Voorheen, in een nog niet zolang verleden, telde Brussel een driehonderdtal fonteinen. In de loop der jaren dienden deze symbolen van stedelijke grandeur omwille van vaak de meest uiteenlopende redenen uit het stadsbeeld te verdwijnen of raakten ze gewoonweg in onbruik. De Minerva-fontein op de Brusselse Grote Zavel is zeker niet de grootste en ondanks het feit dat het merendeel van de toeristen er totaal geen aandacht voor heeft, is het ongetwijfeld die met de opmerkelijkste geschiedenis. Reden genoeg om één en ander onder de loep te nemen.
Een religieuze broederstrijd
Toen de Nederlandse protestantse stadhouder Willem III van Oranje-Nassau (1650-1702) zijn schoonvader, de rooms-katholieke Engelse vorst James II (1633-1701) van de troon stootte, barstte eind zeventiende eeuw een hevige strijd los. Heel wat edellieden vonden de afzetting van James II uit het huis Stuart onrechtmatig en namen in een verbond met Schotse Highlanders en Ierse medestanders de wapens op. In de daarop volgende jaren kwam het tussen beide partijen veelvuldig tot een gewapend treffen waarbij de Stuart’s-gezinden werden vervolgd. Veel aristocraten zochten dan ook hun heil op het Europese vasteland. Zo ook de graaf van Ailesbury en Elgin, Lord Thomas Bruce (1656-1741). Na zijn vlucht uit Engeland was het in Brussel dat hij asiel vond en er uiteindelijk tot aan zijn dood zou verblijven.
Lord Bruce’s legaat
Uit erkentelijkheid voor de vele jaren van gastvrijheid die hij in Brussel had genoten, bepaalde Bruce bij testament om aan de stad een fontein te schenken. Het kunstwerk werd gemaakt door de Brusselse beeldhouwer Jacques Bergé (1693-1756). De in wit Italiaans marmer uitgevoerde fontein stelt een zittende godin Minerva voor met een portretmedaillon van keizerin Maria-Theresia (1717-1780) en haar gemaal Frans van Lotharingen (1708-1765).
Twee genieën flankeren de godin. De ene blaast op een klaroen, de andere leunt op een urne waaruit water stroomt. Een derde houdt een lans vast naast het attribuut van Minerva, een aegis1, versierd met een Medusahoofd. Op de voorkant van de sokkel prijkt het wapenschild van Thomas Bruce samen met zijn devies “fuimus” (wij waren). De wapenspreuk herinnert aan het feit dat Bruce’s voorouders in de veertiende eeuw koning van Schotland waren.
Aan beide zijden van het voetstuk zijn opschriften gegraveerd respectievelijk verwijzend naar de laatste wilsbeschikking 2 van Thomas Bruce en naar zijn erfgenaam Jean Bruce die het testament liet uitvoeren3. Beide inscripties zijn het werk van Roderik van Keulen, raadsman en vertrouweling van Karel van Lotharingen (1712-1780), die toen als landvoogd optrad van de Zuidelijke Nederlanden.
Toen einde achttiende eeuw de sociale onrust toenam en de adel onder vuur kwam te liggen, werden de beelden die de fontein sierden uit veiligheid tijdelijk verwijderd. De opschriften en het wapenschild op de sokkel werden met een pleisterlaag aan het oog onttrokken. Toen de gemoederen waren bedaard, werd de fontein in haar oorspronkelijke glorie hersteld en vormt tot op heden zo een blijvend aandenken aan deze Engelse Lord en banneling.
Boek: Brussel, geschiedenis van een Brabantse stad
1 – In de Griekse mythologie is een aegis het schild van de oppergod Zeus waarmee hij donder en bliksem kon oproepen om zo zijn tegenstanders af te schrikken. Op de aegis staat het hoofd van Medusa, één van de Gorgonen, een monsterwezen met vleugels, slangenharen en ijzeren klauwen. In latere verhalen werd ook Pallas Athena, dochter van Zeus en haar Romeinse evenknie Minerva vaak met een aegis als attribuut afgebeeld.
2 – De tekst van het eerste opschrift luidt: “Thomas Bruce Comes Aleisb m. Brit par Hospitio apud Bruxellas xl annis Usus jugundo et salubri, De sud poni testamento jussit Anno MDCCXL”
3 – De tweede inscriptie luidt als volgt: “Undecim vero post annis Pace unique terrarum firmata Joannes Bruce haeres erige curavit, Francisco Lotharingo Rom. Imperium Et Maria Theresia Caroli VI filia Regna paterna fortiter vindicata Feliciter et gloriose tenentibus Carolo Lothar Belgii gubernatore”