Door de val van de Muur in 1989, nu 25 jaar geleden, werd het bereikbare Europese vakantiegebied aanzienlijk uitgebreid. Het hele Oostblok lag opeens onder handbereik voor een ontdekkingsreis. Tot dan toe waren de meeste Oost-Europese landen moeizaam bereikbaar via sluizen in het IJzeren Gordijn, met een visum, strenge douanebeambten, onwelkome beroepsgroepen, allerlei valutabepalingen en deels ontoegankelijke gebieden om militaire of onduidelijke redenen.
Dat het Oostblok niet met zich liet spotten maakte een bezoekje aan Berlijn wel duidelijk, waar de Muur op bezoekers een onweerstaanbare aantrekkingskracht uitoefende. Daar kon op plateau’s een blik op de Antifascistische Schutzwall worden geslagen, met scherp bewaakt door sombere Vopo’s, die met hun verrekijkers ongegeneerd terugkeken. Een uitstapje via Checkpoint Charlie of Bahnhof Friedrichstrasse, met de verplichte geldwissel van 10 DM voor 10 Ostmark, maakte duidelijk dat Berlin – Hauptstadt der DDR echt in een ander land lag.
De verschillen tussen Oost- en West-Europa zijn snel aan het verdwijnen, al is het de vraag of de Russische president Vladimir Poetin daar door zijn destabilisatiepolitiek van nu Oekraïne en straks wellicht andere voormalige Oostbloklanden een eind aan maakt. Als Poetin besluit de grote groepen Russen te ‘beschermen’ die zich ooit via de russificatiepolitiek van de Sovjet-Unie in de ‘satellietstaten’ vestigden, is er binnenkort van vreedzame co-existentie binnen Europa geen sprake meer.
Sporen communistisch verleden
De voormalige Oostbloklanden kunnen zich intussen in een groeiende belangstelling verheugen. Voor wie zich op een bezoek wil voorbereiden is een keur aan reisgidsen beschikbaar waarin de vanzelfsprekende bezienswaardigheden, die in een zeer ruime mate beschikbaar zijn, worden aanbevolen. Daarin ontbreken echter meestal sporen naar het communistische verleden die vaak net zo curieus zijn en soms ook dreigen te verdwijnen, zoals meestal al is gebeurd met de ontelbare standbeelden van Lenin, die vroeger in iedere plaats die zichzelf respecteerde te vinden waren.
Daarom is er nu Het Oostblokboek – Een reis langs sporen van het communistische verleden. Het is praktisch uitgesloten om alle gememoreerde bezienswaardigheden te bezoeken; het zijn er veel, in een immens groot gebied. Het is dan ook geen klassieke reisgids, maar een praktisch boek over de tastbare overblijfselen van het communisme in Oost-Europa. In dit verhaal wordt slechts een beperkte – willekeurige en zeer onvolledige – selectie vermeld. Het boek is heel goed bruikbaar náást de platgetreden toeristische paden of anders alleen maar om kennis te nemen van opzienbarende gedenkwaardigheden uit de tijd dat ‘die Partei immer recht’ had. Onvermijdelijk ontstaat dan het verlangen ze toch met eigen ogen te aanschouwen.
Lege plekken
Parken en pleinen in heel Oost-Europa vertonen lege plekken op plaatsen waar vroeger socialistische helden werden geëerd. Voor een negen meter hoog beeld van Lenin, dat tussen 1971 en 1991 in de Oost-Duitse stad Merseburg stond, hoef je niet verder dan Nieuweschans; ooit een vuurrode gemeente, maar nu heeft het beeld zonder ideologische bedoelingen een plaats gevonden bij het kuuroord.
Soms zijn de verdwenen objecten verzameld in ‘beeldenparken’. In Stalin World (Grutas Park), in het uiterste zuiden van Litouwen, klinken de hele dag Sovjethymnes uit de luidsprekers. In een mooi aangelegd park staat, temidden van Lenins en andere Sovjet-helden in alle soorten en maten, ook een beeld van Feliks Dzjerzjinski, uit Vilnius, leider van de beruchte geheime dienst Tsjeka, die verantwoordelijk wordt gehouden voor de dood van 140.000 mensen. Het is onduidelijk of dit het beeld is dat in 1991, voor de Loebjanka-gevangenis in Moskou, van zijn sokkel werd getrokken. De Dzjerzjinksi in het park is in elk geval ‘ontdaan van zijn angstaanjagende autoriteit’. Elders klauteren kinderen in een beeld van Stalin en spelen met zijn levensgrote snor.
In het Museum voor Socialistische Kunst in de Bulgaarse hoofdstad Sofia is naast Lenin en Marx ook ruimte voor noeste plattelandsvrouwen, kolchhozenarbeiders, soldaten van het Rode Leger en de ster die na de val van het communistische regiem van het dak van het partijgebouw werd getakeld. Ook Hongarije heeft dergelijke beelden verzameld, in het Memento Park, in een uithoek van de hoofdstad Boedapest.
Het grootste Stalinmonument van het hele Oostblok, vijftien meter hoog, acht figuren met voorop de grote leider, stond tussen 1955 en 1962 in Praag; in de volksmond ‘in de rij voor de slagerij’. Het Oostblokboek meldt dat de beeldhouwer, Otakar Svec, enkele weken voor de officiële onthulling zelfmoord had gepleegd.
“Volgens de overlevering zou de paniek bij hem hebben toegeslagen toen een taxichauffeur, die geen idee had wie zijn passagier was, hem met smaak begon te vertellen dat een afgebeelde boerin haar hand wel heel dicht in de buurt van het kruis van een van de mannelijke figuren hield.”
Niet lang daarna werden ook de wandaden van Stalin wereldkundig gemaakt en besloot Praag dat het beeld weer moest verdwijnen. In 1962 kwam er dynamiet aan te pas en bleven puinhopen over die als afwerkplaats voor straatprostituees gingen dienen. Nu staat er een reusachtige metronoom ‘die moest symboliseren dat de geschiedenis, die onder de communisten wel stil leek te staan, weer in beweging was gekomen’.
Homo Sovieticus
De samenstellers van Het Oostblokboek, Hellen Kooijman en Guido van Eijck, beperkten zich tot de tien ‘bereisbare’ Oostbloklanden, dus wel Wit-Rusland of Oekraïne maar geen Kazachstan of Azerbeidzjan die ook in Europa liggen – in Azerbeidzjan worden in juni de eerste Europese Spelen gehouden.
In een beschouwing over ‘Het Rijk van de Homo Sovieticus’, waarin ze de Oostbloklanden proberen te definiëren, halen ze Sergej Gogin aan, een journalist uit Oeljanovsk (vernoemd naar Lenin), die in 2013 schreef:
“Voor de een is de USSR een poging om de hemel op aarde te vestigen, een bastion van de vriendschap der volkeren, de elektrificatie van het land, de collectivisatie van de landbouw en de industrialisatie, de waterkrachtcentrales in de Dnjepr en in de industriestad Magnitogorsk, de overwinning op het fascisme en de verovering van de ruimte. Voor de ander is de geschiedenis van de USSR de vernietiging van de boerenstand, de hongersnood in Oekraïne, persoonlijkheidscultus, onderdrukking en goelag, het IJzeren Gordijn, privileges van partijleden, rijen voor de winkels en totale tekorten, met als resultaat de ondergang van het land.”
Ze constateren dat intussen een generatie is opgegroeid die de Sovjet-Unie alleen uit geschiedenisboeken kent. Toen de Sovjet-Unie nog bestond kon niemand zich voorstellen dat deze ooit nog zou verdwijnen. In 1985 kwam Michael Gorbatsjov aan het bewind als partijleider. Zijn beleid van maatschappelijke perestrojka (hervorming), politieke glasnost (openheid) en Nieuw Denken in de buitenlandse politiek bleek dodelijk voor de eenheid en de slagkracht van de Sovjet-Unie. Binnen enkele jaren kregen alle vijftien Sovjetrepublieken hun onafhankelijkheid.
De communistische curiositeiten zijn beschreven door zestien medewerkers: correspondenten, historici en publicisten die zich deskundige kunnen noemen en dat bewijzen door veel onverwachte details aan te dragen. Ze worden aangevuld door een tiental fotografen en nog een reeks medewerkers. Samen maakten ze Het Oostblokboek tot een verrassend feitenboek, waar op elke pagina een andere bezienswaardigheid wordt besproken. Klein, maar niet onbelangrijk detail: ook de ‘bereikbaarheid’ wordt met sterren aangegeven; om sommige objecten te kunnen vinden is beslist doorzettingsvermogen noodzakelijk. De website van Het Oostblokboek wordt met regelmaat aangevuld met nieuwe artikelen.
Curieuze overblijfselen
Het is een heel curieus boek geworden, vol verrassingen. Op het plein voor de Loebjanka-gevangenis, waar Dzjerzjinski verdween (zie boven), staat nu een eenvoudig monument met een steen, afkomstig van een gevangeneneiland in de Witte Zee, waarmee de Moskovieten worden herdacht die op het hoogtepunt van de Stalin-terreur, in de jaren 1937-38, werden vermoord. Het is een van de weinige monumenten die herinneren aan de politieke repressie voor de Tweede Wereldoorlog. Elk jaar verzamelen zich er honderden mensen en worden de namen voorgelezen van de rond 30.000 slachtoffers. Of de herdenking een traditie wordt is de vraag. Memorial, de historische en burgerrechtenorganisatie die de Stalin-tereur onderzoekt, staat steeds meer bloot aan repressie.
Regelmatige lezers van Historiek hebben al enkele bijdragen van medewerkers aan het boek kunnen lezen. Over het monument in de Bulgaarse hoofdstad Sofia, dat al snel “Sedmoaglen petochoej” werd genoemd, wat zoiets betekent als ‘zevenhoekige penis met vijf eikels’. De Polen blijken hun eigen Asterix en Obelix te hebben; stripfiguren als Slavische krijgers die in de Middeleeuwen de ridders van de Duitse Orde uit de dertiende eeuw bestreden. Een ander verhaal maakte duidelijk dat ook de vrijwel uitgestorven wolven blij waren met de val van het communisme. Nu rukt de wildernis op en worden ze in steeds meer gebieden in Polen waargenomen; af en toe kost dat een schaap het leven. De wildernis rukt op.
Een van de merkwaardigste monumenten bevindt zich bij de stad Siauliai in Litouwen. Dat is de ‘Kruisenheuvel’, met werkelijk ontelbare kruisen. Volgens de overlevering werden de eerste rond 1831 neergezet door familieleden van boeren die waren gesneuveld in de rebellie tegen het tsaristisch gezag. Ze werden onmiddellijk verwijderd, maar kwamen steeds weer terug, ook toen het wettig gezag veranderde in communisten, bezettende Duitsers en Sovjet-functionarissen. Boeren uit naburige kolchozen werden gedwongen de heuvel plat te walsen of de kruisen te verbranden. Pas onder Gorbatsjov werd het Sovjet-verzet beëindigd. Bij de onafhankelijkheid van Litouwen in 1991 stonden er 50.000 kruizen; intussen is iedereen de tel kwijt.
Holocaust
In het park Babi Jar in Kiev (Oekraïne) prijkt een imposante beeldengroep die dateert uit 1976, en die herinnert aan de slachtingen die door de nazi’s tegen de Sovjet-Unie werden uitgevoerd. Op een paar stenen wordt vermeld dat ‘hier meer dan honderdduizend burgers van de stad Kiev en krijgsgevangenen’ werden vermoord door de bezetter. Dat is vrij onvolledig. Wie wil weten wat in het ravijn van Babi Jar gebeurde zou het boek HhhH – Himmlers hersens heten Heydrich van Laurent Binet moeten lezen, dat gaat over de moordaanslag op nazi-leider Reinhard Heydrich in Praag, maar waarin ook de moord op honderdduizenden Joden van Babi Jar indringend wordt beschreven. Ze moesten afdalen in het ravijn, op de doden gaan liggen en kregen dan een nekschot. De lijken gingen stinken en trokken zoveel ongedierte aan dat de nazi’s besloten dat de Endlösung op een andere manier moest worden gerealiseerd. Toch besteedden de Sovjet-autoriteiten hier niet of nauwelijks aandacht aan de Holocaust.
“Ze verzwegen ook de verschrikkingen van Babi Jar, wellicht omdat er tevens Oekraïners betrokken waren bij de massamoorden, wat nog altijd moeilijk bespreekbaar is. Pas in 1966 verscheen het eerste bescheiden gedenkteken op de plaats van het bloedbad, mede dankzij de inspanningen van dichter Jevgeni Jevjoetsjenko, die in 1961 uit protest tegen het plan om een stadion op de plek neer te zetten een gedicht aan het gebied wijdde: ‘Er staat geen grafsteen op Babi Jar’. Componist Dmitri Sjostakovitsj gebruikte de tekst in zijn Dertiende symphony, tot woede van de Sovjet-autoriteiten. (…) Pas sinds 1991 worden de vermoorde Joden duidelijk herdacht.”
Nadat de opstand van de Joden in het getto van Warschau was neergeslagen werden de overlevenden weggevoerd en het getto vernietigd. Nu staan er ‘moderne’ flats. Aan het getto herinnert een Joods monument, dat vooral bekend werd door de knieval die de Duitse bondskanselier Willy Brandt er in 1970 maakte. Herinneringen aan het Joodse leven zijn in de buurt nauwelijks te vinden, afgezien van een herdenkingsgebouw voor de Umschlagplatz waar de deportatie begon. Het Oostblokboek onthult dat de granietblokken die voor het monument werden gebruikt in 1944 door de nazi’s in Zweden werd besteld, voor een Duits overwinningsmonument. Het gedenkteken voor de zes miljoen vermoorde Joden werd in april 1948 onthuld.
Stalinterreur
Een voorbeeld van een onvindbaar en daarna onbegrijpelijk monument is te vinden bij het dorp Bykovnja in Oekraine, 12 kilometer van Kiev, bij de bushalte Memorial. Langs de weg een staand mannenfiguur, met het kale hoofd lijdzaam gebogen. Op de witte stenen alleen maar een jaartal: 1937. Meer niet.
‘Het jaartal behoeft voor de meeste Oekraïnes geen verklaring’, stelt Het Oostblokboek vast. ‘Het was het hoogtepunt van de terreur die was ontketend door Sovjet-dictator Jozef Stalin. Langs de weg passeerden duizenden slachtoffers op weg naar een zekere dood. Een smalle zijweg voert het bos in, waar meer simpele herdenkingstekens zijn te vinden; soms een naambordje, een foto, bloemen, een icoontje, een kruis.
“Hier, misschien ook elders, zijn tallozen geëxecuteerd. Hun nabestaanden hebben nooit een plek gehad waar ze hun dierbaren konden bewenen. Hoeveel mensen hier in Bykivnja liggen zal wel nooit precies bekend worden. De [vroegere] oud-president Victor Joestjenko houdt het op 120.000 tot 130.000 mensen, onder wie Oekraïners, Russen, Joden en ook Poolse officieren.”
Doden die hier werden gevonden werden eerst toegeschreven aan de Duitse bezetters, maar eind jaren tachtig werd onomstotelijk vastgesteld dat ze al van voor de oorlog dateerden. In 2001 bracht paus Johannes Paulus II een bezoek aan de massagraven; sinds 2006 vormen ze een nationaal monument.
Stalin viel in ongenade na de ‘geheime rede’ van Chroestsjov in 1956. Toen verdwenen ook de meeste afbeeldingen en gedenktekens die aan hem waren gewijd uit het straatbeeld. Ook de tekst in de Moskouse metro, die leerde:
“Stalin heeft ons grootgebracht. Hij heeft ons geïnspireerd tot trouw aan het volk, tot arbeid en tot heldendaden.”
In 2009 was die tekst opeens weer terug, tot afgrijzen van mensenrechtenorganisaties die woedend waren over het ‘eerherstel’ van de dictator. De Moskouse metro haalde zijn schouders erover op. De opdracht was geweest het station in oude luister te herstellen. Dat niet ook het oude beeld van Stalin teruggeplaatst was liet zich gemakkelijk verklaren: ‘kwijtgeraakt’.
Transnistrie
Het boek besteedt ook aandacht aan Moldavië, met het museum op de plaats waar Lenin in 1901/02 zijn revolutionaire krant Iskra (Vonk) liet drukken, een aantal opzienbarende gebouwen en het Museum ter Ere van de Tram- en Trolleymedewerkers. Twee pagina’s worden gewijd aan Transnistrië; het oostelijk gedeelte dat sinds 1992 door Russische troepen bezet wordt gehouden. Toen de Sovjet-republiek Moldavië onafhankelijkheid kreeg, het Cyrillische schrift werd afgeschaft en zelfs hardop werd gesproken over aansluiting bij Roemenië, sprak dat de Russischtalige bevolking van Transnistrië nauwelijks aan. Toen ook nog conflicten uitbraken met Moldavische veiligheidstroepen greep Moskou in. Dat had zijn Veertiende Leger nog in Tiraspol gestationeerd. In de zomer van 1992 kwam het tot gevechten, die door het Rode Leger werden gewonnen. Sindsdien heeft Transnistrië zich afgescheiden. De regering stuurde na de annexatie van de Krim in 2014 nog een brief naar het Kremlin met de vraag ook hun gebied in te lijven.
In Transnistrië geldt nog de ‘goede oude tijd’. Er staan nog tientallen Lenin-beelden, het parlement heet de Opperste Sovjet, de geheime dienst zelfs KGB. Veel geëxposeerd wapentuig langs de weg, in steden en dorpen, dateert van de Grote Vaderlandse Oorlog. Oppositiepartijen worden onderdrukt en de economie draait op wapentuig dat wordt vervaardigd in de voormalige Sovjet-wapenfabrieken. Volgens Het Oostblokboek, krijgen ook handelaren in drugs en mensen er alle ruimte.
Nostalgie
Volgens samenstellers Kooijman en Van Eijck heerst er onder Russen een omvangrijke nostalgie naar het Sovjetverleden, heimwee naar de maatschappelijke en sociaal-economische zekerheid en de ongekende machtspositie in de wereld. Volgens hen kalft het heimwee naar het roemruchte verleden binnen de nieuwe generaties echter duidelijk af. De nieuwssite Jezjednevny Zjoernoi (Dagelijkse krant) noemde in 2011 de Sovjetnostalgie het algemeen heimwee van ouderen naar hun eigen jeugd, toen het gras groener was en de erecties harder.
Maar dat was vier jaar geleden. De aanhoudende propaganda op de Russische radio en tv sinds de annexatie van de Krim, die duidelijk maakt dat het Westen niets begrijpt van de goede bedoelingen van Vladimir Poetin, heeft de populariteit van de Russische leider intussen tot torenhoogte opgedreven. Het boek maakt het begrijpelijk waarom veel voormalige Oostbloklanden ten koste van ongeveer alles willen voorkomen dat ze opnieuw onder een Sovjet-achtig regiem vallen.
Boek: Het Oostblokboek – Een reis langs de sporen van het communistische verleden