In het vlotte boek Aan de rand van de wereld, dat in november 2014 Boek van de Maand was in DWDD, laat de Britse journalist en historicus Michael Pey zien hoe de Noordzee de Europese kustlanden in de Middeleeuwen gevormd heeft. Pey’s boek is een juweeltje. Het is een verfrissende cultuurgeschiedenis die niet gaat over de oorlogen en de dikwijls gewelddadige verspreiding van het christendom, maar over een nieuwe manier van denken en doen die gestimuleerd werd door het verbindende water van de Noordzee.
De koude, grijze Noordzee maakte, zo beklemtoont Pey in de inleiding, in een tijd van duisternis de moderne wereld mogelijk. Met een paar frisse volzinnen maakt de auteur duidelijk wat er in de Middeleeuwen veranderde en hoe in die tijd rond de Noordzee de basis werd gelegd voor de moderne tijd:
“Bedenk wat er moest gebeuren na het einde van het Romeinse rijk om uit te komen bij de steden, staten en gebruiken die we tegenwoordig kennen: ons rechtssyteem, ons idee van liefde, onze manier van zakendoen en onze behoefte aan een vijand om onszelf te definiëren. Handelaren introduceerden munten en geld, en daarmee een abstracte notie van waarde, die wiskunde en de moderne wetenschap mogelijk maakte. De Vikingen stichtten bij hun invallen net zoveel steden als ze verwoestten, en in de steden zonder bisschoppen of heren kon zich een nieuwe vorm van handel ontwikkelen. Zo ontstond een gemeenschap van handelaren, sterk en zelfbewust genoeg om oorlog te voeren met koninklijke en politieke machthebbers: onze wereld van spanningen tussen geld en andere vormen van macht.” (15)
Feitelijk doet Pey hetzelfde wat historicus James Hannam deed in Gods filosofen. Hoe in de Middeleeuwen de basis werd gelegd voor de moderne wetenschap uit 2010 (Uitgeverij Nieuw Amsterdam), namelijk de culturele dynamiek van de Middeleeuwen blootleggen die de basis vormde van denken en doen in de moderne tijd. Waar Hannam vooral keek naar religie en filosofie in Europa, ligt het accent bij Pey op de economieën rond de Noordzee. Beide boeken geven een evenwichtiger en minder ‘pessimistisch’ beeld van het tijdvak 500-1500 dan lange tijd dominant is geweest.
Transnationale thema’s
Door de Noordzee als geografisch uitgangspunt te nemen, gaat het boek verder dan de beperkte en onvolledige nationale geschiedschrijving. Nationale geschiedschrijving is vaak verre van volledig, en gaat – bijvoorbeeld in het geval van Ierland – voorbij aan transnationale thema’s als slavernij, overzeese invallen en internationale handel.
Pey volgt hierin historici als Ernst Renan, Jan Romein of Eric Hobsbawm. Hobsbwam bijvoorbeeld stelde dat het een voorname taak is van de moderne historicus om een tegenwicht te bieden tegen een (al te) nationalistische geschiedschrijving. En dat is exact wat Michael Pey doet in zijn boek Aan de rand van de wereld.
Friezen en Angelsaksen
Centraal in het boek staan economische en culturele thema’s. In het eerste hoofdstuk komt de (her)uitvinding van het geld aan bod, waarbij de Friezen een hoofdrol speelden. In het Noordzeegebied waren zij het eerste volk dat in de zevende of achtste eeuw weer munten ging slaan:
“De Friezen hadden munten met aan één kant de oude god Wodan, met piekhaar,een druipsnor en puilogen, en aan de andere een slangachtig monster met klauwen en een hoge staart. De Angelsaksen in Engeland imiteerden de Friezen en zetten een stekelvarken op hun zilver, of soms een koning.” (50)
Vervolgens gaat Pey in hoofdstuk 2 in op het belang van kloosters als boekencentra in de Middeleeuwen. Christenen, missionarissen en kloosterlingen, brachten boeken mee, lazen ze en kopieerden allerlei belangrijke werken. Een van de eerste monniken die in dit opzicht belangrijk was, was de Angelsaksische monnik Beda, bijgenaamd Venerabilis (de eerbiedwaardige), die niet alleen bijbelgeleerde, linguïst en vertaler was maar ook geschiedkundige. Pey gaat uitgebreid op de persoon Beda in, die ook wel de ‘vader van de Engelse geschiedschrijving’ wordt genoemd vanwege zijn invloedrijke geschiedwerk Historia ecclesiastica gentis Anglorum (De geestelijke geschiedenis van het Angelsaksische volk, ca.731).
Herkomst woord ‘beurs’
Vervolgens diept Pey andere thema’s uit, zoals de opkomst en groei van nederzettingen langs de Noordzeekust, het bedwingen van de natuur door afwatering en ontpoldering, de pest, de ontwikkeling van wetenschap, geld en handel en de eerste contourvorming van diverse Europese staten. De wolhandel in Vlaanderen en de economische opleving in die regio in de late Middeleeuwen krijgen ook de nodige aandacht.
Aardig is de anekdote over het ontstaan van het woord beurs in Brugge:
“De handelsbeurs is geboren in Brugge, een stad met kooplui die overal vandaan kwamen en een plek nodig hadden waar ze elkaar konden spreken en zaken konden doen, konden handelen in papier, informatie en goederen. Vaak troffen ze elkaar buiten het gasthuis van de familie Van der Buerse, en toen de grote handelssteden Venetië, Florence en Genua hun hoofdkwartier rond dat plein vestigden, werd die plek geïnstitutionaliseerd en werd het woord ‘beurs’ daarna voor elke soortgelijke plek gebruikt. De stad stelde een baljuw aan om toezicht te houden en de orde te bewaken. Het patroon was vaak hetzelfde: een open ruimte met aan minstens één kant beschutting tegen het weer, een smalle toegang, met bewaking. Een semiopenbaar plein, midden in de stad. Er moest ruimte zijn om je goederen te laten zien, en er moesten droge plekken zijn, omdat er ook documenten aan te pas kwamen.” (357)