Dark
Light

Imperium USA

Bespreking van het boek van Daniele Ganser
Auteur:
10 minuten leestijd
USS ENTERPRISE
USS Enterprise (Publiek Domein / wiki)

Alle mooie propagandapraatjes over de bevordering van mensenrechten, vrijheid en democratie ten spijt, de Verenigde Staten zijn een nietsontziend imperium dat berust op geweld en slechts uit is op gewin. Daarvan profiteren weinigen, terwijl velen er nadeel van ondervinden. Toch steunt een meerderheid telkens opnieuw het voeren van oorlog. De media spelen daarbij een cruciale rol. Dat alles stelt de Zwitserse historicus Daniele Ganser in zijn nieuwe boek Imperium USA.

Daniele Ganser
Daniele Ganser (CC BY-SA 4.0 – Dirk Wächter – wiki)
Ganser is buiten de Duitstalige wereld, waar hij als een bestsellerauteur geldt, tamelijk onbekend. Belangstellenden in de duistere machinaties van inlichtingendiensten kunnen hem kennen van NATO’s Secret Armies (2004), over het stay behind-netwerk Gladio. Dat werd tijdens de Koude Oorlog in de West-Europese landen in het grootste geheim opgetuigd om verzet te kunnen bieden in het geval van een Sovjet-invasie. In Italië en vermoedelijk ook in België was het verantwoordelijk voor terreurdaden waarbij talloze onschuldige slachtoffers vielen. In Nederland kwam het bestaan van Gladio in het nieuws toen wapens uit in de bossen verscholen bergplaatsen in handen van de onderwereld waren gekomen en premier Lubbers zich haastte de organisatie op te doeken.

De basis van het Amerikaanse imperium is militaire kracht, stelt Ganser. De aangevoerde cijfers, twijfelachtige records, zijn overtuigend: de VS zijn na 1945 kampioen andere landen bombarderen en regeringen ten val brengen. Het heeft meer dan 700 militaire bases in het buitenland waarvan 194 in Duitsland (dat een miljard dollar per jaar bijdraagt aan zijn eigen bezetting) en 121 in Japan. Het zijn niet toevallig de landen die de VS in de Tweede Wereldoorlog heeft verslagen. Slechts zestien jaar sinds het ontstaan van de VS voerde het land geen oorlog.

Het Pentagon is een economische factor van betekenis omdat het jaar-in jaar-uit miljardenorders uitdeelt aan de grootste wapenconcerns ter wereld, Lockheed-Martin en Boeing. President Eisenhowers afscheidsspeech uit 1961, waarbij hij waarschuwde voor het ontstaan van een ‘militair industrieel complex’ ten spijt, bleef het militaire budget jaarlijks stijgen tot een duizelingwekkende 738 miljard in 2020 (uitgaven van inlichtingendiensten niet inbegrepen). Met 11 vliegdekschepen en beheerst Washington de oceanen en kan het elk land ter wereld binnenvallen of bombarderen. Dit is niets anders dan een nieuwe vorm van imperialisme, waarbij de kolonie is vervangen door de militaire basis, citeert Ganser de Amerikaanse politicoloog Chalmers Johnson.

Oorlog als verdienmodel

Voorheen vond de verbreiding van Amerikaanse militaire macht zijn legitimatie in de Koude Oorlog. Na de ineenstorting van de Sovjet-Unie werd dat de strijd tegen het terrorisme en sinds kort de opkomst van China. Wie denkt dat de Amerikaanse ‘buitenlandpolitiek’ democratisch gelegitimeerd is doordat ze met instemming van het Amerikaanse volk wordt uitgevoerd, begrijpt niet dat de VS geen democratie zijn. Het is een oligarchie, een staat die wordt bestuurd door de superrijken, aldus Ganser die zijn inzichten aan Noam Chomsky ontleent. Dat je bij de verkiezingen iets te kiezen zou hebben, is volgens hem schijn.

“Imperialistische politiek gaat niet over waarden, maar over macht en economische belangen.”

Door middel van de politiek maar ook de denktanks, Hollywood, de banken en de media bestuurt de elite haar imperium. Oorlog is voor deze mensen een lucratief verdienmodel mede omdat de schade wordt afgewenteld op andere landen (Irak, Afghanistan, Libië, Syrië) en de steeds verder verarmende Amerikaanse middenklasse.

Imperialistische politiek gaat niet over waarden, maar over macht en economische belangen. Omdat daar niet over gepraat mag worden, gaat het altijd over het bevorderen van democratie en mensenrechten. Wie het ‘ijzeren hypocrisiegebod’ toch schendt, zoals de Duitse Bondspresident Horst Köhler in 2010 overkwam – hij sprak over het beschermen van westerse belangen in Afghanistan – is zijn baantje kwijt.

False flag

De vele voorbeelden waarbij van staatswege bedrog is gepleegd om oorlogen uit te lokken of te rechtvaardigen, door false flag acties, zijn genoegzaam bekend. Toch is het leerzaam om het op een rijtje gezet te zien, zoals Ganser doet. Al wat langer geleden en daarom misschien wat minder bekend, is de explosie op de USS Maine in Havana in 1898. In de VS hitsten de kranten van William Randolph Hearst de publieke opinie op. ‘Remember the Maine – to Hell with Spain’, waren de gevleugelde woorden die op ieders lippen branden en waardoor de regering zich gesterkt voelde om Spaans Cuba aan te vallen. De Europese overheerser maakte plaats voor een door de VS gesteund schurkenregime waar United Fruit Company (thans bekend als Chiquita, van de bananen) de lakens uitdeelde. De voormalige Engelse kolonie was begonnen zelf een imperium op te bouwen. Na Cuba voegden de VS in rap tempo Puerto Rico, Guam en de Filipijnen toe aan zijn invloedssfeer. Jaren later bleek alsnog dat de explosie op de Maine niet een oorlogsdaad van de Spanjaarden was, maar een tragisch ongeluk.

Zimmermanntelegram (16 januari 1917) - The U.S. National Archives
Zimmermanntelegram (16 januari 1917) – The U.S. National Archives
De Spaans-Amerikaanse Oorlog was maar een schermutseling vergeleken bij de Eerste Wereldoorlog. Deze slachtpartij bleef aanvankelijk een Europees onderonsje, zeer tegen de zin van Wall Street, die door Amerikaanse deelname haar investeringen wilde veilig stellen. Opnieuw was de publieke opinie tegen Amerikaanse deelname totdat de voorstanders van inmenging een paar gebeurtenissen in de schoot kregen geworpen die dagenlang de krantenkoppen beheersten die hun uitwerking op het publiek niet misten. Dankzij het torpederen van de Lusitania en het onderscheppen maar vooral de publicatie van het Zimmermann-telegram kon de propagandamachine volop draaien. De isolationistische houding van bevolking en Congres verdwenen en president Wilson – zojuist herkozen vanwege de belofte dat hij Amerika uit de oorlog zou houden – kreeg op 6 april 1917 alsnog zijn gewenste oorlogsverklaring.

Om zeker te zijn dat na de Duitse nederlaag de betalingen van Berlijn via Londen en Parijs in de VS terechtkwamen, was J.P. Morgan-medewerker Thomas Lamont aan de Amerikaanse delegatie in Versailles toegevoegd. Wat Ganser – en de auteurs waarop hij zich beroept – maar wil zeggen: oorlog is geen natuurverschijnsel, maar meestal een bewust gecreëerde gebeurtenis waar een kleine groep van profiteert maar waarvan velen schade ondervinden.

Voorkennis

Toch trapt het gewone volk, dat de last van oorlog moet dragen, telkens opnieuw in de propaganda van de frische, fröhliche Krieg. Zo bleek ook twee decennia later weer. Terwijl in Europa de spanningen opliepen maar het Amerikaanse publiek traditioneel voorstander was van neutraliteit, profiteerde big business van het leveren van olie en wapens aan zowel de Britten als de Duitsers. Henry Ford – zijn portret hing bij Hitler op kantoor – verkocht legervoertuigen aan de Wehrmacht. Ook na de Duitse inval in Polen bleef de olie van Roosevelt naar Hitler stromen. De Duitse aanval op Noorwegen liep op Amerikaanse brandstof.

Roosevelt wilde wel oorlog voeren tegen Duitsland, maar zolang Hitler hem geen excuus gaf, waren bevolking en Congres tegen. Volgens Ganser, die zich beroept op het niet onomstreden werk van de Britse historicus Antony Sutton (1925-2002) zat president Roosevelt in de zak van Wall Street. Daar was besloten dat er oorlog moest komen tegen Hitler. Roosevelt verzekerde zich van zijn herverkiezing door te beloven dat ‘uw zonen niet naar een of andere buitenlandse oorlog worden gestuurd.’ Maar die belofte bleek niets waard na de ‘verrassingsaanval’ op de Amerikaanse vlootbasis Pearl Harbor.

Wat inderdaad voor het grote publiek en de Congresleden als verassing kwam, het Japanse bombardement op 7 december 1941 waarbij 2403 mensen omkwamen, was dat niet voor de president en zijn kleine kring getrouwen. Door het onderscheppen van het Japanse radioverkeer waarvan de code was gekraakt, was bekend wat er op stapel stond. Minister van Defensie Stimson, net als Roosevelt van te voren op de hoogte van de aanval, noteerde in zijn dagboek dat hij ‘opgelucht’ was toen hij de eerste berichten erover hoorde. De besluiteloosheid was voorbij.

Jeanette Rankin
Jeanette Rankin
Inderdaad reageerde de geschokte bevolking woedend nu Amerika op eigen bodem was aangevallen en propageerden de kranten de oorlog die het eerst weigerachtige Congres nu alsnog gretig verklaarde. De enige tegenstem kwam van het vrouwelijke Congreslid Jeanette Rankin. Het maakte haar weinig populair bij de radio en de kranten, waar ze werd uitgescholden voor verraadster en erger.

Saillant detail dat Ganser ons niet onthoudt, is dat de door Roosevelt ontslagen commandanten die verantwoordelijk werden gehouden voor de nederlaag bij Pearl Harbor in 1999 rehabilitatie kregen in de Senaat. Kimmel en Short was onderschepte Japanse informatie onthouden, de gegevens die in Washington wel beschikbaar waren geweest. De New York Times die erover berichtte, schreef er niet bij dat nu ook Amerika’s oorlogsgeschiedenis herschreven diende te worden.

Geheime oorlogen

Na de Tweede Wereldoorlog waren de VS feitelijk een imperium geworden: een bezettingsmacht in Duitsland en Japan. De rest van (west) Europa een protectoraat onder de atoomparaplu van Uncle Sam. Onder de schijnbaar stabiele status quo van de Oost-West-tegenstelling van de Koude Oorlog woedde een geheime, door de inlichtingendiensten gevoerde oorlog. Om te voorkomen dat de communisten in Italië aan de macht kwamen manipuleerde de CIA de verkiezingen van 1948, een succes dat naar meer smaakte. In 1953 brachten de Amerikaanse en Britse geheime dienst de Iraanse regering Mossadegh, die het had gewaagd de olie te nationaliseren, ten val. In snel tempo volgen de omverwerping van de regering in Guatemala (1954), de moord op premier Lumumba in Congo (1961) en de moorden op president Trujillo in de Dominicaanse Republiek (1961) en president Diem in Vietnam (1963). De opsomming is niet compleet.

Alleen bij de vele moordpogingen op Fidel Castro was de CIA minder succesvol. Het is de onfortuinlijke erfenis die de nieuwe president John F. Kennedy in 1961 bij zijn aantreden van voorganger Eisenhower in de schoot geworpen krijgt. Uit die boedel kwam ook het debacle bij de Varkensbaai voort. Het gevolg is bekend, Kennedy ontslaat CIA-directeur Allen Dulles. Die hem dat nooit zou vergeven.

Des te opmerkelijker is het even later diens naam te zien opduiken in de onderzoekscommissie naar de moord op JFK. Ganser, die zich onder de auteurs schaart die de gebeurtenissen op 22 november 1963 in Dallas aan een complot toeschrijven, besteedt een heel hoofdstuk aan de aanslag en de nasleep daarvan. Nieuwe inzichten hoeft de lezer niet te verwachten. Net zoals de auteurs waarop Ganser zich beroept – David Talbot en de onvermijdelijke Jim Garrison – lost deze auteur de moord niet op. Wel gaan weer veel vingers richting Dulles, die de opdracht tot de moord zou hebben gegeven. Dulles had een motief – hij haatte Kennedy – als CIA-directeur had hij de middelen om het uit te voeren en als lid van de Warren-Commissie had hij de mogelijkheid de zaak in de doofpot te stoppen.

Charles Cabell
Charles Cabell
Een belangrijke rol in het complot was weggelegd voor generaal Charles Cabell, Dulles’ plaatsvervanger en verantwoordelijk voor de Varkensbaai-operatie. Toen deze dreigde te mislukken weigerde Kennedy op het moment suprême de op vliegdekschepen klaarstaande bommenwerpers te laten opstijgen, waardoor luchtsteun uitbleef en hij ook mislukte.

Evenals Dulles kreeg Cabell ontslag. Laatste radertje in dit complot: Charles Cabells broer was Earle Cabell, burgemeester van Dallas, de stad waar op het laatste moment het presidentiële konvooi was omgeleid van de oorspronkelijke route naar Elmstreet. Daar moest de limousine vertragen om een scherpe bocht te maken, de plaats waar de schoten doel troffen. Dit alles was de Commissie Warren niet opgevallen. Garrison, die er Dulles over wilde ondervragen, kreeg daar van hogerhand geen toestemming voor.

De aanslag op Kennedy had directe gevolgen voor het Amerikaanse buitenlandbeleid. President Johnson draaide Kennedy’s besluit tot terugtrekking van de militaire adviseurs terug. Hij stuurde nieuwe. Binnenlandse weerstand tegen uitbreiding van de oorlog overkwam hij door het Tonkin-incident, de geënsceneerde Noord-Vietnamese beschieting van een Amerikaans oorlogsschip in 1964. De pers nam Johnsons leugens gretig over, het Congres slikte het – een enkeling daargelaten – voor zoete koek, met het bekende gevolg: de VS waren tot aan de smadelijke nederlaag in 1975 in een nieuwe miljarden-verslindende overzeese oorlog verwikkeld. Dit alles was niet mogelijk geweest onder Kennedy, omdat hij détente met de Sovjet-Unie nastreefde en uitbreiding van de Vietnamoorlog in de weg stond, aldus Ganser.

Tandeloze tijger

Wie denkt dat de VS daarna zijn lesje heeft geleerd, zijn neus niet meer in zelf gecreëerde buitenlandse wespennesten te steken: niet. Na Vietnam moesten Iran-Contra (het steunen van het regime van Saddam Hoessein en tegelijk wapens leveren aan Iran) en de oorlogen tegen Irak en Afghanistan nog komen. Om de oorlogen tegen deze twee landen te rechtvaardigen was (opnieuw) een Pearl Harbor-achtige gebeurtenis nodig. Die kwam op 11 september 2001 (Ganser verwerpt, weinig verrassend, de officiële lezing). En leugens, over massavernietigingswapens in Irak. Die waren er niet, zoals later bleek toen het kwaad was geschied. Ook hier weer waren de media onvoldoende kritisch toen de regering ten oorlog wilde trekken, maar stond CNN wel klaar om de beelden van de eerste op Bagdad vallende bommen live uit te kunnen zenden.

Men kan op detailniveau zeker kritiek hebben op bepaalde door Ganser gestelde feiten en de daaraan gekoppelde conclusies. Hem tunnelvisie verwijten. Of hem complot-denken voor de voeten werpen, sinds de jaren vijftig een beproefde door de CIA in het leven geroepen methode om onwelgevallige geluiden af te serveren. Toch overtuigt het door Ganser aangetoonde patroon, de analyse van een niets ontziend imperium waarin alles draait om winstmaximalisatie ten behoeve van een machtselite. Oorlog is daar het middel toe. Daaraan doen, wat mij betreft, de wat kwezelig overkomende en telkens terugkerende opmerkingen over ‘mensheidsfamilie’ en het opdragen van het boek aan de vredesbeweging – wat de vraag oproept of hier een historicus aan het woord is of een activist – niet aan af. Het een hoeft het ander niet uit te sluiten. Bovendien is de openlijke stellingname van een auteur te verkiezen boven de quasi-neutrale pose die bijvoorbeeld een Henry Kissinger pleegt aan te nemen in zijn ‘wetenschappelijke’ werk.

Imperium USA
Imperium USA
Dat een overheid, de Amerikaanse in dit geval, zelden te vertrouwen is en over lijken gaat als bepaalde belangen moeten worden veilig gesteld, is geen nieuws. Die overheid kon steevast rekenen op de media, in schoolboekjes naïef aangeprezen als vierde macht, in de praktijk functioneert zij als waakhond van de gevestigde belangen. Met dat inzicht, nieuw noch origineel, draaien we de grote tragedies van de twintigste eeuw niet terug. Het scherpt wel onze blik ten aanzien van de rol die de massamedia ook nu nog spelen in kwesties van oorlog en vrede. De verwevenheid van de grote mediaconglomeraten met de macht heeft van de journalistiek een tandeloze tijger gemaakt. Gansers verdienste is dat hij deze les toegankelijk voor een breed lezerspubliek voor het voetlicht brengt.

~ Stef Ketelaar

Boek: Imperium USA. Een wereldmacht zonder scrupules
Ook interessant: Henry Kissinger, de meest aanbeden man van Amerika

×