waarbij Hoxha tot minister-president wordt benoemd. Hiermee begint Hoxha’s dictatuur.
- 29 november 1944 – officiële bevrijding van Albanië. Er komt een einde aan de Italiaanse en Duitse bezetting.
- januari 1945 – nationalisatie van de NAtionale Bank van Albanië.
- 11 januari 1946 – de ‘Volksrepubliek van Albanië’ wordt uitgeroepen, met Enver Hoxha als nieuw staatshoofd in plaats van koning Zog I. Twee maanden later, op 14 maart 1946 gaat een nieuwe Albanese grondwet in.
- 28 juni 1948 – Kominform-resolutie van Stalin en de Sovjet-Unie, waarin de koers van Joegoslavië en Tito veroordeeld worden. Vanaf nu oriënteren Hoxha en Albanië zich in ideologische zin op de Sovjet-Unie.
- 22 februari 1949 – Albanië wordt lid van de Comecon, een organisatie voor economische samenwerking onder leiding van de Sovjet-Unie.
- 14 mei 1955 – Albanië treedt toe tot het Warschaupact. Op 11 november 1961 verbreken alle Warschaupact-landen hun relaties met Albanië, maar wordt het land niet officieel uit het Warschaupact gezet. Dat gebeurt in 1968, wanneer Albanië als eerste communistische land dat pact verlaat.
- 10 december 1961 – alle Russische ambassadeurs vertrekken uit het consulaat in Tirana. Hiermee wordt de breuk tussen de Sovjet-Unie en Albanië definitief.
- 4 maart 1966 – begin van de ‘mini-culturele revolutie’ in Albanië. Het Centraal Comité geeft aan dat het ‘bureaucratisme’ in Albanië aangepakt gaat worden.
- 6 februari 1967 – In een speech roept Hoxha Albanië officieel uit tot ‘het eerste atheïstisch land te rwereld’. Kerken en moskeeën worden in enkele maanden tijd verboden of omgebouwd tot sportzalen en bioscopen. Een groot deel van de katholieke clerus wordt gevangengezet.
- 25 oktober 1970 – alle plattelandsgebieden en dorpjes in Albanië zijn voorzien van elektriciteit.
- 28 december 1976 – de nieuwe grondwet van Albanië gaat in. Het land heet vanaf nu officieel ‘Socialistische Volksrepubliek Albanië’. Privébezit, perceelbezit en dierenbezit werden afgeschaft.
- 29 juli 1978 – Hoxha verklaart dat de diplomatieke breuk met China onomkeerbaar is.
- 18 december 1981 – eerste minister Mehmet Shehu, na Hoxha feitelijk de tweede man van Albanië, komt om het leven. Zijn dood is zeer vermoedelijk geen suïcide, maar moord in opdracht van Hoxha.
- 11 april 1985 – Hoxha overlijdt in Tirana, Albanië en wordt opgevolgd door Ramiz Alia.
Citaten van Enver Hoxha:
“Nikita Chroesjtsjov is een revisionist, een anti-marxist en een doemdenker.” – citaat uit een openbare politieke toespraak, 7 november 1961
“Geen kracht, geen marteling, geen intriges, geen bedrog kan het marxisme-leninisme uit de hoofden en harten van mensen roeien.” – uit: Eurocommunism is Anti-Communism (1980)
“Net zoals de bourgeoisie de arbeider tot proletariër had gemaakt, zo hadden de woeste oude canons van de sharia, de kerk, het feodalisme en de bourgeoisie, de vrouw gereduceerd tot het proletariaat van de man.” – uit: The Artful Albanees (1986)
“Het is een verkeerde koers waar de Chinese kameraden ons naartoe proberen te leiden, het is een opportunistische weg van aarzeling en concessies aan de verradersgroep van Chroesjtsjov, die in ernstige moeilijkheden verkeert.” – uit: Reflections on China, 1962-1972 (1979)
“Het wereldimperialisme geleid door zijn agressieve onthechting, het VS-imperialisme, richt de koers van zijn economie in de richting van voorbereidingen op oorlog. Het wapent zich tot aan de tanden. Het Amerikaanse imperialisme bewapent Duitsland, Japan en al zijn bondgenoten en satellieten in Bonn met allerlei soorten wapens. Het heeft agressieve militaire organisaties opgericht en geperfectioneerd, het heeft overal in het socialistische kamp militaire bases opgericht en blijft deze vestigen. Het verzamelt voorraden kernwapens en weigert te ontwapenen, te stoppen met het testen van kernwapens en is koortsachtig bezig met het uitvinden van nieuwe middelen voor massavernietiging. Waarom doet het dit allemaal? Om naar een huwelijksfeest te gaan? Nee, om tegen ons oorlog te voeren, om het socialisme en het communisme af te schaffen, om de volkeren onder slavernij te brengen.” – passage uit een politieke toespraak op 16 november 1960
“De Albanese diplomaten hebben met eigen ogen gezien dat het Cambodjaanse volk onmenselijk werd behandeld door de kliek van Pol Pot en Yeng Sari. Pnom Pen veranderde in een verlaten stad, zonder mensen, waar voedsel moeilijk te verkrijgen was, zelfs voor de diplomaten, waar geen doktoren of zelfs aspirines te vinden waren. We denken dat de mensen en patriotten van Cambodja te lang hebben gewacht met het omverwerpen van deze kliek die volledig verbonden was met Peking en in zijn dienst.” – Hoxha over het regiem van Pol Pot in Cambodja en de rol van China daarbij
“De hele partij en het hele land moeten in het vuur geworpen worden en ieders nek dient gebroken worden, van degenen die het heilige edict van de partij ter verdediging van de rechten van de vrouw durven te vertrappen.” – uitspraak van Hoxha uit 1967 over vrouwenrechten
Bronnen ▼
Geraadpleegde boeken
-Blendi Fevziu, Enver Hoxha: The Iron Fist of Albania (Londen & New York: I.B. Tauris, 2016).
-George Castellan, Geschiedenis van Albanië (‘s-Hertogenbosch: Uitgeverij Voltaire, 1999 [1994]) 65-93.
–Kroniek van de wereldgeschiedenis.
Internet
-https://www.britannica.com/biography/Enver-Hoxha
-https://www.historischnieuwsblad.nl/enver-hoxha-1908-1985/
-http://www.enverhoxha.info/english/biography.php
-https://biography.yourdictionary.com/enver-hoxha
-culthttp://heritagetimes.eu/beard-haircut-restriction-enver-hoxha-regime-albania-1945-1990/
-https://www.timelines.ws/countries/ALBANIA.HTML
-https://www.nytimes.com/1985/10/13/books/kim-philby-and-the-albanian-mission.html
-https://laboratoryofhiddenalternatives.wordpress.com/2016/11/18/philby-and-albania-1947/
-https://en.wikiquote.org/wiki/Enver_Hoxha
-https://en.wikipedia.org/wiki/Enver_Hoxha
-https://espressostalinist.com/2011/10/26/enver-hoxha-on-pol-pot/